Deze week gelezen: Jannie Regnerus, Deon Meyer

Jannie Regnerus, Deon Meyer: de redactie las een klein knap boek en een daadwerkelijk literaire thriller.

*

Daan Stoffelsen: Jannie Regnerus, Het wolkenpaviljoen

Met wat voor verwachtingen begin je aan een boek? Het idee is, zo heb ik het bijna twintig jaar geleden geleerd, met zo weinig mogelijk. De flaptekst met een korreltje zout, de auteursreputatie (en uitleggerige interviews) terzijde, de actualiteit (corona, #blacklivesmatter) en eigen omstandigheden (als vader lees je boeken met kinderen anders) negeren, en dan gewoon het boek lezen, je afvragen wat het beoogt, hoe het werkt, en of het goed werkt. En dan schrijf je daar een recensie over.

Verdomde lastig. Of eigenlijk onmogelijk. Hoe kan je lezen zonder jezelf?

Ik heb een leesgeschiedenis met Jannie Regnerus. Toen ze haar eerste reisboeken bij Wereldbibliotheek publiceerde, liep ik daar stage. Ik vond ze prachtig. Haar romans daarna heb ik niet allemaal gelezen, maar volgens mij is de grote gemene deler: klein, verstild, diepgravend. Toen ik aan Het wolkenpaviljoen begon, had ik geen idee van plot of insteek, wel gewoon zin in de novelle. Dat lijkt me een goede basis.

Het verhaal is kort, Regnerus vat het in een kort hoofdstuk summier samen: Luut en Kris zijn verliefd op elkaar geworden, krijgen een kindje, Tessel, en drijven uit elkaar. Luut geeft zichzelf daarvan de schuld, in een continue verbouwing ‘had [Luut] geen tijd om door te vragen’. Luut, architect, besluit terug te gaan naar Japan. ‘Voor Luut verder kan, moet hij terug naar de tempels en tuinen in Japan die hem als jonge architect inspireerden, niet om daar zijn verleden opnieuw te beleven maar om er zijn toekomst terug te vinden,’ schrijft Regnerus. Ik vind dat wat clichématig aandoen, en het rijm (verleden beleven, toekomst terug) iets te veel hameren. Thomas de Veen noemt het in NRC Handelsblad ‘hoogdravend’. Dat is het ook, maar dat is geloof ik de kern van dit personage: iemand die in grote woorden, beelden, idealen denkt, en zichzelf oneindig teleurgesteld heeft.

Maar na dat voornemen wordt het beter, interessanter. Plot is er dus amper. Dialoog ontbreekt. Het wolkenpaviljoen bestaat uit kleine scènes, afgespeeld in Luuts zwaarmoedige hoofd, dat neigt naar het sentimentele maar vooral goed geobserveerd heeft. Mooie beelden, goede vondsten. De plaksterren in de kinderkamer brengen hem bij Eise Eisinga’s planetarium en de vaststelling: ‘In Tessels universum draaien moeder- en vaderplaneet elk in een eigen baan en omloopsnelheid om haar heen. Waar alles in haar leven zich verdubbelde, huizen, bedden en reizen, werd het belangrijkste gehalveerd. Steeds ontbrak er één ouder.’ Elke ouder herkent dit, maar zo had ik het nog nooit geformuleerd: ‘Iets van haar wezen wordt zichtbaar in de inhoud van haar broekzak die als een uilenbal op de wasmachine ligt, takjes vermengd met de plakkerige kruimels van een stroopwafel, een losgeraakte knoop, verfrommeld papier volgekrabbeld met geheimschrift.’

Regnerus verbindt Luuts architecturale denken aan zijn psyche, en komt op mooie combinaties – regelmatig dacht ik: wat zou Pieter Hoexum hiervan zeggen? En op andere momenten: wat zou Joost Baars hierover schrijven? Zelf ben ik het enthousiasts over Regnerus’ vondst om in plaats van een geheugenpaleis (lees Jan van Akens De ommegang!) een gewetenslandschap te bouwen. ‘Luut heeft zijn falen ondergebracht in schimmige stegen, in krotten waarvan hij de ramen en deuren met planken heeft gebarricadeerd. Uitgerekend deze panden hebben zichzelf tot beschermd stadsgezicht verklaard, ze weigeren hun grond af te staan. Het liefst zou hij ze met een sloopkogel neerhalen en de vrijgekomen kavels met koolzaad en papaver inzaaien.’ In één van de vervallen panden is een kindersok met een gat erin.

Ik lees Het wolkenpaviljoen als een kleine studie van een mens die gefaald heeft, die rouwt, die met zichzelf en zijn geliefden in het reine wil komen. Dat is nadrukkelijk klein, er is emotie en ook obligate emotie, spiritualiteit, maar er zijn ook beelden die het groter maken, universeler, verbinden met natuur en kunst en denken. De keuze om verhaal of dialoog (niemand anders dan Luut krijgt een stem) eruit te houden, verbaasde me ook – maar in de doelstelling van de novelle is Regnerus wat mij betreft zeker geslaagd.

