Deze week gelezen: Mulder & De Wit

Arjen Mulder, Rebekka de Wit: de redacteur is op zoek naar verrassingen in non-fictie en vindt andere perspectieven in een origineel, overtuigend en af en toe iets te degelijk boek over planten en in een persoonlijke omdenk-essaybundel over thema’s van nu.

*

Daan Stoffelsen: Arjen Mulder, Vanuit de plant gezien & Rebekka de Wit, Afhankelijkheidsverklaring

Ik hoor het me telkens weer zeggen: de roman bepaalt wat literatuur is. Je bepaalt dus onvermijdelijk ook wat literaire non-fictie is op basis van de vorm van het dominante literaire genre, de roman. Literatuur die bepaald wordt door karaktertekening, enscenering, dialogen, stijl, plot – en die goed wordt door ambachtelijke perfectionering, maar beter door de variatie, de verrassing. Zo kun je van het literairste non-fictiegenre, het essay, zeggen dat karaktertekening zich vertaalt in een persoonlijke insteek, door scènes, door vergelijkingen en beeldspraak.

Overigens kun je ook van een roman of verhalenbundel zeggen: de variatie, de verrassing, die maken een boek beter. En dat zit hem dan niet in één aspect. Een verrassende plot alleen volstaat niet. Zo is bij non-fictie een nieuw inzicht ook niet genoeg. Ik weet heel weinig van planten, en na het lezen van Vanuit de plant gezien heel veel meer. ‘Kroonschuwheid’ kende ik door een boswachter op Twitter maar ‘Wohnhülle’ niet of ‘Ehux’, of ‘climaxsituatie’, en dat het beukenbos de climaxsituatie is voor de natuur in Nederland, of dat ‘de wortelplaat van een vrijstaande beuk het liefst even breed [uitgroeit] als de boomkroon’, en door Arjen Mulder nu wel. In Vanuit de plant gezien leer je heel veel over de plant en de planeet, en vanuit het plantaardige perspectief ook over mensen en dieren.

‘Toch maakt de koe, waar ze ook staat in de bescherming van een prikkeldraad of stier, immer een tevreden, zelfvoldane indruk. Ze likken de hand van de boer en voorbijganger en hun geur is zoet en vriendelijk. Voor weggebruikers zijn ze, wit-zwart en -bruin, visuele prikkels in een verder doodsaai agrolandschap, levend meubilair op een knalgroen kamerbreed tapijt. En wat doen de runderen in dank voor de complete herinrichting van de natuur en de persoonlijke verzorging door de mens? Met hun geschijt verzuren ze het grondwater, waardoor alle planten sterven op het gras na, en met hun geboer pompen ze meer broeikasgas in de atmosfeer dan alle auto’s op aarde samen. Melkkoeien zijn monsters, vermomd als kolossale baby’s.’

Mulder zorgt ervoor dat je je voornemen veganistischer te leven ietwat nuanceert. In een parafrase van Hans Teeuwen: de dieren zijn zelf ook geen lieverdjes, hoor. Mulder brengt een origineel en overtuigend geluid in de klimaat- en natuurbeheersdiscussie, met aardige ironische insteek en fijne beelden. ‘Een plant heeft een relaxed bestaan,’ schrijft hij. ‘Alle zorgen waar mensen zich het hoofd over breken, kent ze niet.’ Hij schrijft goed, en door invalshoeken als ‘leven en dood als plant’, een moderne natuurfilosofie of de Nederlandse ‘natuur’ te kiezen, krijg je een mooi, evenwichtig en diepgaand beeld van zijn onderwerp. Maar hij is niet in persoon aanwezig, er zijn geen dialogen of scènes, en belangrijker: de bioloog verdringt de essayist al te vaak. De architectuur van een plant is razendinteressant, maar ik voel me na lezing van zijn essay daarover niet heel veel minder dom dan daarvoor.

Dat komt door frases als: ‘Een groeiende wortel is een stengel die volledig is afgestemd op het leven in een compact en weinig meegand groeimedium, waaraan hij voedsel en water moet zien te ontrekken.’ Of: ‘Het proces van autopoiesis en homeostase speelt zich af binnen het lichaam en maakt van de plant een autonoom wezen, vrij en onafhankelijk.’ Mulder vraagt concentratie.

Hoe erg is dat? Maken die inzichten, zijn oorspronkelijke perspectiefkeuzes en zijn op andere momenten aangename stijl niet alles goed? Ik dub daar nog even over door. Binnen mijn definitie van literaire non-fictie is Vanuit de plant gezien een boek dat de grenzen opzoekt, vanuit de wetenschap zelf, en redelijk compromisloos. Mijn leesbubbel is die van de roman, en ik herken weinig, Mulder komt me amper tegemoet.

*

De literaire test is veel eenvoudiger los te laten op Rebekka de Wits kleine essaybundel Afhankelijkheidsverklaring. De verrassing zit al in de titel ingebakken, zij het minder gericht dan bij Mulder, die het plantenperspectief laat overheersen. De Wit kiest in haar 136 pagina’s voor verschillende onderwerpen en denkt ze om. Maar eerst brengt ze een paar anekdotes, mooi en pijnlijk: een buurman die met een verzonnen verhaal een mooi bedrag had binnengehaald bij de verzekeringsmaatschappij – iets wat haar eigen familie met het echte verhaal niet lukte. Die man had ‘het spelletje’ dus beter gespeeld. ‘Je weet toch dat het zo werkt?’ Of het ongemak van de zwarte pietendiscussie. Dan is er een afdeling ‘Essays’. Uit ‘Macht en naïviteit’:

‘Vrijwel altijd wanneer je voor naïef wordt uitgemaakt, word je eigenlijk je praatstok af te geven en meestal doe ik dat ook direct.
Het is namelijk waar, ik ben naïef, dat kan niet anders.
[…]
De vraag is echter hoe het kan dat die ander gelooft dat hij niet naïef is, dat hij zich zelfs prima bij machte voelt om te bepalen wie dat wel en wie dat niet is, als een soort poortwachter van de echte wereld.’

Raak! De Wit bevraagt op een fijne, persoonlijke manier. In tegenstelling tot Mulder is zij persoonlijk aanwezig, en gaat ze uit van een gebrek van kennis in plaats van een bibliotheek aan feitjes. Daardoor is haar toon ook los en lekker, zelfs wat naïef. Vragend, betogend, minder scènisch, en herhalend: ‘naïef’ valt op deze pagina wel vijf keer. Dat zou toch minder nadrukkelijk, minder retorisch kunnen? ‘Het probleem is alleen dat wat naïef is niet zo vastligt als de meter in Parijs.’ Eén keer omdenken maakt nog geen verrassend essay.

Maar een paar essays na elkaar helpt je denken over onafhankelijkheid, feminisme, individualisme, voorstellingsvermogen, vergeving. Dat is al veel waard.

De Arbeiderspers gaf Vanuit de plant gezien uit, AtlasContact gaf Afhankelijkheidsverklaring uit.