Thuis
Het is feest bij Revisor! Mede dankzij het Nederlands Letterenfonds kunnen we acht interessante auteurs met een dubbele achtergrond aan het woord laten over wat mensen samenbrengt: feest. Schrijvers zijn gevoelige feestvierders, ze zien meer dan gezellig is, en als je ook cultureel een buitenstaander bent, zie je nog meer. Proza van Richard de Nooy, Fabienne Rachmadiev, Babs Gons, Radna Fabias, Laura Broekhuysen, Naomi Rebekka Boekwijt, Simone Atangana Bekono en Dominique van Varsseveld, en de derde bijdrage aan de reeks is ‘Thuis’.
*
— Ik ben je tante Tracy, zegt een vrouw en ze legt haar hand op mijn wang. Maar je herkent me vast niet meer. Ze heupwiegt weer weg.
— Happy homecoming, zegt oom Syl, de jongste broer van mijn vader. Hij heft een glas kool aid boven de tafel.
We staan allemaal op en proosten.
— Happy homecoming George James, klinkt het hier en daar.
De mannen en vrouwen van het gospelkoor doen ondertussen hun paarse glimmende mantels af, spijkerbroeken met vouw, zwarte synthetische pantalons en loszittende overhemden komen te voorschijn. Ze sluiten aan bij de rij voor het buffet.
Iemand drukt ergens op de playknop van een cd-speler en de stem van Ben E. King vult de ruimte.
— Opa’s lievelingsmuziek, zegt oom Syl.
‘Welcome to the celebration of the homecoming of George James,’ stond met sierlijke letters geschreven op het krijtbord bij de zijingang van de kerk. Mijn opa lag nog maar een uurtje onder de grond in een glimmend houten kist toen zijn vrienden en familie uitgelaten de ruime kamer aan de zijkant van de kerk inliepen, waar een lange tafel tegen de muur stond met schalen vol maisbroodjes, aardappelsalade, gerookte ham, zoete aardappelpuree, gefrituurde kip, met spek gebakken boerenkool en hartige taarten. Het gospelkoor dat daarvoor in hun paarse mantels gospels zong, om ernstig het afscheid van mijn grootvader te begeleiden, stond net nog in diezelfde mantels, achter in de ruimte James Brown te zingen.
— We’re gonna have a funky good time.
De kansel, waar de pastoor zijn preek hield, vergezeld door het luide wenen en de amens en halleluja’s van nichten en tantes, was nu donker.
Een zware dame gaat naast me zitten, pakt mijn hand en kijkt me glimlachend aan. Ze vertelt dat ze me nog kent, van vroeger. Ik moet haar een paar seconden aankijken.
— Tia tia!
— Ja, straalt ze, je weet het nog.
Tia tia was de lievelingsschoonzus van mijn vader.
Ze laat mijn hand los en wijst naar een jonge man aan de andere kant van de tafel.
— Weet je nog wie dat is?
En voor ik antwoord kan geven zegt ze:
— Dat is Kevin, de zoon van Syl. Groot is ie geworden he?
— Ja zeg, ik had hem nooit herkend.
— Hij heeft al 4 kinderen. En dat is Marie.
— En is dat Eric? Ik wijs naar de jongen in de rolstoel.
— Ja.
— Hoe… wat is er gebeurd met hem?
— Vraag het hem zo zelf maar.
Aan mijn andere kant komt een grote man zitten. Hij zet zijn volgeladen bord met een klap neer op tafel en draait zich naar mij toe.
— Jij bent er een van Carlos toch?
— Dit is de jongste, antwoord Tia tia.
Nog voor mijn bord leeg is, is het voorbij. De schalen worden snel en vakkundig op karretjes gezet en weggereden. De limousine staat er niet meer. We lopen naar het huis van opa. Daar verspreiden de tantes en ooms, oudtantes en achterneven zich over de rommelige huiskamer in L-vorm . Tante Tracy, Tia tia en een paar andere tantes wiens namen ik niet meer weet zetten koffie en brengen blikjes cola, sinas en bier naar de eettafel. Kevin trekt het deurtje van een houten kast open, waarachter flessen drank staan. Iemand anders zet weer kleine glazen op de eettafel en vult ze met drank.
— Waar is eigenlijk zijn auto, roept een tante en de kamer valt even stil.
— Waar is het testament, roept een andere tante.
— Hoezo, vraagt iemand.
— Hij had er geen, roept weer iemand anders.
— Die auto, roept de eerst tante weer, die had hij beloofd aan Kevin.
— Al verkocht, roept een van de kaartende neven.
— Wat, roept Kevin verbolgen.
Glazen worden bijgeschonken
De stemmen worden luider. Op de koffietafel legt iemand een stapel dominostenen neer en een paar van mijn neven nemen plaats.
Salomon zet een pick up op en salsamuziek vult de kamer. Een paar tantes en een enkele oom beginnen te dansen. Een oudere man, ik denk een broer van opa, pakt mijn hand om te dansen.
— Kom meisje, roept hij, het is feest. Opa George is nu weer thuis.
Ik wil niet dansen en trek mijn hand terug.
Een paar mensen beginnen hier en daar wat laden en kastjes open te trekken en halen er papieren uit.
De dansende ooms en tantes salsaën er tussendoor. De mannen rond de koffietafel slaan de dominostenen hard op tafel en worden steeds luidruchtiger. Ik ga naast Eric zitten die zijn rolstoel naast de eettafel heeft gezet.
— Wat is er gebeurd?
Hij kijkt me even onderzoekend aan en begint dan te lachen. In beide mondhoeken twee gouden tanden.
— Je lijkt op je vader.
Ik lach een beetje mee. Dan kijkt hij opeens heel serieus.
— Suikerziekte. Eerst het ene been en toen het andere. Binnen een maand.
Ik kijk naar het blikje cola in zijn handen.
— Mag je dan nog suiker?
Hij lacht weer.
— Nee, maar sommige gewoontes leer je niet zo snel af.
Tia tia komt naast me zitten.
— Waar is je vader, vraagt ze.
Ik kijk om me heen, ik heb hem niet meer gezien sinds we weer bij de kerk aankwamen.
Op de slaapkamer van opa is het donker en net als ik me wil omdraaien, zie ik iets bewegen op het bed. Mijn vader.
— Carlos, zeg ik zachtjes en hij richt zich langzaam op. Ik ga naast hem op het bed zitten. Hij doet een bedlampje aan en knikt naar mij.
— Hoe gaat het, vraag ik.
— Het gaat, zegt hij en wrijft over zijn baard.
De stemmen uit de huiskamer dringen de slaapkamer binnen, stijgen boven de muziek uit.
— Ze hebben het over het testament van opa, zeg ik. En de auto.
Na een lange pauze zegt hij:
— Hij had niets meer. Hij heeft alles aan de kerk gegeven. Maar shttt, laat ze nog maar even feest vieren.
Ze komen er nog wel achter.