Archief: 1975

Gisteren verscheen Revisor #20, het Campertnummer. Rondom de verschijning publiceren we nieuw proza van Jan Mersbergen en Teddy Tops, en mini-essays van Daan Stoffelsen, en we hernemen een gedicht van K. Michel dat hij schreef bij zijn tachtigste verjaardag. En we hernemen twee van drie bijdragen van Remco Campert aan Revisor. ‘1975’ verscheen in het vijfde nummer van de tweede jaargang, tussen werk van Habakuk II de Balker, Chr.J. van Geel, J. Bernlef, Judith Herzberg, Willem Jan Otten, Hans Tentije, Paul Rodenko, Martin Reints en Anneke Brassinga.

*

Rare jaren, deze jaren,
niets komies, veel mislukt
rollende stenen zonder mos

Kreupel zoekt de poëzie het huis weer op
de warme lamp
het kleine leed van pappie-mammie roepen
verdriet om de voorbije verjaardag
wéér troost de natuur
wéér komt op de proppen die ellendige God
vermomd nu als VU-student
of Nijmeegse nitwit

Maar ook wij, toen we een gooi naar het grootse deden
hadden niemand iets te bieden
dat een schuilplaats gaf
voedsel in een maag
een schaar om prikkeldraad door te knippen
nauwelijks een doek voor het bloeden
of schoonheid die een gedicht verbrandt

Verwilderd in besneeuwde vlaktes
woestijnen in muren gevangen –
de kampen, kelders en kooien
waar de ene mens de andere onmens wordt

Al die dromen al die jaren
steeds weer dat kind op ‘t platgebrande station
het hoge gillen in de kazerne
waar je stem, die mooie vaas,
werd stukgetrapt

en buiten de hekken
de koude kameraman
altijd bezorgd om z’n materiaal
Schrijven, die lullige luxe
waar ademen al een weelde is
en eten – je bordje leeg
De beste talenten aan de drank
aan de roem, aan de ijdelheid
aan de spuit
of in ‘t gesticht
met een positie in een commissie
of uit het raam gesprongen
of geschrokken hokkend bij moeder de vrouw
of zich verliezend in analyses:
napalm van woorden
over het vel van de taal

Ach,
sla ons om de oren
dat we wakker worden
dat niet onze ontroering
in klein geblaat verloren gaat
dat we weer ons bed opnemen
en zwerven met de bedeljongen
met de bedelmeid.