Deze week gelezen: Peter Terrin & Sarah Hall

Peter Terrin, Sarah Hall: de redacteur las een droomachtige roman waarin alles wat scherp leek, schaduw blijkt, en een ijzersterke verhalenbundel met intense verhalen.

*

Daan Stoffelsen: Peter Terrin, Patricia, en Sarah Hall, Madame Zero

Stel. Je leven is op orde. Je hebt een man, een vijfjarig zoontje, een bevredigende baan, en dan glijdt je mobiele telefoon gedurende een zakelijk gesprek in het bad waar je kind in zit. Je loopt weg. Je rijdt weg.

‘Als mama niet in de badkamer was, dan was ze beneden aan het werk. Zoals altijd. Als hij mama riep, zou ze komen.
Ik ben gek geworden, fluisterde ik.
Het duurde nog een paar seconden, en toen werd ik bevangen door paniek. Twee, drie seconden stond ik daar roerloos bij de picknicktafel, net over de grens van mijn eigen leven, en keek toe.
Ik rende naar de auto. Ik moest zo snel mogelijk terug.’

En dan keer je dus om, en kijk je thuis, en lijkt het leven gewoon door te gaan. De eerste pagina’s van de nieuwe Peter Terrin zijn ijzingwekkend, de paniek slaat op je over, maar daarna wordt het surrealistisch. Want zijn hoofdpersoon, Astrid, besluit weg te blijven. Ze vreest de woede van haar echtgenoot, rijdt wat rond, bezoekt een oude vriendin, raakt bevriend met een jonge man in een mindere wijk, bezoekt haar demente vader – en af en toe komt ze terug, om het huis te observeren. Van wie is die SUV? Welke vrouw staat daar in hun slaapkamer?

Maar wat als er dan een politiebericht over haar vermissing wordt uitgezonden? Wat als, een paar dagen later, haar overlijdensadvertentie in de krant staat? Wie kunnen van het tegenovergestelde getuigen?

‘Ik keek om me heen. Dit moest een flauwe grap zijn. Ik zocht hulp op de gezichten. De dienster, de barvrouw, het koppel naast me. De bejaarde man en zijn zoon in de hoek. Niemand viel uit zijn rol.’

De grote aantrekkingskracht van Patricia is de mysterieuze plot. Want ná die advertentie besluit Astrid nog eens haar huis binnen te sluipen en bij haar zoon te gaan liggen. Ze wordt wakker, en alles gaat gewoon door – met kleine wijzigingen. Dat kán niet. (Ik wil dat maar even gezegd hebben.) Hoe kán dat?

(Joost de Vries zegt dat Terrin een omgekeerde Patricia Highsmith schreef. Joost is beter belezen dan ik ben, maar misschien kan Jan hier iets zinnigs over zeggen. Jan, zal ik jou mijn exemplaar toeschuiven?) En, in het verlengde daarvan: hoe kan een doodgewoon leven doorgaan? Wat zijn de patronen van ons dagelijkse leven? Hoe goed kennen we elkaar en onszelf?

Ja zeg, zulke vragen roept elke goede roman op, maar door het alternatieve leven van Astrid als vanzelfsprekend te tekenen: die wijk die in niets op België lijkt, die jongen met wie ze bevriend raakt, een Roemeense straatfotograaf, Roman heet hij, een feest, hoe ze sluipenderwijs in een korte affaire verzeild raken, en hoe ze even natuurlijk weer inpast in haar oude leven, er worden geen vragen gesteld, door dat alles geeft Terrin verdieping. Nee, vanzelfsprekend is de verkeerde term: voor de lezer is de opeenvolging van gebeurtenissen heel normaal, maar Astrid overweegt alles, duidt, analyseert, in Terrins vloeiende stijl.

  • ‘Roman wilde betalen maar dat liet ik niet toe en plots leken we moeder en zoon.’
  • ‘Ik herkende iets in Roman.’
  • ‘Overal om mij heen haarscherpe lichtpatronen en schaduwen die herkenbaar in- en uitschoven. Ik merkte dat ik lachte.’
  • ‘Ik vond zijn beleefdheid geruststellend, tegelijk vond ik dat hij een beetje overdreef, zo oud was ik niet.’
  • ‘Wat mij opwond was de gedachte aan zo-even, mijn gebaar. Onbeschroomd mijn borst aanbieden aan een jongen als Roman.’

