Deze week gelezen (4)

Lezen leidt tot schrijven leidt tot lezen. Dus wat leest de redactie van de Revisor? Deze week lazen wij Heinrich Böll, Yvonne Scholten, Maggie Nelson en Gilles van der Loo.

Jan van Mersbergen: Heinrich Böll, Eng is de poort

Bij Nobelprijswinnaars verwacht je grootse zinnen, meeslepende verhalen, ware literatuur. Böll laat zien dat een klein verhaal met kleine karakters en met eenvoudige zinnen voldoende kan zijn. Hij begint hoofdstuk 8 met: ‘De cake was goed gelukt.’ Een prima zin. Handeling en sfeer zijn duidelijk, en iedere lezer weet meteen dat we gaan inzoomen op het leven van deze vertelster, die naast haar man opereert die ook verteller is. De vertaling is van 1968 en het Nederlands past in die tijd. Vandaar ook de Bijbelse vertaaltitel. De oorspronkelijke titel is Und sagte kein einziges Wort. Dat is sterker, beeldender en heeft meer spanning. De man en de vrouw zijn getrouwd maar leven apart van elkaar in het na-oorlogse Duitsland dat veel problemen kent, die allemaal aan de orde komen in een huiselijke sfeer: hoe deze twee wonen, werken, leven. Dat maakt deze roman klein en tegelijk universeel, want het is heel moeilijk je voor te stellen hoe het leven in die tijd en in dat land was, maar als je dit leest blijkt het leven van toen niet zo veel te verschillen van het leven nu, en dat is de kracht die Böll vanuit zijn proza spreken.

Eng is de poort is uitgegeven bij achtereenvolgens Allert de Lange, Contact en Bert Bakker. Bij Boekwinkeltjes.nl zijn verschillende edities te vinden.

Marjolijn van Heemstra: Yvonne Scholten, Fanny Schoonheyt. Een Nederlands meisje strijdt in de Spaanse burgeroorlog

Het wordt mij nooit helemaal duidelijk volgens welk principe boeken worden uitgestald op de lage tafels in de hal van de OBA. Een allegaartje van nieuwe en oude dingen, fictie en non-fictie, jeugd- en volwassen literatuur. Nu lag daar plotseling Fanny Schoonheyt tussen, een boek uit 2011, dat mijn aandacht trok vanwege de lange ondertitel: Een Nederlands meisje strijdt in de Spaanse burgeroorlog. Sinds ik George Orwells prachtige Hommage to Catalonia las, ben ik gefascineerd door die idiote oorlog, dus nam ik Fanny Schoonheyt mee.

In het boek onderzoekt journaliste Yvonne Scholten de vergeten geschiedenis van een Rotterdams meisje dat het aan het Spaanse front schopte tot ‘koningin van de mitrailleur’. Het is voorlopig (ik ben nu op tweederde) journalistiek in de strikte zin: veel feiten en weinig persoonlijke bespiegelingen van de schrijfster. Dat laatste had ik graag iets meer gezien, maar het is al met al fijn om te lezen, helder van taal en structuur. Fanny zelf blijft voorlopig nog een mysterie, maar zoals wel vaker in zo’n zoektocht is het de ‘bijvangst’ die het interessantst is. Verhalen van mensen die haar gekend hebben en terugblikken op die tijd; het residu van brieven, artikelen, foto’s en anekdotes dat de schrijfster rondom deze geschiedenis ophaalt.

Fanny Schoonheyt verscheen bij uitgeverij Meulenhoff en is, zeer lovenswaardig bij zo’n relatief oud boek, nog steeds te koop. Er staat een fragment (PDF) uit op hun site.

Daan Stoffelsen: Maggie Nelson, The Argonauts

Nog een stuk over bevallingen? Na alles wat ik voor de Revisor er al over schreef stuitte ik op de indrukwekkende novelle van Pamela Ehrens, Eleven Hours (die elf uur is dan de duur van een bevalling, in dit geval, inclusief de botsing tussen claimcultuur, medicalisering, traditional birth assistance, geboorteplannen – en eenzaamheid, natuurlijk eenzaamheid), en bedacht ik me dat er nog meer over te schrijven viel, persoonlijker, maatschappelijker én over literatuur. En toen vertelde collega Marjolijn aan Trouw dat ze Maggie Nelsons The Argonauts ging lezen, juist omdat het ook over zwangerschap en bevalling gaat. Ik hoorde het gonzen rond dit boek, schrijvers van ‘onze’ generatie (Nina PolakNiña Weijers, Miriam Rasch) hebben het gelezen.

