Vluchtverhalen (VI)

Aisha woonde met haar man, haar jongere broer Omar en nichtje Miryam eind maart 2009 nog in Mogadishu. Haar vader was in februari van dat jaar doodgeslagen door de rebellen van Al Shabaab omdat hij weigerde een deel van zijn inkomsten aan hen af te dragen. Haar zus, de moeder van Miryam, was een jaar eerder naar Puntland vertrokken om de vader van Miryam te zoeken. Sindsdien is niets meer van haar vernomen. Aisha vluchtte naar Ethiopië omdat de mannen van Al Shabaab alsnog het geld kwamen innen dat haar vader aan hen verschuldigd zou zijn. Ze stak liggend in de laadbak van een pick up truck de grens over richting Addis Abeba. Met hulp van een reisagent aan wie ze vijfduizend euro betaalde kreeg ze een vals paspoort met een visum en een vliegticket naar Amsterdam. Ze kreeg na negen maanden een asielstatus.

Toen ze een aanvraag indiende voor haar man, haar nichtje en haar broer om haar achterna te mogen komen reizen, werden die alle drie afgewezen. De aanvraag voor hun nareis was door een fout niet binnen drie maanden na de statusverlening aan Aisha ingediend.

Dit is het laatste van de zes vluchtverhalen die Florimond Wassenaar schreef bij zijn grote ‘Vluchtverhaal’ in Revisor14.