Deze week gelezen: Ouariachi, Leibovitz, Lehane

Jamal Ouariachi, Dennis Lehane, Leil Leibovitz: de redactie leest een dunnere biografie, volwaardige thrillerpersonages en een ontheemde Wilders-watcher.

*

Thomas Heerma van Voss: Liel Leibovitz, A Broken Hallelujah: Rock and Roll, Redemption, and the Life of Leonard Cohen

Het nadeel van roemruchte, decennia beslaande levens is dat de boeken die eraan gewijd worden vaak zo onuitnodigend dik zijn: ik wil graag meer weten over het leven van Johnny Cash, maar de veelgeprezen Cash-biografie The Life (2013, door Robert Hilburn) heb ik nooit gelezen. Het werk telt bijna zevenhonderd bladzijdes, en dat kan ik natuurlijk wel opbrengen, maar besteed ik de tijd die ik in zo’n boek stop niet liever aan het lezen van vijf romans, of van het volledige oeuvre van een auteur die ik hoog aansla? Wil ik zo veel details over Cash werkelijk weten, ben ik daarvoor wel toegewijd genoeg? Zelfs de biografieën over een van ‘s Nederlandse grootste auteurs ooit, W.F. Hermans, heb ik nooit gelezen: in totaal meer dan vijftienhonderd pagina’s, ben ik werkelijk zo in hem geïnteresseerd, in werkelijk iedere stap die hij zette?

” “

Diezelfde weerzin heeft me lang weerhouden om I’m Your Man te lezen, de door Sylvie Simmons geschreven biografie van Leonard Cohen: in 2012 al verschenen, dus toen Cohen nog leefde en zelfs nog twee van zijn betere albums moest maken, maar toch bijna zeshonderd pagina’s. Dat valt vast te verantwoorden, de biografie is over het algemeen bejubeld en Cohen heeft een wispelturige, veelomvattende levensloop gehad, dat was ook een van de redenen (met zijn sterke muziek natuurlijk) waarom ik zijn levensverhaal wilde lezen. Toch bleef ik de biografie maar terzijde schuiven: 600 bladzijdes, met nauwelijks wit en vol verwijzingen, ik wilde er de ruimte niet voor maken.

De oplossing kwam uit onverwachtse hoek: mijn vader gaf me afgelopen kerstmis A Broken Hallelujah, een behapbaar boekwerk over Leonard Cohen, geschreven door Liel Leibovitz. Leibovitz schrijft soepel, heel scenisch voor een journalist, en hij heeft daarnaast een fijne invalshoek gekozen: in tien vrij compact opgezette hoofdstukken zoomt hij in op een ander aspect van Cohens leven. Hij probeert niet alles te duiden of in een razend tempo Cohens oeuvre er doorheen te jagen, dit is geen samengeperste biografie, het is meer een inkijkje in tien delen van zijn leven, flarden waar de lezer zelf een verhaal omheen kan bedenken. En die flarden beschrijft hij uitmuntend – bijvoorbeeld hoe Cohen zich, in tijden waarin de Canadese literatuur amper vorm heeft gekregen en men zelfs in Canada vooral naar Amerikaanse letteren kijkt, afzet tegen die traditie en trots durft te zeggen dat hij een Joodse Canadees is. Of hoe hij zich, wanneer hij eindelijk enige reputatie opbouwt als dichter, terugtrekt in Griekenland om daar uren aaneen, zittend op terrasjes, op zijn typemachine te rammen.

Het sterkst is de naamloze prelude: met veel gevoel voor sfeer beschrijft Leibovitz een Brits muziekfestival in 1970, dat bedoeld is als de Engelse tegenhanger van Woodstock maar algauw op een fiasco uitloopt: men verwijt de organisatie geldbelustheid, optredens worden bruut verstoord, de politie heeft het niet meer in de macht, Jimmi Hendrixx wordt bekogeld met een Molotov-cocktail, The Doors speelt uit angst twee uur in het donker (wat een mooi beeld). Dan verschijnt Leonard Cohen op het podium, hij bereikt het publiek wel, wat met enig gevoel voor drama wordt opgetekend: ‘… Cohen was the same person he’d been all along. The six hundred thousand who heard him that night – they were the ones transformed.’ Leibovitz kreeg me zover dat ik dat soort zinnetjes eerder als plus- dan als minpunt zag, en deze verzameling sfeervolle delen uit Cohens levensloop zorgden ervoor dat ik met een aangename honger achterbleef, dat ik Cohens muziek meteen ging herluisteren – en die echte biografie laat ik nog steeds even roerloos liggen.

W.W. Norton gaf A Broken Hallelujah uit.

