Spiegel (IX)
Feuilleton! In aflevering I ontmoetten we Lisa, Louise en Aaron en Louises Glock, in II lazen we over pistolen in de eerste akte, in III geeft Lisa’s moeder haar mening, in IV strijden plot en een briljant idee en een eigen wil met elkaar, in V vertelt Aaron zijn dunne kakverhaal en verschijnt Marguerite Duras. In VI schrapt Lisa, en wordt het zwart. In VII zet Lisa haar Glock in haar mond – en schiet. In VIII verlaat Aaron het pand en gaat Louise in Lisa’s bed liggen. Dit is IX, waarin Lisa Doeschka Meijsing aanspreekt over apen, verbeelding, de illusies van personages.
*
Over die nieuwe omstandigheid gesproken, Doeschka – mag ik je zo noemen? Of moet ik mevrouw Meijsing zeggen? In ieder geval, ik kan je essays lezen in Hoe verliefd is de lezer, maar toch wil ik je vragen: wat willen we veroorzaken? Met ons schrijven, bedoel ik.
Sinds jij erover hebt geschreven, zie ik hem zitten, die aap in die bus. Jij schreef dat op, liet het dier de ruit likken en het dier bestond, de situatie bestond, de verbeelding manifesteerde zichzelf op papier. Waar blijft die aap, die ergens in een schrift in een doos in een opslagruimte ligt? Moet die bus niet eens ergens naartoe?
Voor mij blijft de aap anders voor altijd in de bus zitten, achter dat raam. Ik wil hem eruit halen, hem of haar. Ik wil je schrift binnenbreken met veel stampei, met moeilijke capriolen en literaire constructies, ik wil me tussen de lijnen van het papier door wurmen. Ik wil het hier van mijn wereld naar het daar van jouw schrift toe trekken, of andersom. Ik wil het samenvoegen, de werkelijkheid samen laten komen met de aap in de bus die alleen dankzij jouw handschrift bestaat.
Die bus moet door mijn straat rijden en de aap zal uitstappen. Dit doet de aap, terwijl iets verderop die jongen met die capuchon op zijn kop – de jongen die eerder aan een lachgasballon zat te lurken in een auto voor mijn deur – nu een auto in de fik steekt, omdat hij zich verveelt. Ik wil dat hij heel even opkijkt en de aap voorbij ziet lopen. Als hij thuis komt, vertelt hij niets over de uitgebrande auto, maar begint hij wel over die aap. Hij klampt zijn moeder aan, die in de keuken iets met veel groenten staat te koken en begint over het dier, over hoe het over straat liep en met zijn lange armen over de stoep sleepte.
De realiteit en de verbeelding zijn met elkaar verweven, ze lijken erg op elkaar. Met elk woord dat zich verbindt aan Louise breid ik mijn afspraak met haar uit. De afspraak dat ze steeds meer bestaat, dat ze hoort – en dan bedoel ik misschien wel zoiets als de Engelse woorden to belong, iets waar ik even geen Nederlands equivalent voor kan vinden -, dat ze zich manifesteert in de wereld, als iemand over haar leest. Het is zoals je schrijft: literatuur schept een illusie waar men bedrogen maar gelouterd uit komt.
Maar Doeschka, hoe zit dat andersom, hoe zit het met de illusies die ik voor Louise en Aaron gemaakt heb? Die ik herschapen heb, omgevormd, veranderd, aangevuld, gewist?
Doeschka, ik heb geen idee waar Aaron zich bevindt, maar jij weet dat dat niet waar is, dat heb ik ook maar bedacht. Ik heb gewoon geen zin meer om iets voor hem te bedenken. Hij is zijn rol verloren, als spiegel voor iets anders: hij had het evenbeeld van onze verveelde, lafhartige, uit-en-uitvermaakte maatschappij moeten zijn. En hoe zeer hij het ook had gewild, hij was nooit neergeschoten door Louise, want dan wint hij, dan wint de maatschappij &ndash en niet de spiegel. En Louise denkt dat ze al eens iemand dood heeft zien gaan, namelijk haar vader, en daarna nog die twee jongens die ze wel moest neerknallen om zelf te overleven, en nu ben ik ook nog eens de pijp uit gegaan, recht voor haar ogen. Wat kan ik haar nog bieden, wat heb ik haar aangedaan behalve een hele hoop onnodige, cliché matige dramatiek?
Doeschka, nog é é n vraag. In Hoe verliefd is de lezer schrijf je ook: dat je wilt dat de wereld van het boek in jouw handen een gevecht met jou, de lezer, aangaat waarin jij langzaam maar zeker het onderspit delft. Waarin ik overwonnen word, schrijf je, weggevoerd naar gebieden waarvan ik het bestaan niet vermoed had. Wat als dat nou andersom gebeurt? Een werk zich binnenstebuiten keert? Wat als Louise nooit meer uit mijn schrijfkamer vertrekt? Het verhaal had, na mijn radicale keuze het plot niet te laten plaatsvinden, nog potentie, dacht ik, maar ik denk dat Louise zich liever weer in de tunnel bevindt en Aaron doodknalt. Zo, hop, zonder na te denken. Zodat ze door kan, of, moet ik haar iets anders bieden? Wat denk jij?