Deze week gelezen: Auke Hulst, Kinderen van het ruige land

Deze week gelezen: Auke Hulst

Auke Hulst: de redacteur pakte de doorbraakroman erbij, en stuitte op het thema van ons nieuwste nummer, op het streven naar autonomie, en ziet de stilistische souplesse, hoe de micronatie smaak krijgt.

*

Auke Hulst, De Mitsukoshi Troostbaby Company & Kinderen van het ruige land

Over ruim twee weken spreek ik Auke Hulst over zijn voor de Libris Literatuurprijs genomineerde roman De Mitsukoshi Troostbaby Company bij Boekhandel het Martyrium. Je las me er al eerder over.

Maar nu #31: Micronaties in de (virtuele) winkels ligt (bestel hem! Abonneer je! Maak een dansje en verzin je eigen valuta!), licht ik een van de vele aspecten in deze ambitieuze roman uit: in zijn prachtige coming-of-ageroman Kinderen van het ruige land schrijft Hulst al over een vrijstaat die de vader van hoofdpersoon Kai op zou hebben gericht, de basis van een schimmige eerste roman, Vrijstaat. Ook in deze doorbraakroman al zijn er flarden van een tweede roman. Eerst beschrijft hij het gegeven dat uitgangspunt wordt van Kais roman:

‘Sinds in 1959 het gas was ontdekt, had de overheid miljarden verdiend aan de rijkdom onder hun voeten, maar zelf zag de lokale bevolking er weinig van. Als Koeweit zich van Irak kon afscheiden, onder dekking van machtige vrienden, waarom zouden zij hier dan geen Vrijstaat kunnen uitroepen? Alleen maar omdat ze domme boeren waren, met hooivorken in plaats van Leopard-tanks? Zijn vader hoorde het de mensen zeggen, in het clandestiene café van de krankzinnige broers, of wanneer hij bij winkeliers en tuinders kwam die hem hun gepeperde energierekeningen lieten zien. Je betaalde je helemaal scheel voor iets wat recht onder je voeten werd weggepompt! Vader kwam oorspronkelijk van buiten, maar hij voelde zich een van hen. Dit was hún gas. Verdomme, dit was zíjn gas.
[…]
In het jaar 1983 riep hij de Vrijstaat uit. Het ging gepaard met een exacte kaart van de nieuwe grenzen — die niet geheel toevallig het verspreidingsgebied van de krant volgden — en met een pamflet waarin hij zijn politieke ideeën uiteenzette. Hij stelde zijn kandidatuur voor de functie van president, die hij, bij gebrek aan tegenkandidaten, ook direct maar bekleedde.
Twee maanden later was hij dood.

Het zijn vloeiende zinnen, maar Hulst weet de voorstelbare boosheid heel goed te verwoorden, met slechts één uitroepteken, één Verdomme, wat vraagtekens en maar twee keer nadruk. Het rolt, de bijvoeglijk naamwoorden zijn spreektalig, ‘domme’, ‘clandestiene’, ‘krankzinnige’ (fijne alliteratie, Hulst!), ‘gepeperde’. En de daadwerkelijke onafhankelijkheidsverklaring is dan weer bijna zakelijk geformuleerd, met subtiele bijstellingen. En dan die allerzakelijkste vaststelling op de volgende regel.
Alsof op dat uitroepen de ultieme onafhankelijkheid vanzelfsprekend volgt.

En ja, ‘in fictie zou [Kai] zijn vader weer tot leven kunnen wekken’. ‘Stel dat de Vrijstaat die zijn vader voor ogen had gestaan daadwerkelijk was uitgeroepen, met vader aan het hoofd,’ bedenkt Kai enkele tientallen pagina’s verder.

‘Nederland zou verarmd zijn, deze streek zou een Koeweit op kleigrond zijn geworden. Het dorp zou veranderen in een stalen gebit van hoogbouw, boeren ruilden hun tractoren in voor Bentley’s en Jaguars. Alles was anders in de wereld die hij zich voorstelde: zijn vader was er nog, moeder was verdwenen vlak na Kais geboorte…’

Ja, die beelden: een Koeweit op kleigrond, een stalen gebit van hoogbouw. En natuurlijk is het een verbeelding van een verlangen zelfstandig te zijn die bij uitstek past bij de naar volwassen vrijheid en zekerheden snakkende hoofdpersoon, die tegelijk de gevaren van die grenzeloosheid ziet. De fragmenten die we vervolgens lezen gaan over een sprekende dode vader, de Vrijstaat is slechts achtergrond, maar het spel bevalt Hulst.

Een eigen vlag en munt

Want er zit meer in, de micronatie leent zich voor geweldige fictie. In zijn nieuwste roman keert hij terug naar de essentie. De Kaj [sic!] in deze roman is een paar decennia later geboren, de technische mogelijkheden zijn groter, maar Hulst beperkt zich tot de droom van autarkie.

‘Hij noemde het huis Castello, het hart van Wilde Hoek. Dat was wat hem betreft een land op zich, inclusief eigen vlag en eigen munt, waarvan hij een zakje vol had laten slaan door een fabrikant van blikken sportmedailles. Zelf was hij bij autoproclamatie president voor het leven geworden. Hij had ervoor gezorgd dat we zo min mogelijk met de wereld te schaften hadden: er was een waterput geslagen, hij hakte hout voor de hypermoderne cv-houtkachel, op een deel van het dak lagen zonnepanelen en in de wierde lag een verzonken septic tank waarin zeker honderd jaar aan excrementen opgeslagen zou kunnen worden. Hij had zijn tomatenkas, zijn groentetuin, er was een kleine gaard en soms slachtte hij eigenhandig een kip, die dan nog een tijdje wanhopig met de vleugels sloeg terwijl het bloed uit de nek pruttelde. De ware Beter Leven-kip, zei vader, die zichzelf een rechtse autonoom noemde, een soort Robert Heinlein in ribbroek en schipperstrui. Dat juist hij columns moest schrijven voor de krant die zich later met de Partij zou alliëren…’

‘Autoproclamatie’ is korter en krachtiger, en de bijbehorende politieke daden zijn concreter en tegelijk smakelijk amateuristisch. De blikken sportmedailles, het slaan van een waterput en het hypermodern houthakken (ook hier zie je Hulsts lol in alliteratie), de honderd jaar aan excrementen en de wanhopige kip. Een en al kleur. Overigens redt deze micronatie het niet, in tegendeel tot Kais fantasie in Kinderen; de Partij besluit het gaswinningsbied verder uit te putten en voor bewoners af te sluiten.
Hulsts politieke hoofdlijn in de nieuwe roman zit dan ook meer in de subtiele verwijzingen naar deze technologisch-totalitaire VVD-variant dan in deze kleine onderneming, zoals het persoonlijke sowieso meer in balans is met de grote filosofische, literaire en maatschappelijke kwesties. Het kleine verdriet, de rouw en obsessie staan tegenover de vraag naar menselijkheid en kunstmatigheid, de flexibiliteit van (autobiografische) verhalen en de wenselijkheid van robotisering.

(Overigens bleek er ook een lijntje te trekken van Kinderen van het ruige land (maar ook De Mitsukoshi Troostbaby Company) naar ons landschapsnummer. Hulst schrijft over alles.)

Ambo|Anthos gaf De Mitsukoshi Troostbaby Company uit, en dus ook Kinderen van het ruige land. Lees op Athenaeum.nl een fragment. Daan Stoffelsen interviewt Auke Hulst bij Het Martyrium op zaterdag 16 april.