Deze week gelezen: Marsman, Van Veelen, Heemstra, Lanoye

Lieke Marsman, Arjen van Veelen, Marjolijn van Heemstra, Tom Lanoye. De redactie las een knappe, geëngageerde collageroman, een essayistisch monument voor een overleden vriend, columns over jong ouderschap – en een toneelstuk over het Europa van nu.

*

Jan van Mersbergen: Tzum over recensie-exemplaren

Niet voor deze rubriek, wel zinnig: Van Mersbergen over exemplaren, zeuren en zonen op zijn blog.

Thomas Heerma van Voss: Lieke Marsman, Het tegenovergestelde van een mens

Omdat ik morgen samen met Lieke Marsman te gast ben bij het Brainwash Festival, herlas ik Het tegenovergestelde van een mens. Een roman waarover de afgelopen maanden al veel is geschreven, vrijwel steeds op bewonderende toon. Ik heb aan die lof niet veel toe te voegen.

Marsman schrijft inderdaad bijzonder prettig en scherp, en dit is inderdaad een roman zoals die nog niet voorkwam (in Nederland?), in elk geval ken ik niets wat erop lijkt. Een collage van gedichten, columns, essays, verhaalflarden, allemaal niet expliciet verweven maar – en dat is het knappe – gevoelsmatig (en soms ook inhoudelijk) horen ze toch bij elkaar. En bij het centrale thema: klimaatverandering.

Dat is knap gedaan. Zelf zou ik in een roman altijd meer kiezen voor psychologische, zeg gerust gebaande paden, voor een duidelijker verhaal en een explicietere nadruk op het hoofdpersonage, op kleine handelingen en gedachtes, op gewoonweg scènes, miste ik bij tijd en wijle ook in Het tegenovergestelde van een mens ook. Maar bij dat gemis stelde ik me steeds voor dat Marsman er om zou gniffelen, dat ze zou zeggen: daar gáát het natuurlijk niet om in dit boek, denk eens niet zo voorspelbaar. (Wat ook weer zou raken aan het thema van het boek, het starre handelen en vastgeroeste denken dat er bestaat rondom klimaatverandering.)

Op bladzijde 23 denkt Marsmans hoofdpersonage: ‘Ik schipper tussen enerzijds het verlangen een actievere bijdrage aan de maatschappij te leveren, anderzijds het verlangen die maatschappij volledig buiten te kunnen sluiten. Als gevolg sluit ik dagelijks een compromis met mezelf door vooral veel over de maatschappij te lezen. In mijn eentje achter mijn bureau struin ik website na website af, kijk documentaire na documentaire op YouTube, bezoek het ene na het andere WikiLeaksforum en deel plaatjes van het op rauwe kipfilet lijkende hoofd van Donald Trump met mijn Facebook-volgers.’ Een mooi citaat. Ook zette ik een streepje bij: ‘Mijn apathie is een gevolg van hoe de generatie van mijn ouders de wereld achterlaat, mijn cynisme een uiting van verslagenheid […].’ Wederom: interessant, en een goede weergave van de essayistische toon bovendien, maar waarom het zulke zinnen me nu extra opvielen, waarom mijn nadruk er naar uit ging, was toch dat Brainwash-programmaatje, dat draait om engagement van een hedendaagse schrijver.

De aanleiding: de door Auke Hulst samengestelde bundel Als dit zo doorgaat, die een halfjaar geleden verscheen en waarover Daan in deze rubriek eerder schreef. Marsman en ik schreven beiden een bijdrage voor de bundel. Ook Hulst is morgen te gast, ik meen uit de Brainwash-site op te maken dat hij het interview leidt. Wat ik zeker weet is dat hij uit sociale betrokkenheid, uit het gevoel dat dit zo niet langer door kon gaan terwijl hij roerloos toekeek, begon met Als dit zo doorgaat – direct aangewakkerd door de actualiteit en verantwoordelijkheidsgevoel, dus.

