Spiegel (I)

Een nieuw feuilleton! Lisa Weeda is de opvolger van Shira Keller. Haar feuilleton-annex-essay wordt gespiegeld in de tumblr Spiegelfeuilleton. Maar wij beginnen vandaag in Las Vegas, met Lisa, Louise, Aaron – en Mina.

*

Ik besluit dat ik het opgeef en ik kijk naar Louise met het 9mm pistool in haar handen, en ik kijk naar Aaron met zijn gladgestreken krijtstreeppak. Ik kijk de tunnel in, de tunnel waar we al tweeëntwintig keer eerder waren: richting de steeds donker wordende diepte, de andere kant op, richting de Nevada Woestijn die zich, zonder veel lawaai te maken, uitstrekt.

Ik denk aan de acht jaar oude Mina uit Iran. Aan hoe zij het verhaal wel weet om te keren. Met een grote frons leunt ze tegen het schoolhek. De laatste bel is gegaan. Ze wacht op haar moeder. De zon staat nog hoog aan de lentehemel. De juf doet het hek op slot, alle klasgenootjes verdwijnen naar huis. Mina duwt haar rug met tas en al tegen het hek, blijft een tijd staan, loopt de straat in en uit, wacht bij een bushalte en loopt dan weer terug. Haar linkerarm hangt in een mitella tegen haar buik en borstkas. Eronder draagt ze haar schooluniform, daarover een roze jas en om haar hoofd een witte hijab. Na nog even stilstaan voor het hek besluit ze op eigen houtje naar huis te gaan.
Heeft u mijn moeder gezien vraagt ze aan een dikke kalende man met een blauwe brommer.
Nee meisje, maar je mag wel achterop.

Met haar rechterarm om zijn middel geklampt rijdt de kleine Mina door de stad. Halverwege de rit maant ze de man te stoppen, omdat haar moeder misschien in een passerende bus zit; ze stapt in en weer uit; ze houdt een taxi aan, maar weet niet welk huisadres ze moet opgeven; ze praat met marktkoopmannen over de fontein op het plein in de buurt van haar huis: het is een heel mooi plein, kent u het niet? Echt niet? herhaalt ze; ze pakt een willekeurige vrouw, ervan uitgaande dat het haar moeder is, bij haar nikab en volgt haar enige tijd; ze voert gesprekken met oude vrouwen die haar alleen apathisch aankijken; ze stapt nog een bus in. En dan houdt ze stil en kijkt recht de lens in. Mina, niet in de camera kijken, roept iemand buiten beeld. Een microfoon, als een streaker in de fictie van de film, verschijnt in de rechterbovenhoek van het frame.

Ik heb geen zin meer, antwoordt Mina, mijn klasgenoten lachen me uit om mijn neppe ingegipste arm en ik wil helemaal niet dit meisje spelen. Ik wil naar huis.

Mina gooit haar jas op de grond, doet de mitella af, trekt haar arm uit het gips en beent de bus uit, weg van de camera. Wat volgt is een tocht door de stad Teheran in het jaar 1997, waarbij de filmploeg het meisje achterna reist door de van drukte uit elkaar barstende stad, waar ze met taxi’s, bussen en behulp van een groep bezorgde mannen naar huis weet te komen. Als Mina daar aankomt, sluit ze de deur. Lange tijd blijft de camera gericht op de smalle straat. Een vrouw doet een andere deur open, een brommer rijdt de straat in en weer uit. Op de achtergrond klinkt geroezemoest van de filmcrew, daaroverheen het geluid van de stad. Dan loopt regisseur Jafar Panahi naar de deur van Mina’s woonhuis en belt aan. Mina doet open en geeft hem haar microfoon terug.

Louise, zeg ik, reality and the imagination are intertwined, they are very similar. Heb ik niet bedacht, dat zegt Jafar Panahi over zijn film, de film met Mina in Teheran. Ik denk daar steeds aan als we hier staan, aan hoe zij het verhaal gewoon haar kant op stuurt. Kunnen wij, net als zij, niet ook een andere oplossing vinden? In de verte klinken de kermisgeluiden, jengelende covers van Elvis, schreeuwende menigten, de rinkelende klanken van gokautomaten.

We zijn wekenlang door die drukte heen gerend, dwars door dit pretpark van verveling, ga ik verder, terwijl Louise zich niet eens meer omdraait om naar me te luisteren. Ze kijkt naar Aaron, die steeds net wist te ontsnappen en deze tunnel bereikte. Het eindpunt van zijn spel, de laatste scène van het verhaal. Louise zat hem op de hielen, schoot soms een omstander dood, moest midden op de strip haar wapen herladen. Niemand schrok er van, iedereen keek verrukt naar het tafereel. De gamification van de werkelijkheid, precies zoals ik het bedacht had. Een mooi idee, een spannende rit, maar elke keer zonder afloop. Wat als Louise nu schiet, denk ik, wat als Aaron nu wegloopt? Wat als ik er nu mee ophoud, stop met schrijven?
Ik zeg: Louise, probeer te bedenken hoe dit in de werkelijkheid af zou lopen.