Jazmina Barrera, Vuurtorenberichten, bij De Revisor

Deze week gelezen: Jazmina Barrera

Jazmina Barrera: de redacteur las het tweede, frisse essayboek van een Mexicaanse schrijfster over vuurtorens en verzamelingen en literatuur – en probeert vergelijkingen uit.

*

Daan Stoffelsen: Jazmina Barrera, Vuurtorenberichten

Heeft vergelijken zin? Het fantastische Words Without Borders stelde die vraag: ‘”Brazil’s Virginia Woolf.” “Sebaldian.” An heir to Flaubert, Stendhal, Sterne… Comps—or comparative titles/authors—are ubiquitous in publishing, particularly when it comes to international literature.’ Maar verhullen ze niet meer dan ze verduidelijken? Goede vraag, al denk ik dat zolang je een debutant niet vergelijkt met Borges, Cervantes, Kafka en Woolf, het doorgaans wel helpt. En als je uitlegt waar de overeenkomsten in zitten: hoe is Jazmina Barrera’s Vuurtorenberichten (vertaald door Joep Harmsen en Merijn Verhulst) te vergelijken met boeken van Valeria Luiselli, Arjen van Veelen en Charlotte Van den Broeck?

Uiteindelijk is zo’n vergelijking voor mij een manier om grip te krijgen op wat ik aantrekkelijk vind in een boek of een schrijverschap, wat werkt, en hoe dat anders werkt dan bij andere boeken of schrijvers. De Luiselli-associatie komt door afkomst (Mexico, New York) en uitgeverij (Karaat), het onbevangen persoonlijk-essayistische, het onthecht kosmopolitische, het verhalende naast het onderzoekende. Ook Barrera haalt Walter Benjamin aan, ook Barrera reist rond, in dit geval voor haar eigen interesse: vuurtorens. Dus schrijft ze ook over Alexandrië (die ‘zou voor altijd de stad blijven van de vuurtoren, die als een enorm spook in de geschiedenisboeken werd opgenomen’), net als Arjen van Veelen, met zijn obelisken-obsessie (en Irene Vallejo, vanzelfsprekend, maar dan met focus op de beroemde bibliotheek).

Ze leest Virginia Woolf en Walter Scott, ze zoekt vuurtorens op en denkt na over deze eigenaardige verzameling en het concept verzamelen:

‘Dat is de paradox van verzamelingen: ze leiden de aandacht af van het gebruik van dingen en verleggen die naar het voorwerp zelf, precies zoals in de poëzie de nadruk ligt op de taal zelf en niet meer op zijn doel van het overbrengen van een boodschap, of zoals bij ready-mades: wanneer een uit zijn context gehaald voorwerp niet langer een urinoir is maar iets heel anders wordt — zij het dat je een vuurtoren niet uit zijn context kunt halen. In ieder geval niet helemaal, want de middeleeuwse Engelsen bouwden Romeinse vuurtorens om tot kerk- en kasteeltorens. Maar op het moment dat ze verwijderd werden van de zee, waren ze al geen vuurtorens meer.’

Dit is zo’n fijn onbegrensde redenering: we verlaten de gevaarlijke landtong kortstondig voor de poëzie en de moderne kunst, en daarmee wordt de vuurtoren zelf kunst, en meteen daarna weer oude geschiedenis. Knap gedaan. Vanzelfsprekend komen de schrikbreukelingen en de waanzinnige vuurtorenwachters aan bod, de verschillende bouwvormen (en ook lichtschepen, zoals bij Mathijs Deen), de dood en de eenzaamheid. Er zit dan ook iets melanchisch in dit boek, iets morbides: zoals Charlotte Van den Broeck obscure gebouwen van suïcidale architecten opzoekt, zo zoekt Barrera monumenten van redding en zelfvernietiging op.

Meer dan Luiselli, Van Veelen en Van der Broeck heeft Barrera sociale contacten tijdens haar zoektocht – vriendinnen, familie, reizigers – maar die mensen blijven wat schematisch, de vuurtorens worden interessanter. Ze is openhartig over zichzelf, maar komt het meest tot leven in het laatste, Spaanse deel van het boek, dat ze als een reisdagboek heeft opgeschreven. Daarin schrijft ze ook over medereizigers en een dode vuurvlieg en de verslagen van Walter Scott. Heel geestig reflecteert ze hier ook op de vorm van haar schrijven:

‘29 juni

Het valt me op dat ik over Scott in de tegenwoordige tijd praat en over mijn reis in de verleden tijd. Voor mijn gevoel is wat Scott zoveel jaren geleden is overkomen meer in het heden dan wat ik zelf meemaak. Voor mijn gevoel zijn de ervaringen van anderen op papier heel vaak veel dichterbij dan wat ik in levenden lijve heb ervaren. Bijvoorbeeld wanneer hij het heeft over dode walvissen. Scott ziet honderden dode walvissen op het strand liggen. Honderden door walvisvaarders achtervolgde en vermoorde walvissen, die daar nu liggen als een massaal gestrande, onverslaanbaar geachte oorlogsvloot. Ik kan ze zien, ik zie ze beter en nog gedetailleerder dan de vissen die ik de afgelopen dagen in de zee heb gezien.’

Dat tijdsgebruik viel mij ook al op, en de reflectie op haar lezer- en schrijverschap is aanstekelijk. En dan die oorlogsvloot! Kijk, je kunt vergelijken wat je wil, maar uiteindelijk gaat erom dat een schrijver zichzelf is, en dat een boek vermaakt en intrigeert en je blik verandert – tot het zelf een referentie wordt bij de volgende stappen in je leesgeschiedenis. Dat doet Vuurtorenberichten.

Uitgeverij Karaat gaf Vuurtorenberichten uit.