Op de site van Brainwash lees ik: ‘Wat als dit zo doorgaat? In welke situatie kunnen we belanden als de abnormaliteit van het Trumpisme normaliseert en de verrechtsing van Europa doorzet? Durven we stil te staan bij de vraag: welke wereld zijn we aan het maken? […] Thomas Heerma van Voss, Auke Hulst en Lieke Marsman bespreken de vraag of er voor ons als mens een verplichting bestaat tot engagement.’ Gewoonlijk begin ik bij het woord verplichting al meteen mijn hoofd te schudden. En denk ik over publieke optredens: ik weet wel wat ik wil zeggen, wat ik vind. Maar nog eens bladerend door en lezend in Het tegenovergestelde van een mens betwijfel ik of ik weg kom met die houding, en vooral of ik er goed aan doe.

AtlasContact gaf Het tegenovergestelde van een mens uit. Daan Stoffelsen besprak het boek al voor Athenaeum.nl.

Daan Stoffelsen: Arjen van Veelen, Aantekeningen over het verplaatsen van obelisken, Marjolijn van Heemstra, Het groeit! Het leeft!, Tom Lanoye, Fort Europa

Vier jaar geleden overleed Thomas Blondeau (1978-2013). Ik heb niets van hem gelezen, en dat is toeval. Want zijn gepubliceerde oeuvre liep samen met de oprichting van Recensieweb.nl, hij is zo’n schrijver die ik had kunnen volgen, zoals Christiaan Weijts en Marente de Moor en Gustaaf Peek en Wytske Versteeg en Annelies Verbeke en Arjen van Veelen. Van Veelen ken ik persoonlijk, hij schreef wel eens voor Athenaeum, hij publiceerde na het winnen van de Hanlo Essayprijs Klein twee essaybundels (met de tweede won hij de Hanloprijs Groot). Aantekeningen over het verplaatsen van obelisken is zijn eerste roman. Thomas Blondeau speelt er een belangrijke rol in. Van Veelen en Blondeau waren bevriend, en de plotselinge dood van een collegaschrijver, Tomas, werpt een schaduw over het leven van de ik in deze roman.

Dat is geslaagd. Af en toe, ik denk dat ik dat vooral in het begin opmerkte, zit er zo’n wijsneuzigheid in die te weinig bij debutanten weggeredigeerd worden, zoals: ‘Een beker vol gif genaamd suiker.’ Lelijk en pedant. En deze wijsheid? ‘Maar je moet degene die je vroeger was niet steeds verwijten maken; die persoon had zo zijn redenen. Melancholie is laffe levenskunst en spijt is zo gratuit.’ Toch wel waar en goed gezegd. Maar de opzet is intrigerend, oorspronkelijk en aangenaam. De roman beweegt zich (in chronologische volgorde) van Leiden naar Amsterdam naar Roesbrugge naar St. Louis naar Alexandrië (maar er wordt heen-en-weer gereisd, en zeker heen-en-weer-herinnerd). Tomas is dood, en de ik gaat naar Alexandrië om zijn boeken in de Bibliotheek van Alexandrië te zetten, of om de tombe van Alexander de Grote te vinden, over wie hij een ‘geautoriseerde’ biografie schrijft. Het is een deprimerende vakantie. Niets dan stof en jetlag en hitte en desilussie.

‘Het was cafépraat geweest, de hele vriendschap: cafépraat. In een café zitten drinken – daar heb ik hem toch niet voor nodig, dat kan ik ook zelf. En er waren avonden dat we sowieso nauwelijks iets tegen elkaar zeiden – zwijgen, dat kan ik ook best alleen.
En toch, ik herinner me juist die avonden als de mooiste. En ik mis ze het meest. Wat is dan het verschil tussen samen zwijgen en in je eentje zwijgen? Als ik dat wist, weet ik het gewicht van onze vriendschap, ongeveer zoals je het gewicht van de ziel kunt bepalen door een lichaam te wegen voor en na de laatste ademtocht. Dit balkon is een goede plek voor experimenten: er is hier niets, alleen de herrie van de auto’s.’

Maar de herinneringen aan deze Tomas, een larger-than-lifefiguur, de Sebaldiaanse fotografie, en de steeds nadrukkelijker in beeld verschijnende obelisken over de gehele wereld, maken dat goed. Van Veelen meandert, hij bouwt een monument – obeliskvormig zo u wil – voor zijn overleden vriend door te omzwerven. Het is niet mierzoet, want er zijn ook IS-filmpjes. Het is niet doodernstig, want er is een variant op ‘Clicks naar Hitler’ (volgende week zal ik een boek van Joost de Vries lezen, beloofd) en een obsessie met het spelletje Snake. Bovenal: de zinnen kloppen.

