Groen (II)

Na tien jaar vertrekt Jan van Mersbergen als redacteur van De Revisor. Als afscheid zijn korte verhaal ‘Groen‘, dat in twee delen op de website zal verschijnen. Lees deel één, en vandaag het tweede deel.

*

Als ze bij de eethoek gaat staan zie ik dat hij op blote voeten loopt. Jezus. Ik heb altijd koude voeten. Volgens mij hield ik toen op die boot in de winter mijn sokken gewoon aan.
Vera merkte er niks van, dat is zeker.
Ze hebben het over de tafel. Hij wilde een grote tafel waar je met tien man aan kunt zitten, zij zegt dat die vaak niet zou mooi zijn. Nou, ze zijn er wel uitgekomen zo te zien.
We deden het zonder condoom, dat weet ik nog. We waren allebei dronken. Dat heeft meestal het effect dat het lang duurt.
Hij zegt: ‘Uiteindelijk heb ik mijn zin gekregen en is dit onze tafel geworden.’
Misschien ligt ze nu wel te bevallen?
Vera zegt: ‘Maar gewoon tweedehands gevonden, zodat-ie ook weer makkelijk weg kan.’ Ze grinnikt kort.
Paul lacht om haar grapje. Dat-ie weer weg kan. ‘Ik ben er heel blij mee,’ zegt hij.
Ik staar naar het scherm. Nog nooit zag ik zo’n aflevering met een huis zonder het huis te zien.
Ze is mooi. Precies een vrouw waar ik op hoop als het praatwerk achter de rug is en er nog wat gedronken wordt. Filmposter signeren? Ja natuurlijk. Voor wie is het?
Voor Paul.
Hoe schrijf je dat?
Nu kan ik het echt zien: haar buikje. Vijf maanden, schat ik.
Ze staat iets gedraaid bij de eettafel en vertelt over het uitzicht en de glazen pui die erin moest en dat het in de zomer daar wel vijfendertig graden wordt, want de tuin is op het zuiden, en dan begint het muziekje en zegt de voice-over: ‘Dat zie je zo.’
Vera. Ze dronk stevig door in dat grote café, met die schrijver met het verwaaide kapsel aan tafel en die andere twee. Volgens mij was er ook dichter die kort daarna overleden is. Ze zat naast me op een gegeven moment, na wat schuiven en een bezoekje aan de wc. Tafelschikking is bepalend.
De dichter liet zich in de hoek schuiven, of eigenlijk zei hij toen ik eruit moest: ‘Natuurlijk, ga je gang.’ Hij stond voor me op. Die andere schrijver bleef breed en handig zitten, maar die was druk in gesprek met een regisseur uit Utrecht.
Er komt een item over het telen van groentes. Heerlijk, trotse mensen met hobby’s.
Tot de voice-over zegt: ‘Op een prachtige plek in Noord-Holland zijn Paul en Vera de trotse eigenaren…’
Daar is ze weer.
Maar eerst haar man. Zijn naam komt onder in beeld. Hij begint weer te praten, geeft een rondleiding, een trap op, de trap weer af.
Dan neemt Vera het over. Onder in beeld komt haar achternaam erbij te staan en: interieurstylist.
Facebook biedt uitkomst. Met trillende vingers zoek ik de site erbij op mijn telefoon, druk op het vergrootglas en tik haar naam in. Er verschijnen vier Veras, ik zie direct dat ik de bovenste moet hebben. Een zwart-wit profielfoto, met dezelfde lach.
‘We gaan hier uiteindelijk nog een mooie houten vloer in leggen,’ zegt ze.
Ik klik op de profielfoto. De foto wordt vergroot en zie ik een pasgeboren baby met een mutsje op en het oudste kind dat schuin zijn gezicht voor het beeld duwt.
‘Dit is onze badkamer,’ zegt ze.
Stralende lach.
Die boot bij het station van Groningen, de lange reis terug. Waar was ze toen? Met de trein terug, geloof ik. Samen reizen wilde ik niet.
Die ochtend kwam de man die zijn boot aan het festival had verhuurd veel te vroeg een kijkje nemen. Alle deuren stonden open, overal lagen kleren. Vera sloeg de dekens voor haar borsten.
‘O sorry,’ zei de man.
We kleedden ons aan. Er was geen tijd voor koffie. We namen afscheid en dat was het. Nooit meer iets van haar gehoord of gezien.
De datum, van wanneer is die foto?
Waarom zag ik dat niet meteen: juli.
Ze laat de badkamer zien. In de boot zat de douche aan de andere kant: de slaapkamer in de boeg, de douche achter. We hebben nog wel samen gedoucht, volgens mij, en op de terugweg was het kleren zoeken.
Ze heeft het over tegels. Vloertegels. ‘In de badkamer mocht er wel effe wat meer gebeuren.’
Ik word rustig nu. Ze heeft haar kindje. Ik zit te kijken naar een vervlogen avond, een stipje in een agenda waar geen van ons over een tijdje nog aan denkt.
Paul laat de slaapkamer zien. Achter hem op een geborduurd stukje stof staat de naam van hun dochter en de geboortedatum, samen met Janneke, van Jip.
15 september 2017.
Dat is de eerste.
Weer begint-ie over vertrouwen. ‘Ik vertrouw je altijd.’ Mensen die dat zeggen moet je altijd wantrouwen.
Ze zit op een bed dat zo te zien van een paar pallets gemaakt is, met een deken erover. Ze vertelt dat ze buiten woont en dat ze dan ook diertjes wilde. ‘Kipjes, een hond, een poes. Dus.’
Dat was allemaal dik in orde.
‘Dat maakt het wel af.’
Die avond in december wordt steeds duidelijker. Ze droeg een lange rok. Ze deed die rok niet uit. Ze hees hem gewoon omhoog.
Hun kindje was er al in juni. In het voorjaar was ze zwanger. In december ging ze met mij een stukje varen. Ze was toen al zwanger.
Vandaar dat ze niet bang was. Nergens voor. Zwangere vrouwen zijn niet bang. Is dat een conclusie?
Ze zitten onder de pergola, voor het uitzicht, tussen de groene planten en de gele en witte voorjaarsbloemen. Vera heeft een kindje op schoot.
Hij zegt: ‘Als je dan hier zit zo met elkaar dan is het meer dan de moeite waard.’
Vera zegt: ‘Absoluut.’