Dieren die je niet op kunt tillen

In de reeks 500-1.000 woorden vandaag het verhaal ‘Dieren die je niet op kunt tillen’ van Jordi Lammers, een verhaal dat ruim 1.700 woorden telt maar zoals het in deze reeks gaat: is een verhaal goed dan plaatsen we het, dan is lengte ondergeschikt. Update 29 juni 2020: Jordi Lammers wint de schrijfwedstrijd Write Now! 2020!

*

Chris kon zich niet voorstellen dat hij zich ooit gelukkiger zou voelen dan vandaag. De zon gloeide in de achteruitkijkspiegel, de airco woei in zijn gezicht en het jachtgeweer lag op de achterbank. Alles was goed.
Zijn vader reed met tachtig kilometer per uur door het bos terwijl het ene na het andere nummer van Tom Petty de revue passeerde. Zijn vader was fan van hem, groot fan, misschien wel de grootste ter wereld. Hij had alle platen en bootlegs en was op de dag van zijn overlijden helemaal van slag geweest. Met een fles whiskey en een pakje sigaretten had hij zich teruggetrokken op de veranda, waar hij om de zoveel tijd zijn naam mompelde alsof het om een oude vriend van hem ging. Daarna heeft hij er nooit meer een woord over gesproken en Chris gaf hem daar groot gelijk in. Dood is dood, daar valt geen reet meer aan te doen.
Chris liet zijn ogen over zijn vader glijden en was jaloers op zijn outfit: een spijkerbroek die naar kampvuur rook, een zwart shirt zonder mouwen en een versleten legerpet die hij zo nu en dan optilde om het zweet van zijn voorhoofd te vegen. Zijn vader was niet zomaar een man, hij was een man die in de twintig jaar dat ze in het dorp woonde nog nooit een potje armpje drukken had verloren, een legende in de ogen van de oude garde en een voorbeeld voor alle jongens die ook zo sterk wilde worden. En bovenal: zijn vader. Hij week van de weg af, reed een vergeelde grasvlakte op en parkeerde de wagen in de schaduw.
Eindelijk, dacht Chris, we kunnen beginnen.
Hij stapte uit de auto en nam de omgeving in zich op. Veel was er niet te zien. Een lantaarnpaal, een slipper en een dixie die een deur miste, dat was alles. Chris raapte de slipper op, trok het teenstukje uit het rubberen voetbed en besefte hoe ver ze van de bewoonde wereld verwijderd waren. Mocht de wagen straks niet meer opstarten, zouden ze hier in het beste scenario pas morgen ontdekt worden. Maar goed, dat waren zorgen voor later. Nu moest hij zich op de jacht focussen. Zijn verwachtingen waren gedurende de rit alleen maar gegroeid en het stelde hem daarom extra teleur dat zijn vader bij aankomst alles op zijn dode gemakje deed.
Zijn vader zette een koffiekan op de motorkap, legde een krant ernaast, en haalde een pak shag uit zijn broekzak. Langzaam, alsof de herten vanzelf naar hen toe zouden huppelen, liet hij het vloei tussen zijn vingers glijden en Chris wilde het liefst de hele handel uit zijn handen pakken om het zelf twee keer sneller te doen. Hij sloot zijn ogen, telde tot tien en snoof de dennengeur in zich op. Een paar seconde hielp het, maar toen hij zijn ogen weer opende werd zijn blik automatisch naar de achterbank gezogen. Het wapen lag er prachtig bij. De loop glinsterde in de zon en de houten hals leek gladder dat ooit tevoren. Hij ging op de hete motorkap zitten, in het zicht van zijn vader, en vroeg waarom het geweer nog in de auto lag.
Omdat we het nu nog niet nodig hebben, zei zijn vader zonder op te kijken.
Maar we wachten al zo lang, zei Chris.
Dan wacht je nog iets langer.