En dat biedt een derde lijn. Patricia is als een droom, en een ontwaken waarbij de beelden nét verschoven zijn, een dromen en ontwaken waarbij de dromer zeer bewust meekijkt. Waarin alles scherp lijkt en herkenbaar en in- en uitschuift maar je uiteindelijk niet weet waar licht en waar schaduw was. Een boek om over door te denken. Een boek ook dat wat mij betreft drie keer zo dik had mogen zijn.

Zo, heb ik de tussendoortjeskanttekening ook eens gemaakt. Terwijl dat geen recht doet aan een oeuvre, aan een auteurschap: de verhalen in Terrins romans lopen in elkaar over, tonen verwantschap, net als de personages een familie vormen met elk een noodlot dat alleen deze vorm kan hebben, Terriniaans.

*

Dat is ook waarom ik alsnog Sarah Halls Madame Zero oppakte. Ik heb destijds kennis met haar werk gemaakt door haar vorige verhalenbundel, De prachtige onverschilligheid, maar ben verslingerd geraakt aan haar romans, die gebouwd zijn rond eigenzinnige personages in bijzondere omstandigheden. Haar werk is niet vrij van engagement, maar ze laat het verhaal het werk doen.

Haar kortere verhalen hebben een kleiner bereik maar een grotere intensiteit. Uit haar vorige bundel was het openingsverhaal ‘Butcher’s Perfume’ genomineerd voor de BBC National Short Story Award; met het openingsverhaal van deze bundel, ‘Mrs Fox’, won ze hem. Bovendien is het slotverhaal, ‘Evie’, genomineerd geweest voor de Sunday Times EFG Private Bank Short Story Award (daarvoor was ze ook al eerder genomineerd). Dat doen ze goed in Groot-Brittannië, die prijzen voor korte verhalen. In Nederland zou je een willen voor één verhaal (de kleine Biesheuvel? De VPRO Nationale Korte Verhalenprijs? De NRC Handelsblad Hof Hoorneman Korte Verhalenprijs?).

Wat ‘Mrs Fox’ en ‘Evie’ bovendien onderscheidt van de rest van de bundel is de erotiek. Het eerste verhaal gaat over een harmonieuze relatie met goede seks, en goed beschreven. De zinnen zijn staccato, zonder overgave, afstandelijk beschrijvend, maar daardoor spannender, en er vallen gekke dingen op: zijn ‘relief’, haar verwilderde schaamhaar.

‘They kiss. He feels relief, but over what he’s not sure. He untucks her blouse, slips his fingers under the waistband of her skirt. She indicates her willingness. They move upstairs and reduce each other to nakedness. He bends before her. A wide badge of hair, undepilated, spreads at the top of her thighs. The taste reminds him of a river. They take longer than usual.’

‘And what of this wife? She is in part unknowable, as all clever women are,’ schrijft Hall, en dat mysterie werkt ze uit. De vrouw wordt ziek, en bij een boswandeling verandert ze in een vos. Volstrekt geloofwaardig, de metamorfose is ovidiaans, terwijl ze rent. De focus komt nu helemaal op de man te liggen, want zijn vrouw is nu echt niet meer kenbaar. Wat rest, is een verhaal van trouw ondanks verlaten te zijn, en een bepaalde uitzichtloosheid. Knap gedaan.

Eigenaardig genoeg is ook ‘Evie’ vanuit een man geschreven; de naamgever van het verhaal wordt opeens grenzenloos, bandeloos, en hij kan zijn ultieme seksfantasieën uitvoeren. Maar er is iets mis, er is een oorzaak van haar persoonsverandering. Uiteindelijk zie je vooral de mannelijke hoofdpersoon echt anders.

Van de negen verhalen zijn er andere zeer memorabel, juist ook met vrouwelijke hoofdpersonen, met als decors een operatiekamer en de weg naar een mortuarium. Er is ook een toekomstverhaal waarin er permanent storm is, en je slechts goed voorbereid de deur uit kan als je nog eten of gebruiksvoorwerpen wil vinden. Net als het operatieverhaal is het dystopisch, een van de registers die Hall uitstekend bespeelt. Een aanrader kortom, en ook hier: geen tussendoortje, maar een representant van een sterk oeuvre.

De Bezige Bij gaf Patricia uit. Op Athenaeum.nl staat een fragment. Faber & Faber geeft Halls werk uit. Op hun site is het operatiekamerverhaal te lezen: ‘Theatre 6’.