De diplomaat en de vreemdeling

Revisor nummer 17, ’10 leugenaars‘ is verschenen! Een dertiende, of als u de ongelogen werkelijkheid volgt, een zeventiende leugenaar, is Joost Vormeer. Voor ons schreef hij over een bevriende leugenaar.

Het Pandhof bij de Mariaplaats in Utrecht is een mooie plek om iemand voor het eerst te ontmoeten. We zaten op een stenen muur tussen het onkruid met blikjes cola. Mijn zus stelde haar nieuwe vriend Matteo voor. Zijn vader was een diplomaat en het gezin verhuisde gemiddeld om de twee jaar, van Denemarken naar Pakistan, van Indonesië naar Italië, een lijst met landen en plaatsen die als oude foto’s in zijn geheugen waren opgeslagen. Hij sprak vluchtig en in fragmenten, maar zijn verhalen leken vertrouwd.

Een zomerse dag in Denemarken. Ze stonden samen in de rij voor het openluchtzwembad, Matteo en zijn oudere broer.
Zijn broer, bewust in het Italiaans: ‘Wat zijn die Denen toch lomp hè? En wat klinkt dat taaltje slecht.’
Matteo: ‘Zou blij zijn als we snel weer verkassen. Ze zien er ook niet uit in die praktische kleren. Kijk naar die kerel voor ons.’
De man draaide zich om. Hij sprak Italiaans en had alles verstaan, woord voor woord. Maar hij werd niet boos. Overal op aarde mogen kinderen eerlijk zijn, alsof het om een oude internationale afspraak gaat.

Iemand anders die veel over zichzelf vertelt zou arrogant kunnen overkomen, maar ik merkte tijdens die eerste ontmoeting hoe weinig ruimte Matteo wilde innemen. Hij praatte zacht. En hij vroeg ook veel aan mij. Wat ik studeerde, waar ik woonde, wat mijn hobby’s waren en naar welke muziek ik luisterde. Hij was oprecht geïnteresseerd. Die middag droeg hij wijde jeans en een Hawaii-overhemd. Later vernam ik dat zijn kledingstijl een vorm van rebellie was tegen zijn ouders, die hem graag in een pantalon en overhemd of poloshirt zouden zien. En weer later merkte ik dat hij er nooit écht slordig uit kon zien, hoezeer hij ook zijn best deed. Het schreeuwerigste T-shirt stond bij hem nog beschaafd. Dat lag ook aan zijn symmetrische gezicht, zijn slanke postuur en zijn bruine haren die de neiging hadden om zonder gel in een scheiding te vallen.

Hij ging samenwonen met mijn zus. Als ik bij hen op bezoek ging, maakte hij het met mij naar de zin. Hij cijferde zichzelf weg. Dat had hij van zijn ouders meegekregen, vertelde hij. Ze hielden hem voor dat hij vanuit een zeker gevoel voor noblesse voortdurend rekening moest houden met anderen, mensen die het minder goed hadden getroffen.
Mijn zus en ik hadden de gewoonte om met Halloween een nacht lang naar horrorfilms te kijken. Matteo liet ons de films selecteren en zorgde voor hapjes, drankjes en natuurlijk een anekdote. Een winteravond in de Amerikaanse staat Washington. Hij reed met vrienden van zijn studie over de highway, bier in de kofferbak en countrymuziek op de radio. Ze hadden al uren geen andere weggebruikers gezien. Toen passeerden ze een auto die in de berm geparkeerd stond. Ze zagen iemand – of meerdere personen, dat wist hij niet meer – iets groots en zwaars uit de wagen slepen. Een lijk? Daar leek het op. Het was niet goed te zien. Na een kwartier van koortsachtig overleg reden ze terug. De auto was verdwenen.
Ik heb Matteo leren kennen als een goede verteller. Een plaats van handeling kiezen, de sfeer beschrijven, spanning opbouwen, elementen achterwege laten – het geheugen is tenslotte feilbaar – of ze later toch weer toevoegen om het nog wat aan te dikken: hij beheerste het perfect.