Zijn vader sloeg een bladzijde van de krant om en las schijnbaar onverstoord verder. Met grote, snelle passen liep Chris weg van de auto, terwijl het ene net het andere scheldwoord door zijn hoofd gierde. Hij tastte naar zijn broekzak, haalde een mes tevoorschijn, klapte het open en ramde het in de eerste boom die hij tegenkwam. In een keer gleed alle frustratie uit zijn lichaam: de jongens die zijn schooltas elke pauze in de prullenbak gooide, de puistjes die zich over zijn gezicht verspreidden en zijn moeder die sinds het ongeluk de hele dag achter de laptop patience speelde. Even was het allemaal weg, maar al snel troepten de boze gedachtes weer samen omdat hij het mes niet meer uit de boom kreeg. Hij trok en trok maar het mes bleef klemvast zitten. Nog een poging, besloot hij, daarna zou zijn vader hem een handje moeten helpen. Hij zette zijn rechtervoet tegen de boom, leunde met zijn hele gewicht naar achteren en trok zo hard als hij kon.
Het volgende moment lag hij met zijn rug op het gras. Hij raapte het mes op en zag aan de blik van zijn vader dat hij alles had meegekregen.
Je moet dat ding niet in de boom steken, zei hij met een frons tussen zijn ogen. Zijn stem, daarentegen, klonk nog even beheerst als altijd.
Sorry, zei Chris, maar ik wacht al uren tot we gaan jagen. Ik kan niet meer. 
Zijn vader zette de beker op de motorkap en sloeg zijn armen over elkaar.
Ik ben bang dat het vandaag niet gaat lukken, Chris.
Hoezo niet?
Het is er de juiste dag niet voor.
Maar wanneer is dan wel de juiste dag?
Dat is lastig uit te leggen aan mensen die niet jagen.
Chris keek met een verwarde blik om zich heen.
Maar, waarom zijn we hier dan?
Zijn vader krabde aan zijn bovenarm en staarde naar een willekeurig punt in de verte. 
Oké dan, we kunnen best een uurtje het bos ingaan. Maar blijf een meter achter me lopen. Begrepen?
Chris knikte en even later zag hij hoe het zonlicht vlekken maakte op het bospad. Op een normale dag had hij van deze wandeling genoten, maar nu lette hij vooral op het geritsel in de struiken. Af en toe stak er een konijntje over. Een prima prooi voor jagers die met weinig genoegen nemen, maar niet voor hem. Hij wilde alleen op grote dieren schieten. Dieren die je niet op kunt tillen.
Voor een open veld hield zijn vader halt. Hij draaide zich om en gebaarde dat ze zich klein moesten maken.
We zijn heel dichtbij nu, fluisterde hij, vanaf hier kunnen we ze goed bekijken.
Zijn vader verschuilde zich achter een struik, haalde een schietstok uit zijn tas en draaide onbeholpen aan wat schroefjes en boutjes om het ding op de juiste hoogte af te stellen. Toen hij klaar was, legde hij zijn jachtgeweer op het steunstuk. Nu kon het niet lang meer duren, dacht Chris, en terwijl zijn vader naar het veld tuurde, bracht het gezang van de vogels hem terug naar de middag dat hij een duif van de schutting had geschoten. Zijn vrienden waren erbij geweest en hadden het beestje even later achter de schutting gevonden, badend in een plasje bloed. Iedereen had het de rest van die dag over het schot gehad, behalve Chris zelf. Het enige dat hij gevoeld had was honger. Honger om elke vogel ter wereld uit de lucht te knallen.
Zie je al iets, vroeg hij aan zijn vader.
Nee, antwoordde hij, niks.
Zijn vader boog voorover om het veld te bekijken en op dat moment zag Chris iets vreemds aan hem. Tussen de plukken die onder zijn pet vandaan glipten zaten een paar grijze haren. Niet meer dan tien, maar toch, dit was het begin van het eind, vanaf nu zou het alleen maar erger worden. Hij deed een stap naar voren om de haartjes beter bekijken en dacht aan zijn opa die eerst grijs was geworden, daarna in een rolstoel was beland en op dit moment elke dag door een zuster werd verschoond. Zo snel kon het gaan.  
Chris zette het uit zijn hoofd en vroeg aan zijn vader of hij ook een keer mocht kijken. Omdat er geen reactie volgde, probeerde hij het nog een keer, nu minder geduldig: kom op pap, ik wil ook.