En er is meer dan rouw, er is ontwikkeling. Behalve dat de obelisken zich oprichten uit de herinneringen aan Tomas, zien we dat de ik uit de schaduw van zijn vriend gegroeid is. Die was hem altijd voor in de waardering voor grote schrijvers (Pessoa? ‘Dat was toen. Nu lees ik Majakovski. Heb je die nu al gelezen? Die man verbrijzelt het verleden.’), maar de ik houdt toch vast aan zijn voorkeur voor Kaváfis. Het voelt als een beweging naar gelijkwaardigheid die bij leven niet vervuld is (terwijl Tomas de ik en zijn vrouw getrouwd heeft, de vriendschap is wel degelijk volwassen geworden, maar dat blijkt weinig uit de anekdotes), maar in de roman postuum wel een afronding krijgt.

Mooi boek. Als tegenwicht bij de dood las ik ook Marjolijn van Heemstra’s Het groeit! Het leeft!. Ze was vorig jaar een van de aanjagers van deze rubriek, en moest vanwege haar tweede zwangerschap haar interimredacteurschap staken. Daar ligt ook de natuurlijke begrenzing van deze bundel columns. Columns? Ja, columns. Van Heemstra kan dat: de combinatie van een scherpe blik voor het ongerijmde of juist terugkerende, gecombineerd met ambachtelijk meesterschap waarin ze uitzoomt, wendingen neemt, kleur geeft aan scènes.

Zo’n observatie: ‘Iemand zei me ooit dat er twee dingen zijn die maken dat mensen oeverloos tegen je gaan praten: een vouwfiets en een baby. Een vouwfiets heb ik niet maar dat van die baby kan ik beamen.’ En dan doorpakken, met een mooie hyperbool (‘Er lopen zeker honderd wildvreemde Amsterdammers rond die heel precies weten hoe mijn bevalling is verlopen. Het werkt louterend, al dat geklets.’), het enthousiasme dat in ergernis omslaat, en tenslotte weer dat gaan missen, zodat ze in plaats van alleen baantjes te trekken in het pierenbad stapt om te bekennen dat ze net een kind heeft.

Interessant, relevant, alleen niet allemaal achter elkaar lezen. Maar wel bijvoorbeeld 30 oktober naar de Amstelkerk te Amsterdam gaan om erover door te praten. Met onder anderen Lynn Berger en een vroedvrouw die ook filosoof is. Ik kan niet. Doet u Marjolijn de groeten van mij?

Ten slotte las ik, in voorbereiding op de avond met Tom Lanoye zijn Fort Europa. Theater uit 2005 dat grotendeels zijn actualiteit behouden heeft. De stemmen van Europa – een chassidische jood, een kapitalist, een stamcelbiologe, drie bejaarde hoeren – bepleiten hun zaak, zonder het blad voor de mond te nemen en stellen vast: op het oude continent is daar geen plek meer voor. Geestig en wrang. Uit de vele citeerbare passages:

‘Russen zijn eeuwige kinderen, zwakzinnigen – waarom denk je dat er zoveel Mongolen wonen?

En Tolstoj dan? Tsjechov? Dostojevski?

Schrijvers heb je overal. Schrijvers zijn genetische accidenten. Zeker in Rusland. De lezers, daar gaat het om. Driekwart analfabeten, dat zegt genoeg. Om dat te veranderen was er een despoot nodig als Stalin, en miljoenen deporteerde doden in de diepvries van Siberië. Dat was er nodig, om van driekwart analfabeten naar de helft analfabeten te gaan.’

Uitgeverij Cossee gaf Het groeit! Het leeft uit. En De Bezige Bij gaf Aantekeningen over het verplaatsen van obelisken uit. Op Athenaeum.nl staat een fragment. Fort Europa (Prometheus) is niet meer te krijgen, een enkel exemplaar nog via Boekwinkeltjes.nl.