Marjolijn nog niet, en ik begon met aarzeling. Nelson spreekt vanuit een achtergrond – de homoseksuele/LTGB-gemeenschap – en met achtergrondkennis – feministische en genderstudies, filosofie, cultuurwetenschap – die ver van me af staat. Het gaat over Judith Butler, over heteronormativiteit, over de worsteling met de seksuele identiteit en oriëntatie van de genderfluïde vader van haar kind. Bent u daar nog? Ik weet niet of ik het half begrijp. Maar het gaat ook over de liefde, en als Nelson citeert, dan citeert ze raak:

‘Barthes describes how the subject who utters the phrase “I love you” is like “the Argonaut renewing his ship during its voyage without changing its name.” Just as the Argo’s parts may be replaced over time but the boat is still called the Argo, whenever the lover utters the phrase “I love you,” its meaning must be renewed by each use, as “the very task of love and of language is to give to one and the same phrase inflections which will be forever new.” I thought the passage was romantic. You read it as a possible retraction. In retrospect, I guess it was both.’

De metafoor van de Argo blijft ijzersterk, ook in deze variant, juist in deze variant, juist ook met deze twijfel.

En ze schrijft dit: ‘Is there something inherently queer about pregnancy itself, insofar as it profoundly alters one’s “normal” state, and occassions a radical intimacy with – and radical alienation from – one’s body? How can an experience so profoundly strange and wild and transformative also symbolize or enact the ultimate conformity?’ Dat zijn interessante en belangrijke vragen. Ze stelt ze continu: wat is identiteit, hoe ben je jezelf, met wie, lichamelijk en geestelijk? Volgens mijn e-reader heb ik nog 10% te gaan – en de bevallingsscène moet nog komen. Dat essay komt er.

The Argonauts verscheen bij Melville House. Er verschijnt een Nederlandse vertaling bij Atlas Contact, komende maand, door Nicolette Hoekmeijer. Lees hier en hier fragmenten uit de Engelse editie. Pamela Ehrens’ boek verscheen bij Tin House Books, hier een fragment, en hier een essay over waarom er niet over bevallingen wordt geschreven. (Onzin, heb ik al wel eens betoogd, maar goed, een heel boek lang, dat doet niemand haar na.)

Thomas Heerma van Voss: Gilles van der Loo, Het jasje van Luis Martín

Een Nederlandse roman waar ik al een poos naar uitkijk is de nieuwe Gilles van der Loo, Het jasje van Luis Martín. Volgens mij verschijnt de roman pas volgende maand, misschien nog later, maar ik heb het voorrecht als (late) meelezer te fungeren. Eerder verschenen van Van der Loo’s hand de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind, die ik beide met veel genoegen las; ik houd van Van der Loo’s scherpe observaties, zijn kalme toon, de sprekende scènes – en blijkbaar had ik dat waarderende oordeel ooit laten blijken, en dacht Van der Loo ook nog dat ik (als buitenstaander) iets zinnigs te zeggen zou hebben over zijn nieuwe werk, want hij vroeg me tot mijn verbazing dus of ik wilde meelezen.
Ik ben nu op drie kwart van Het jasje van Luis Martín en wat me bevalt is de afwisseling. Van tempo, van toon, van tijd, zelfs van perspectief. De hoofdlijn in de tegenwoordige tijd: Issa heeft een kind dat amper slaapt, die slaapproblemen drijven zijn ouders ook tot waanzin, maar dan begint Issa te vertellen over de titelheld, Luis Martín. Intussen duikt Luis Martín ook veelvuldig op in de gedachten van Issa, en schrijft hij deels onbewust zelfs over hem – niet de enige suggestie dat dit om een autobiografisch boek gaat, maar dat terzijde. Het heeft, zo wordt algauw duidelijk, alles te maken met het verleden: Issa heeft deze Luis Martín nooit ontmoet, maar kent hem via zijn inmiddels overleden beste vriend, Gijs.
Verhaallijn 2, de verleden tijd: in Amsterdam ontwikkelde zich, rond het jaar 2000, een hechte vriendschap tussen Issa en deze wat ondoorgrondelijke (maar innemende) Gijs, die dan nog bruist van het leven, en vanzelfsprekend niet eens vermoedt dat hij op een dag uit het niets zal overlijden. Prachtige scènes zitten daar tussen, waarin hun werk in de Amsterdamse horeca met veel gevoel voor geur en smaak wordt beschreven. Nooit eerder waande ik me bij het lezen zozeer in Amsterdamse cafés, in De Pels, in Zeppos, noem het maar op. Knap gedaan, en de afwisseling tussen de tijden werkt sowieso goed – want naast de twee net genoemde verhaallijnen zin er ook nog losse hoofdstukken over die Luis Martín in de roman. Van die verhaallijn raken de scènes me het minste, maar ik sluit niet uit dat in het laatste gedeelte van deze strakke en met een aangename vaart vertelde roman het geheel en alle onderlinge verbanden nog duidelijk worden.

Volgens de laatste informatie verschijnt Het jasje van Luis Martin 1 november, bij Van Oorschot. Reserveren kan daar.