De vraag die ik destijds al snel na eerste vraag (‘Hoe beoordeel je een boek?’) moest gaan stellen was: hoe verhoudt dit boek zich tot andere? Dan gaat ook spelen of de ambities interessant genoeg zijn. Is het in deze honderd pagina’s niet té klein? Maar kun je dat echt zeggen van een boek dat in stad en platteland, in Mongolië en Japan verblijft, dat het romantische en het architecturale, het rationele en het spirituele verbindt? Knap boek.

Van Oorschot gaf Het wolkenpaviljoen uit. Op Athenaeum.nl staat een fragment.

Jan van Mersbergen: Deon Meyer, 7 dagen

Een van de dingen die voor mij thrillers leesbaar maakt: een goed uitgewerkt kwetsbaar personage.
Spannende boeken focussen vaak op heftige gebeurtenissen, op een schok, een klap, op een plot, een wending, nog een wending, op momenten die de lezer niet aan ziet komen en, erger nog, op spanning die gepoogd wordt in beschrijvingen te vangen. Dat leidt vaak tot opgefokt proza waarin iedere handeling hijgerig is en achter alles wat er gezegd wordt een uitroepteken staat, alsof de personages alleen tegen elkaar kunnen schreeuwen.

In 7 dagen (vertaald door Martine Vosmaer en Karina van Santen) geeft Deon Meyer zijn personage Bennie Griessel precies voldoende bagage mee om hem in iedere scène onder druk te zetten. Griessel is rechercheur en onderzoekt een moord, dat is het verhaaltje, de puzzel die uiteindelijk wel tot een oplossing zal leiden. Griessel is daarnaast een man die net een periode van de drank af is en bij het afkicken een zangeres heeft ontmoet met wie hij nu een relatie heeft. Het contact tussen die twee is minstens even spannend dan het moordonderzoek.
De zangeres, Alexa, belt hem op als Griessel aan het werk is. Ze durft het optreden niet te zien. Hij praat haar moed in.

‘Ga koffie voor jezelf zetten. Eet iets. Neem een bad. Ik kom zo snel mogelijk. Ik ben aan het werk…’
Alexa zegt een paar regels verder: ‘Ik had je niet moeten lastigvallen, het spijt me. Bye, Bennie.’

Dit korte gesprek maakt van de politieman een levendig personage. In een eerdere scène was hij al erg nerveus en onhandig omdat hij andere artiesten zou gaan ontmoetten, bij een groot feest. Dat liep mis. Hij werd weggeroepen, liet Alexa achter, waarna zij weer een borrel nam. Het werk kruist steeds het contact, het gewicht van zijn sociale onhandigheid en de kwetsbaarheid van zijn ex-verslaving neemt hij altijd met zich mee.
Nergens benoemt Meyer die onhandigheid of kwetsbaarheid, nergens maakt hij de misstap de psychologie te analyseren. Wel laat hij zien hoe Griessel zich gedraagt en maakt hij het drama van dit personage invoelbaar, en dat tilt alle andere thrillerelementen naar een hoger niveau.

Zo lees ik een zoveelste goed geschreven spannende roman van Deon Meyer, waar met recht ‘literaire thriller’ op staat. Voor mij staat ‘literair’ niet voor het gebruik van grote woorden, het strooien met bloemrijke metaforen, het aan elkaar knopen van allerlei opinies of andere middelen die een tekst literair doen lijken maar die meestal weinig inhoud hebben. Literair in de zin van: spelen met taal of het goochelen met woorden. Literair als synoniem voor imponeren. Literair zoals het gros van de zinnen die de Tzumprijs voor beste literaire zin in de wacht slepen: langdradig, opgebouwd uit slecht gekozen beelden, bladvulling.
‘Literair’ is voor mij het overdrachtelijk maken van wat er bij een personage in een bepaalde tijd, setting, situatie speelt, en dat zo scherp mogelijk uitwerken. Lukt dat, en is het verhaal spannend, met bijvoorbeeld een moord en een politieman, dan is het boek een literaire thriller.

Langzaam vallen in 7 dagen de stukjes samen. Griessel zoekt naar motieven waarom de vrouw vermoord zou kunnen worden, in haar eigen huis, zonder inbraaksporen. De sluipschutter volgen we zijdelings, een goeie schutter die tegelijk erg nerveus is. Ook hij wordt mooi uitgewerkt, een compleet karakter.
Het is vakantie. Boeken lezen die ontspannen, die lekker lezen, die een kleine puzzel in zich hebben, die goed geschreven zijn, die vermakelijk zijn en de menselijke aard onderzoeken, met zulke boeken kom ik de vakantie wel door. Meyer levert dat keer op keer.

A.W. Bruna geeft 7 dagen uit.