Zijn vader draaide zich om en in plaats van boos te worden, keek hij met grote ogen naar iets dat vlak achter zijn zoon stond. Daarna draaide ook Chris zich om een zag hij, nog geen vijf meter voor hem, de vijand staan, de prooi waar ze op gewacht hadden. Volledig bevroren, als een wassen beeld, staarde het in de loop van het jachtgeweer.
Schiet, siste Chris met zijn tanden op elkaar.
Wat zeg je?
Dat je moet schieten!
Nu?
Ja, riep Chris, nu!
Zijn vader zette een pas naar achter, keek naar zijn voeten, verloor zijn evenwicht en haalde in zijn val de trekker over.
Er klonk een knal door het bos, gevolgd door het gefladder van wat vogels. Het hert vluchtte de bosjes in en Chris strekte zijn hand uit om zijn vader overeind te helpen. De man die voor hem op de grond lag, was niet de spierbundel die afgelopen zomer met zijn blote handen een vis had gevangen. Integendeel. Dit was een oud mannetje dat in de hal van het bejaardenthuis op zijn bek was gegaan. Niet meer en niet minder.
Dat lukt zelf wel, zei zijn vader. Hij krabbelde op, raapte zijn pet van de grond en zette die scheef op zijn hoofd. Vervolgens liep hij in een rechte lijn naar de schietstok. Hij klapte het ding dicht en stopte het in de tas.
We zijn klaar voor vandaag.
Zonder om te kijken liep hij weg en Chris slenterde met tegenzin achter hem aan. Als ze straks thuiskwamen, zou alles nog hetzelfde zijn. De koeien zouden nog steeds met hun domme koppen in de wei staan, zijn broertjes zouden nog steeds de hele dag achter elkaar aan rennen en zijn moeder zou nog steeds met een chipszak voor de laptop zitten. Daar was geen zak aan veranderd.
Zijn vader zat al in de auto toen Chris bij de grasvlakte aankwam. Hij had zijn vingers om het stuur geklemd en richtte zijn blik op de bosrand die door de koplampen in een spotlight werden gezet. Chris stapte in en ging naast zijn vader zitten, die hem tot zijn verbazing een peuk aanbood. Chris schudde zijn hoofd. Zo makkelijk liet hij zich niet afkopen.
Je kan helemaal niet jagen, viel hij met de deur in huis.
Zijn vader knikte.
Maar waarom zei je dat dan?
Geen idee, zei zijn vader, soms zeg je iets en kun je het niet meer terugdraaien. Zo gaat dat.
Hij tilde zijn pet op waardoor er vlak onder zijn haargrens een witte streep tevoorschijn kwam. Pas nu zag Chris hoe verbrand de rest van zijn gezicht was. 
Ik snap het niet, zei Chris, waarom rijd je dan hierheen?
Rust, zei zijn vader, dat is alles. Thuis moet ik het eten koken, de afwas doen, jullie naar school brengen en ook nog de hele dag op het land werken. Soms ben ik zo moe dat ik niet eens meer een kopje koffie op kan tillen.
Zijn vader hield het vlammetje van de zippo onder zijn peuk en nam een flinke hijs. Chris snoof de rook op die zich door de auto verspreidde. Zo kon hij toch een beetje meedoen. 
Je lag er echt dom bij net, zei hij na een poosje.
Dat zal wel ja, antwoorde zijn vader.
Net een bejaarde.
Zijn vader glimlachte flauwtjes, tikte de peuk af en kneep Chris vervolgens in zijn bovenbeen.
Niet te lang boos zijn. Ik probeer er ook het beste van te maken.
Met die woorden sloot zijn vader het gesprek af. Hij startte de auto, reed de weg op en trommelde de rest van de rit ieder liedje van Tom Petty mee – zelfs de nummers waar geen drumpartij in voorkwam. Chris legde zijn hoofd op het raam en dacht aan zijn moeder die op dit moment in de woonkamer zat te wachten tot ze thuiskwamen. Straks zou zijn vader haar een kus geven en vragen hoe haar avond was, daarna zou hij haar uit de rolstoel tillen en op de traplift zetten die haar iedere avond met een brommend geluid naar boven bracht. Zo zou het de komende jaren gaan en het enige dat hij nu kon doen was stilzitten, zijn hand op het dashboard leggen en het ritme zachtjes meetikken.