Deze week gelezen: Gerbrand Bakker
Gerbrand Bakker: de redacteur las deze week solo een geslaagd Privédomeindeel dat met korte zinnen en tegendraadsheid waaromvragen opwerpt.
*
Daan Stoffelsen: Gerbrand Bakker, Knecht, alleen
Ik ben geen liefhebber van het genre zoals Gerbrand Bakker zelf, van het autobiografische, de dagboeken, de brieven, ik vind het bijna ergerlijker dan dromen in romans, en terwijl ik het opschrijf, denk ik: waarom eigenlijk?
‘Waarom? Ik worstel ermee. Eigenlijk al toen ik het schreef, maar vooral ook nu, achteraf. Ik kan het voor mezelf verzachten door steeds maar aan Jules en Edmond de Goncourt te denken, en dat het me geen reet kon schelen dat ik dagboeken en geen romans las. Maar dat is geen antwoord op die fundamentele vraag. Waarom? Omdat ik blijkbaar geen zin meer heb romans te schrijven, maar niet het werk, het schrijven zelf als ambacht, wil of kan missen? Is dat een afdoende antwoord? Ik ben nu eenmaal schrijver, dus ik schrijf?
Waarom is een heel vervelend, soms verschrikkelijk woord.’
Als lezer denk ik: omdat in de genres die in Privédomein een plek krijgen een bepaald gebrek aan hiërarchie speelt, kan spelen: elke dag, elke gebeurtenis heeft hetzelfde gewicht, alles speelt zich af aan dezelfde oppervlakte. Er zijn ook altijd tientallen namen van onbekenden die amper geïntroduceerd worden. Toch beviel Nicolien Mizees Faxen aan Ger me (Bakker: ‘soms zó goed dat ik, al lezend,
zwetend van schaamte in bed lig als ik aan dit geschrijf
denk’), en nu bevalt dit boek me ook. Dat heeft wel degelijk met ordening te maken, structuur.
Knecht, alleen is namelijk geen dagboek, het is een onderzoek naar een depressie, een reconstructie van een verschrikkelijke vakantie door die depressie, de weg terug, doorspekt met ontmoetingen met honden en andere schrijvers, kleine scènes met buren in de Eiffel, en overwegingen over liefde, seks en literatuur. Het is een boek waarin dat vervelende woord ‘waarom’ meer dan negentig keer valt, meer dan het woord ‘depressie’, en het dus niet alleen autobio is maar ook behoorlijk meta.
‘Waarom dit allemaal opschrijven? Ik vermoed omdat zo’n depressie onzegbaar is. Onuitlegbaar. Dat hindert me. Ik ben toch schrijver? Dan moet ik dat toch onder woorden kunnen brengen?’
Dat is interessant, maar Bakkers toon is ook heel prettig, zijn strakke, korte zinnen (wat niet per se betekent dat het boek strak gestructureerd is, integendeel), zijn lichte ergernis, zijn tegendraadsheid, zijn onderkoelde humor (het was weer een tijd geleden dat ik zoveel zat te lachen), de droge dialogen met de therapeut, zijn ambitie metaforen te mijden. Op een moment dat ik, geen neerlandicus, het niet zie: ‘Ik heb een metafoor gebruikt. Dat was niet de bedoeling.’ En:
‘Wat ik nu ook opschrijf, hoe ik het ook opschrijf, nooit kan het weergeven hoe het toen was. Nu heb ik woorden, nu kan ik nadenken. Maar het denken en al die woorden zijn ontoereikend, al was het alleen maar omdat woorden als “ondenkbaar” of “hoop” geschrapt moeten worden. En met die woorden heel veel andere woorden. Je zou het zo kort mogelijk moeten opschrijven om de betekenisloze woorden te omzeilen. Maar waar kom je dan uit? Een woord als “wachten” kan; wachten gaat vanzelf. Kan “geduld”? Ja, ik geloof het wel, dat gaat ook min of meer vanzelf. Maar bij een woord als leeg heb je alweer iets meer nodig. Definieer “leeg”. Niets. Definieer “niets”. En Niemandsland is een metafoor. Spaarstand is ook een metafoor. Ik had beloofd – mezelf en de lezer – geen metaforen in te zetten. Daarom noem ik ze vergelijkingen, maar dat is als yoghurt vla noemen en tijdens het eten van die “vla” steeds te denken: hm, lekker, hoor, deze yoghurt.’
Raak en geestig. Aan het slot van Knecht, alleen (leve die komma!) weet je niet zeker of Bakkers mantra ‘morgen ben ik er weer’ echt is uitgekomen, maar je vertrouwt het wel. En ik heb me al bijzonder vermaakt, ook met een bonusverhaal ergens halverwege, ‘De leeuwerik’. Dat verscheen in 2011 in De Revisor (na te lezen bij de DBNL), en toen Bakker het 10 mei naar Jan stuurde, nadat we al even om kopij hadden gebedeld, was ik er erg gelukkig ermee. (Nota bene: ik ken Bakker persoonlijk(er) sinds ik hem met Eveline Vink in 2006 interviewde voor Recensieweb. Ik heb hem op het Boekenbal nog een hand gegeven, enkele dagen voor Noord-Brabant in lockdown ging en handen geven taboe werd.) Een heel kort verhaal waarin een man wandelt en een andere man ziet lopen. Het heeft iets rustieks én obsessiefs. ‘Als dit een verhaal van iemand anders zou zijn, zou ik denken: ja, leuk en aardig allemaal, poëtisch ook, maar die schrijver moet eigenlijk een schop onder zijn reet hebben,’ schrijft Bakker, maar hij verbindt er anekdotes aan en analyse, waardoor het sobere verhaal rijker wordt.
Je zou er bijna liefhebber van het genre van worden.
Knecht, alleen werd uitgegeven door De Arbeiderspers. Op Athenaeum.nl staat een fragment.