Jan van Mersbergen: Dennis Lehane, Mystic River

Sommige boeken zijn zo goed dat ik, wanneer ik ze lees, meteen alle andere boeken van de betreffende schrijver bestel. Dat was het geval bij Dennis Lehane. Ik las eerder al Verloren wereld en Nachtleven, allebei uitgegeven bij Ambo Anthos, over Joe Coughlin. De reeks over de inspecteurs Patrick Kenzie en Angela Gennaro wil ik nog lezen. Laatst zappte ik bij toeval langs de verfilming van Shutter Island, met Leonardo di Caprio in de hoofdrol, en nog voor het einde van de film haalde ik boven mijn vertaling van Mystic River uit het boekenkastje waar de boeken staan die ik in huis wil hebben, die in ieder geval niet naar de opslag mogen.

Ik had Mystic River eerder geprobeerd maar om een of andere reden kwam ik niet in het verhaal. Die drie jongens aan het begin, waarvan er eentje bij twee mannen in een auto stapt en na vier dagen terugkeert, veranderd, aangetast, zonder te weten wat er gebeurd is, dat pakte me destijds niet. Nu zag ik Leonardo di Caprio in Shutter Island verstrikt zitten in een spel over gekte en identiteit, en las ik in een ruk Mystic River. Blijkbaar is het soms nodig om net even de juiste modus te vinden voor een boek, zeker bij bepaalde thrillers.

De diepgang is bij thrillers niet het punt, die mist namelijk heel vaak. Het gaat in de eerste plaats om spanning en onderliggende lagen leiden af – dat merk ik ook aan reacties op mijn thriller: mooischrijverij en metaforen en uitdiepen van relaties houdt de spanning op. Er zijn zelfs lezers die verlangen naar lustmoorden. Lehane neemt een tussenpositie in. Hij zet in op spanning maar maakt ook volwaardige karakters en schrijft beter dan heel veel literaire romanschrijvers: duidelijk, puntig, krachtig.

Over de drie jongens, die vijfentwintig jaar later mannen zijn en heel uitlopende levens hebben gehad, zal ik weinig zeggen. Die karakters geven in ieder geval de mogelijkheid om een forse thriller op te bouwen, want ieder in hoofdstuk wordt een ander karakter gevolgd en de mannen hebben vrouwen, kinderen, werk, ieder zijn eigen omgeving, en ook die factoren komen aan bod, dus binnen de kortste keren heeft Lehane honderd pagina’s gevuld. Het gaat mij om de passages die net even het niveau van de doorsnee thriller overstijgen, zoals op pagina 113, wanneer het jongetje dat die paar dagen verdwenen was inmiddels een man is terugdenkt aan de dagen toen hij weer terug bij zijn moeder was en zijn moeder net deed of er niks gebeurd was. Ze glimlacht en vraagt de jongen of hij sinaasappelsap wil. Verder niks. Het hoofdstuk wordt afgesloten met:

‘Nu hij met pijn in zijn knokkels in de tuin stond, kon hij het ook horen. Old McDonald had a farm. En op die boerderij was alles okidoki. Je ploegde en zaaide en oogstte en alles was gewoon hartstikke geweldig. Iedereen kon goed met iedereen opschieten, zelfs de kippen en de koeien, en niemand had geheimen, want geheimen waren voor slechte mensen, mensen die hun eieren niet opaten, mensen die in auto’s stapten die naar appels rookten, auto’s met vreemde mannen, en die vier dagen verdwenen om dan weer thuis te komen en te merken dat iedereen die ze hadden gekend ook verdwenen was, vervangen door glimlachende evenbeelden die ongeveer alles wel wilden doen, behalve naar je luisteren. Zo ongeveer alles, behalve dat.’

Mystic River is ijzersterk. Shutter Island lag gister in de brievenbus.

Mystic River is door verschillende uitgeverijen uitgegeven, het recentst bij Ambo Anthos, maar momenteel niet in vertaling beschikbaar. Wel bij Boekwinkeltjes. Een Engelstalig fragment is te lezen bij USAToday.com.

Daan Stoffelsen: Als dit zo doorgaat

Twee weken geleden refereerde ik al aan Auke Hulsts initiatief Als dit zo doorgaat, een bundel van 24 dystopische verhalen, gedichten en non-fictie van een stel van de beste schrijvers van Nederland. Christiaan Weijts besprak de bundel in De Groene (deze maand gratis toegankelijk) als het antwoord op zijn eigen oproep tot ‘what-if’-romans en dystopieën (waarop ik eerder al een antwoord formuleerde). Hij brengt de bundel in de bredere context, signaleert voor mij nieuwe, wat oudere dystopieën, en merkt op: ‘Wat wel meteen in het oog springt: vrijwel alle bijdragen getuigen van een betrekkelijk veilige stellingname in het politieke spectrum. Engagement lijkt bij ons altijd links engagement te moeten zijn.’ Waarom geen bijdragen van Hafid Bouazza, Leon de Winter, Nausicaa Marbe, Pieter Waterdrinker, Theodor Holman, Arthur van Amerongen, Herman Brusselmans? Thomas Rosenboom?

