Deze week gelezen: Edzard Mik, waarom vogels

Deze week gelezen: Edzard Mik

Edzard Mik: de redacteur las een roman over wat belangrijk is en wat dat waard is, subtiel zichtbaar gemaakt door een vragende verteller in een steeds droomachtiger verhaal.

*

De nieuwe roman van Edzard Mik, waarom vogels (waarom geen hoofdletter?), gaat niet over vogels.
Hij gaat ook niet over een bedreigd plasje.
Ook niet over de mythische roerdomp die daar nog zou kunnen leven. (Al is Miks natuurschrijven wonderschoon: ‘Het wolkendek baarde een waterige cirkel, in het zachte schijnsel verdiepte het groen, overal spoten bronskleurige pluimen op en schitterden spinnendraden, het was alsof het natuurgebied nog een laatste keer oplichtte voordat het zou worden uitgewist,’ staat er bijvoorbeeld, waarbij de natuur een eigen weten en willen toegekend wordt, en zo hoort het in het genre, maar het voorbehoud maakt het scherper.)
waarom vogels gaat ook niet over een stervende schrijver of zijn miskende zoon.
Hij gaat zelfs niet over de opera in grote zalen die Katja, Miks hoofdpersoon, als sopraan heeft ingeruild voor ingekorte straatopera.
Hij gaat over de vriendschap met Emmy, een wat vaag geschetste vrouw die met weinig genoegen neemt maar een grote empathie voor haar leerlingen heeft en een minstens zo grote voor de natuur.

Contouren

Maar doordat Mik niet Emmy maar Katja centraal stelt, een vrouw die zichtbaar is en haar aanwezigheid uiterst vanzelfsprekend vindt, krijg je dat pas laat door. Want in waarom vogels is Katja met van alles bezig dat slechts zijdelings met Emmy te maken lijkt te hebben. Ze neemt het woordvoerderschap op zich van een actiegroep (waar Emmy inzit), blijft slapen bij de zoon van de schrijver (die Emmy zo bewondert), maar reist haar dan achterna in Spanje (waar ze vrijt met een boswachter waar Emmy ook een oogje op had), en probeert haar daar op haar gympen achterna te lopen in de berg. Een tijd lang wekt Mik de suggestie dat Emmy gered moet worden – maar Katja blijkt steeds meer de persoon die gered moet worden te zijn.

Die ontwikkeling heeft hij erg goed neergezet, bijvoorbeeld door hoe Katja anderen beschrijft, op een negatieve wijze. Zo houdt Emmy niet van opera (‘Waarmee ik me beroepshalve bezighield leek er voor haar niet toe te doen, ze vroeg er nooit naar en als ik erover vertelde werd haar blik glazig of begon ze over háár werk, vooral over haar leerlingen, die deden de raarste dingen en werden door rages bevangen als door koorts,’ dat laatste beeld na die algemeenheid is raak!), lijkt ze na een optreden van Katja verlegen en blijkt ze eigenlijk in alles niet-Katja. De zoon van de stervende schrijver is vooral níét de schrijver zelf. Haar observaties tasten, ze zijn wat slordig, en in het begin denk je: wat een vage types.

Maar de vaagheid zit in de verteller; hoe mensen wél zijn, anders dan zijzelf, lijkt haar niet te interesseren. Ze ziet daardoor alleen de contouren van anderen, betrapt zich erop te gissen naar de kern van mensen die ze al heel lang kent. De hele roman wordt steeds meer een droom, compleet met hallucinaties over oplevende schrijvers en verschijnende roerdompen.

Alle waaroms

Daarom misschien dat ‘waarom’, dat regelmatig Katja’s twijfels blootlegt, maar vaker naïef onbegrip of zelfs domheid. Gespreksgenoten zoals Emmy hebben niet zelden een stevig antwoord op haar vragen. Zelfs de inmiddels overleden schrijver is stellig als hij in gesprek raakt met Katja op zijn begrafenis:

‘Hij haalde zijn schouders op, “waarom zouden we met vogels begaan zijn? Ze zijn ook niet met ons begaan. Weet je wat het is, we overschatten onszelf als we denken dat we de hoeders van het leven zijn. Als we werkelijk midden in de natuur staan, als organisme tussen de andere organismen, zonder te pretenderen erboven te staan, dus als onderdeel ervan, dan zouden we moeten ophouden met dat gejammer over onze funeste invloed op ecosystemen. We zijn geen vogels maar we zijn wel áls vogels, zoals we als zoveel dieren zijn.”’

Dat overschatten, dat is raak, maar Katja doet er niets mee, wat moet je ook met de uitspraken van een dode. Maar ook over haar eigen zelfbenoemde kern kan ze niets principieels zeggen, als de zoon van de gestorven schrijver hem dat vraagt:

‘“Waarom zing jij?” vroeg hij opeens, en ik, “hoezo?”
“Jij zingt, hij schreef. Waarom doen jullie dat, zingen, schrijven?”, en hij keek me met grote ogen aan.
“We hebben een stem dus zingen we, we denken na over ons leven dus schrijven we. Er is in ons een teveel dat een uitweg zoekt, een surplus waarvan we iets bijzonders proberen te maken, iets waarmee we spelen en onszelf verrassen.”
“Maar is dat het ook waard?”
“Wat is wat waard?”’

We zijn allemaal wel ergens kwaad over

Een teveel dat een uitweg zoekt, dat is wel heel praktisch gedacht. En ja, ik had hier een hele lijst met waarom-citaten overgetypt, maar eigenlijk is dit gesprek, dat de formulering van de titel het meest benadert, heel kernachtig. Robin, een leerling van Emmy die Katja heeft meegesleurd naar Spanje, bevraagt Katja en haar boswachter Mateo.

‘“Waarom zijn jullie zo met vogels bezig?”
Wat kon ik zeggen, zoveel had ik niet met vogels, maar Mateo, “ze zijn een onmisbaar onderdeel van het ecosysteem. We moeten elk onderdeel beschermen, we zijn nou eenmaal in de positie gekomen dat wij uitmaken wat er in stand blijft, en wat niet. Maar als we de ene keten opgeven, storten ook andere in elkaar, als een kaartenhuis, alles hangt met alles samen en wij houden de zaak nog net bij elkaar, voor zolang als het…”
“Maar waarom vógels? Of worden jullie ook opgewonden als jullie een muis, konijn of eekhoorn zien?”’
Ik moest lachen, “niets ten nadele van het konijn en de eekhoorn, hoor, maar ze zijn altijd om ons heen, vogels, én ze kunnen vliegen. Het eerste wat ik volgens mijn moeders zou hebben gezegd toen ik met praten begon was waarom ik niet ook kon vliegen. Ik was echt kwaad, zei ze, ik moest en zou vliegen.”
“We zijn allemaal wel ergens kwaad over,” zei Robin terwijl ze door het zijraam naar een eucalyptus staarde waar roestbruine slierten van afhingen.’

Misschien moeten we die reactie van Robin als basaal puberaal lezen, maar ik ben geneigd het te begrijpen als een veroordeling van de wetenschaps- en jeugdanekdotebullshit. Wat er immers echt toe doet, is contact, en dat realiseert Katja zich pas laat. Wat doet ertoe, wat is het waard, waarom — tot die vragen leidt Mik je, ijzersterk karakters bouwend, subtiel de kern ontwijkend, tot je hem niet meer missen kan.

Uitgeverij Querido gaf waarom vogels uit. Lees op Athenaeum.nl een fragment.