Jezus Bombay!
De reeks 500-1.000 woorden gaat ook in de zomer onverminderd door met nieuw proza, met ditmaal een verhaal van Rosa van Toledo.
*
Op een ochtend, toen hij over het fietspad van de Burgermeester van Heusdenlaan reed, fietste Jeremy een rat aan. Het was iets voor acht, over een kleine tien minuten zou op school de eerste bel gaan en Jeremy, die haast had, omdat zijn zusje had staan treuzelen in de badkamer, had de rat niet zien aankomen: ineens schoot er een bruine vlek vanuit de berm over het wegdek.
Jeremy zette zijn beide voeten op de grond en keek achterom. Midden op het asfalt kronkelde de rat. Haar rug lag met een scherpe knik gedraaid en met haar voorpoten krabbelde ze in de lucht. Heel even overwoog hij zijn moeder te bellen. Een vrachtwagen denderde over de autoweg naast hem voorbij, gevolgd door een bus en een slinger auto’s. Hij stapte af, legde zijn fiets en rugzak in de berm en liep langzaam op de rat af.
‘Shit,’ fluisterde hij, ‘oh shit.’
Hij keerde om naar zijn fiets. Hij wilde opstappen, verder rijden, maar in de verte zag hij dat er een fietser naderde. Hij wende zich weer naar de rat die nu met haar kop korte, trekkende bewegingen maakte. Hij liep naar de berm en zocht tussen het hoge gras. Een auto toeterde. Graspalmen striemden langs zijn kuiten. Hij vond een tak, gooide deze weg, vond een grotere en liep ermee naar het fietspad.
De rat lag stil. Haar kop had ze op het asfalt gelegd, alleen haar klauwen bewogen traag. Hij had nog nooit een rat van zo dichtbij gezien. Haar vacht was nat, haar ogen donker en glanzend. De stok liet hij even boven haar lijf zweven, twijfelend waar te raken, toen duwde hij voorzichtig tegen de achterzijde van haar rug.
Een stuip deed hem achteruit deinzen. De rat krulde haar voorpoten en opende haar bek. Een donkere vloeistof verscheen onder haar buik. Jeremy gooide de stok in de berm, greep zijn tas en haastte zich naar school.
In het klaslokaal was het benauwd. De docent opende de ramen en liet de klas een kansberekening maken. ‘We bekijken een vaas met zes verschillend gekleurde knikkers waaronder een rode,’ zei ze terwijl ze op het bord de formule uitschreef, ’en nu vragen we ons af, hoe groot is de kans dat we bij de zesde trekking de rode knikker pakken?’ Sadik, die naast Jeremy zat, stootte hem aan, knikte naar het meisje voor hen. Boven haar broek was een stuk van haar onderbroek zichtbaar. Hij grijnsde met hem mee.
Na wiskunde volgde geschiedenis en onder de klasgenoten werd een discussie gevoerd over het standbeeld van Piet Heyn bij Delfshaven. Een meisje stond op van achter haar tafel en stelde dat het beeld weggehaald moest worden, omdat haar voorouders door de WIC waren verscheept.
‘Moordenaars mogen niet worden vereerd,’ zei ze, ‘en hij heeft mensen vermoord.’
Een ander meisje vond dat zijn daden in de context moesten worden gezien. De docent vroeg haar wat ze met context bedoelde. Jeremy keek uit het raam. De zon was nu bijna op z’n hoogst. Een scooter reed voorbij, het blik flikkerde zo fel dat hij zijn ogen moest afwenden.
In de grote pauze liep hij met Bart en Sadik naar de frietzaak tegenover de school. De eigenaar gooide de soufflés in het vet en zette de Fernandes op de toonbank. In de hoek van de zaak drukten de jongens op de knoppen van de fruitautomaat. Bart vertelde dat hij gistermiddag bij Fornite had gewonnen. Jeremy vroeg hoeveel kills hij had en wie er meespeelde. Hij trok zijn jas uit. Hij zweette, hij rook zijn eigen zweet, een sterke, harde geur.
In de laatste twee uur mochten ze voor gym buiten op het veld voetballen. Hij scoorde twee keer via de paal. Jongens sloegen hem op zijn schouders. Meisjes dromden samen, keken hem schalks aan. Sadik, die bij de tegenpartij aanvaller was, stak zijn middelvinger op. De wedstrijd werd stil gelegd, omdat een meisje een bal tegen haar hoofd kreeg. Met twee vriendinnen aan haar zijde liep ze huilend naar de wc. De jongen die de bal had geschopt, geinde met zijn vriend. Jeremy volgde de boksbeweging die hij met zijn armen maakte, links, rechts, links, en één slag tegen de kaak.
Thuis rook het huis naar gebakken ui. Zijn vader moest boven aan het werk zijn. Jeremy pakte een fles Sprite uit de koelkast en zette de opening tegen zijn mond. Vanuit de steeg klonk geblaf. Zijn zusje opende de keukendeur en liet Bombay voorgaan aan de lijn. Ze had één speaker in haar oor en hield haar telefoon voor haar mond. Toen ze Jeremy met de fles aan zijn mond zag staan, trok ze haar wenkbrauwen op en vormde met haar lippen geruisloos ‘gatver’, en leidde Bombay met een ruk naar de woonkamer. Eenmaal los rende Bombay van de woonkamer terug naar de keuken, en sprong tegen hem op. ‘Ja ja,’ zei Jeremy en hij duwde zachtjes met zijn been tegen het lijf. Maar Bombay wist niet van ophouden. Hij blafte en kwispelde en zette telkens zijn poten tegen zijn scheenbeen.
‘Jezus,’ zei hij, maar hij pakte de hond op. Onmiddellijk begon Bombay zijn neus, zijn oren, zijn mond en zijn wangen te likken. Hij wilde zijn hoofd afwenden, maar hij voelde de rugspieren van de hond onder zijn handen wringen.
‘Jezus Bombay’, zei hij weer. De buik van Bombay drukte warm tegen zijn borstkas. Het hondje piepte, likte en hijgde. Jeremy verstevigde zijn greep en verborg zijn gezicht in de vacht van het beest.