Dat zou ook een poëticale keuze geweest kunnen zijn. Of misschien zijn ze gevraagd maar wilden of konden ze niet. (Zoiets vermoed ik ook bij de Vrij Nederland-jonge-schrijversspecial, ’35 onder 35′, met een handvol wat oudere auteurs en Thomas Heerma van Voss, maar vooral zonder Merijn de Boer, Wytske Versteeg, Niña Weijers, Bregje Hofstede en Joost de Vries. Enig smokkelen was ook bij hen nodig geweest – maar van hen verwacht ik oeuvres, van het meerendeel van de nu geselecteerden niet. Auteurs werden om een mini-essaytje gevraagd, zou je dat ook onbetaald doen?) Ik miste ze niet, al kun je je een soort Vechten voor overmorgen (1980) voorstellen, van Evert Hartman, waarbij een links tegenfront onverwacht wint en een Klimaatwet invoert en wel de EU-quota aan vluchtelingen haalt, en we zonder Gronings en Russisch gas en zonder Belgische atoomstroom koude winters krijgen. Misschien een idee voor Thierry Baudets tweede roman?

Baudet zei immers onlangs nog tegen de Nederlandse Boekengids: ‘Neem bijvoorbeeld mijn roman: ik beschouw dat echt als een heel goed boek, een werk dat een belangrijke plek inneemt in de westerse literatuur.’

Terug naar Als dit zo doorgaat. Ik wijdde ook een recensie aan het boek, bij Athenaeum, maar er is te veel te vertellen. Wat trekt me aan in het verhaal van Jamal Ouariachi, ‘De zaak 17/26’, dat Revisor mocht voorpubliceren? De nabijheid werkt: we herkennen Wilders, zonder de ‘iconische peroxideblonde kuif’, als Saddam Hoessein op de vlucht gevonden, nu in de rechtzaal. Het onvoorstelbare werkt: de Abu Graib-taferelen in het kwadraat, de vlucht over de Middellandse Zee, nu omgekeerd. Maar vooral het personage van de balling-schrijver in het vaderland van zijn vader:

‘Ik eet tajine op een terras dat op de baai uitkijkt. Het wordt hier vroeg donker, de goudkleurige lichtjes van de haven vormen tezamen een kitscherig sieraad. Daarachter de duisternis van het water, het water waar zoveel gevluchte Europeanen de dood vonden, onderweg naar Afrika.
Niet gedacht dat ik dit ooit zou zeggen: ik voel me veilig en geborgen in dit Marokko, ondanks de chaos. Ik voel me welkom. Natuurlijk weet ik: ook hier kan de pleuris uitbreken en dan wordt het net zo erg als in Europa. Domheid is overal domheid, het zwijgende meebewegen van de massa is overal hetzelfde. De beklaagde is niet uniek. Hij heeft voorgangers, hij zal opvolgers kennen – in een ander land, onder andere omstandigheden, ja, maar altijd, altijd met dezelfde zieke en effectieve middelen.’

De paradox die een oudere Ouariachi, gevlucht naar Argentinië, is: Marokkaan en Nederlander, en nu allebei en niets van beiden. Veilig en geborgen, gek genoeg.

‘Het bezoek, het eten roept allerlei warme gevoelens bij me op die ik hypocriet vind van mezelf, want al die jaren in vrijheid, tot ver voorbij mijn dertigste, wilde ik geen Marokkaan zijn, wilde ik eigenlijk niets met die hele cultuur en dat volk te maken hebben, maar toen begonnen anderen mij Marokkaan te vinden. Ineens was ik voor anderen wat ik voor mezelf nooit geweest was.
Dat bleek niet ongevaarlijk, blonde-haren-bleke-huid-blauweogen ten spijt.
Eenmaal in Zuid-Amerika omarmde ik het Marokkaanschap. Volgde taalcursussen (tevergeefs, ik gaf het altijd na een paar lessen op), begon boeken van Marokkaans-Nederlandse schrijvers te lezen.’

De beste van de bijdragen aan dit boek laten dat zien: dat op de retoriek van populisten gruwelijkheden volgen, vernietiging, maar ook ontheemding en vereenzaming. Dat is nu al heel goed in te denken.

Als dit zo doorgaat wordt uitgegeven door Ambo Anthos.