Er is een verband tussen literatuur en diplomatie. Opvallend veel bekende schrijvers zijn of waren diplomaten. Ik denk aan Gabriela Mistral, Mario Vargas Llosa, Octavio Paz, Konstantínos Kaváfis, George Seferis, Ivo Andri, Marie-Henri Beyle (Stendhal), Romain Gary en bij Nederland aan Carel Jan Schneider (F. Springer). Diplomatie is bij uitstek een talig bedrijf en de diplomaat kent de verschillende nuances van de woorden. Die weegt hij voorzichtig en zelfbewust; ze hebben de potentie om conflicten te veroorzaken of verergeren. Politici beseffen niet altijd waartoe hun woorden kunnen leiden, vooral nu ze met peilingen in het achterhoofd korte brokjes tekst de wereld in slingeren. Diplomaten brengen nuances aan en dan is het noodzakelijk een beroep te doen op de verbeeldingskracht, een context te creëren waarin die woorden net een andere lading krijgen. Het gaat om de juiste toon, de juiste stijl en de juiste timing, zodat er een evenwichtig verhaal ontstaat. Diplomaten kennen het belang van gedoseerde fictie.
In zijn wekelijkse column over buitenlandse politiek voor de Groene Amsterdammer schrijft Mathieu Segers: ‘De diplomaten hebben de taak om de werkelijkheid te plooien naar de woorden. Of in ieder geval die indruk te wekken. Omwille van de stabiliteit fabriceren zij af en toe een eclips van een deel van de werkelijkheid.’
Bij Matteo kwamen de eclipsen te vaak voor; de werkelijkheid verdween te veel uit zicht. Zijn biografie bleek niet te kloppen. Landen waar hij had gewoond had hij door elkaar gehaald, reizen verwisseld of compleet verzonnen en over vorige relaties gelogen. Dat laatste doen wel meer mensen, maar ook hier gaat het om de juiste dosering. Voor mijn zus was de ondergrens bereikt: ze verbrak de relatie.

Een zonnige ochtend in Wenen. Matteo en zijn broer zaten met hun ouders op een terras, maar hadden nog niets besteld. Ze besloten ergens anders te gaan zitten. Matteo ging naar binnen, de kleine afgezant van het gezin.
‘Mijn vader heeft een migraineaanval gekregen. We kunnen helaas niet blijven.’ Dat was wat hij van zijn ouders moest doorgeven. Zomaar opstaan en vertrekken vonden ze onfatsoenlijk.

Ik ben met mijn ouders nauwelijks in het buitenland geweest. Die ene middag in België voelde al als een avontuur. We luisterden naar Franstalige liedjes op de radio en deden er uren over om een friettent te vinden. Matteo was voor mij een kosmopoliet, een man die, als we het hem vroegen, alles kon vertellen over de laatste verkiezingen in Kenia of een aardbeving in Turkije. Om de twee jaar naar een nieuw land verhuizen leek mij geweldig. Ik realiseerde me dat we ondanks onze verschillende achtergronden iets wezenlijks deelden. Overal waar Matteo ging wonen, of het nu in Rome was of in Seattle, in New Delhi of Kopenhagen, was hij een vreemdeling. Overal moest hij opnieuw beginnen. En dat gevoel ken ik. Ik ben geboren in Zuid-Korea en geadopteerd door Nederlandse ouders. Er is een breuklijn in mijn leven die zich blijft herhalen. Bij elke grote verandering in mijn leven, een wisseling van school, baan of woning – vraag ik mij af waarom ik hier ben en niet ergens anders, in Zuid-Korea of in Zweden en de Verenigde Staten, andere landen waar veel Koreaanse geadopteerden terechtkomen.
In de vierde klas van de middelbare school las ik de roman Simon van Marianne Frederiksson, over een jongen met een Duitse joodse vader die vlak voor de Tweede Wereldoorlog door Zweedse ouders wordt geadopteerd. Als Simon wat ouder wordt, begint hij over van alles te liegen. Eerst is het nog onschuldig, maar later wordt het problematisch. Ik herkende die neiging. Op de middelbare school was ik ook een leugenaar. Ik loog vaak, vooral om niet gehaalde deadlines of slechte resultaten te verklaren. Docenten vonden mij onbetrouwbaar, begreep ik later
Net als de diplomaat heeft de vreemdeling altijd een verhaal paraat. Op elk moment kunnen mensen vragen stellen. Waar kom je vandaan? Hoe lang woon je hier al? Elke situatie vereist een nieuwe reconstructie, een variant van het verhaal dat je de vorige keer hebt verteld. Als je onzeker bent over je identiteit, heb je vaak het gevoel dat je verhaal niet klopt, dat er weeffouten zijn. Dan is de verleiding groot om ze met leugens te repareren.
De relatie tussen Matteo en mijn zus hield dus geen stand. Toch zie ik hem nog regelmatig, vooral omdat ik zo gehecht aan hem ben geraakt, niet alleen aan zijn verhalen, maar ook aan de manier waarop hij ze vertelt. Op zachte toon, bijna fluisterend, alsof hij mij in vertrouwen neemt. We spreken dan af op een station en drinken koffie uit plastic bekers. Ik ben het middelpunt op dat moment, een ingewijde. Of een medeplichtige. Ik kies ervoor om hem te geloven.