Lees Dorien Dijkhuis, Eiland 7, bij De Revisor

Eiland 7

Na een lange periode die in het teken stond van wachten, verblijft Dorien Dijkhuis op een eiland. Daar onderzoekt ze wat verlangen met tijd te maken heeft, verkent ze het verschil tussen toevlucht en vlucht en vraagt ze zich af hoe je verdriet verwerkt. Deze week de slotaflevering, 7, van haar feuilleton ‘Eiland’. Dit feuilleton werd mede mogelijk gemaakt door een ontwikkelbeurs van het Nederlands Letterenfonds.

*

We saw for a moment laid out among us the body of the complete human being whom we have failed to be, but at the same time cannot forget. All that we might have been we saw; all that we had missed, and we grudged for a moment the other’s claim, as children when the cake is cut, the one cake, the only cake, watch their slice diminishing.
— Virginia Woolf, The Waves

Naast het leven dat we leiden, bestaat het parallelle leven, zegt filosoof Adam Phillips: het leven dat we alleen in gedachten hebben geleefd. Het leven van de risico’s die we hebben gemeden en de kansen die we voorbij hebben laten gaan of die zich nooit hebben aangediend. Dat leven is altijd gepaard aan het leven dat we wél leiden. We delen ons leven met andere woorden met degenen die we nooit zijn geworden.

One’s real life is so often the life that one does not lead (Oscar Wilde).

Ik slaap veel op het eiland. Als ik ’s ochtends wakker word van het licht dat door de dunne gordijnen valt, trek ik een kussen over mijn hoofd en slaap verder. Misschien is het de zee. De buitenlucht. De huilbuien. Misschien is het omdat ook slapen een vorm van vluchten is. Terwijl we in deze wereld slapen, zijn we wakker in een andere. (Borges)

Terwijl ik wachtte, reed ik op een parallelweg. Links, voorbij de vangrail, lag de weg waarop ik elk moment zou kunnen invoegen. Daar zou ik rijden in een grote Volvo met gekleurde boerderijdieren op de achterramen. De invoegstrook kon zich elk moment aandienen. Terwijl ik wachtte verlangde ik naar een teken. Een verkeersbord: ritsen over 300 meter.

You think of the child you might have had but didn’t. When the midwife says: ‘It’s a boy’, where does the girl go? When you think you’re pregnant and you’re not, what happens to that child that was already formed in your mind? You keep it filed in a drawer in your consciousness, like a short story that wouldn’t work after the opening lines.
— Hilary Mantel, Giving up the ghost

Soms bestonden beide levens tegelijk. De dagen voor de ochtend — eindelijk — dat het tijd was om over een plastic teststaaf heen te plassen.

Tijdens die wachtdagen dacht ik vaak aan Schrödinger en de kat in de doos. De kat leefde en tegelijkertijd leefde hij niet. Terwijl ik wachtte, was ik tegelijkertijd zwanger en niet zwanger. Ik had een toekomst als moeder en een toekomst waarin ik geen moeder was. Ik was beide vrouwen tegelijk.

Ik zou hier iets kunnen zeggen over regenwormen. Wanneer je die in tweeën knipt, leven beide helften door. De worm splitst zich; hij leeft twee levens in plaats van één. Maar er worden zoveel dingen beweerd. Een worm die je doormidden hakt, gaat vaak gewoon dood. Beide helften blijven nog een tijdje kronkelen waardoor het lijkt alsof ze leven. In werkelijkheid zit je gewoon te kijken naar een dier dat stuiptrekkend het loodje legt.

Alleen als de schade niet al te groot is, is een regenworm in staat zijn ontbrekende lichaamsdeel weer aan te laten groeien. Soms lukt het hem om weer heel te worden.