Vragen & klepels

Vandaag verschijnt Revisor #20, het Campertnummer. Rondom de verschijning hernemen we Camperts Revisorbijdragen van weleer – en nieuw proza van Jan Mersbergen en Teddy Tops, en mini-essays van Daan Stoffelsen. En we hernemen dit gedicht van K. Michel bij zijn tachtigste verjaardag. Lezen!

*

In 1999 nam Campert deel aan het grote poëziefestival in Medellín. Het was een triomf. In het openluchttheater scandeerden negenduizend toehoorders, van jong tot oud, minutenlang zijn naam ‘Remco, Remco’. Op straat werd hij aangesproken door bewonderaars. Hij liet daar een diepe indruk achter. Toen ik twee jaar later aan het festival deelnam, werden mij voortdurend vragen gesteld over zijn leven & werken in de verre lage landen:

Is het waar
dat hij aan de gracht van de bloemen woont?
Is het waar
dat hij eens 120 liter limonade heeft gedronken?
Is het waar
dat hij aan een paraplu over Amsterdam heeft gezweefd?
Is het waar
dat hij een minister ten val heeft gebracht met een gedicht over de zilverwitheid van een berkenstam?
Is het waar
dat hij de koningin heeft gezoend (en een van haar zusters)?
Is het waar
dat hij in zijn hele leven slechts één keer heeft gesolliciteerd en toen een bloedproef moest doen?
Is het waar
dat hij in de winter in Parijs op een pleintje zijn jas over een standbeeld van Venus heeft gehangen en dat dat standbeeld hem toen naar het hotel is gevolgd?
Is het waar
dat hij in zijn jeugd tulpenbollen heeft gegeten?
Is het waar
dat hij what to do how to live van Wallace Stevens heeft proberen over te schrijven maar al voor het vraagteken in slaap viel?
Is het waar
dat als je zijn naam in het oor van een koe fluistert die koe geen melk meer geeft maar campari?
Is het waar
dat Johan Cruijff hem een paar schoenveters heeft geschonken?
Is het waar
dat een televisiefilm over hem niet doorging vanwege het woordje ‘naaien’?
Is het waar
dat hij in een jachtslot heeft gewoond?
Is het waar
dat hij in een hotelgang van wellust is gesmolten tot een waterplas en zo de gesloten kamer van een dame is binnengekomen?
Is het waar
dat hij poëzie een daad van bevestiging heeft genoemd?
Is het waar
dat men hem ooit uit een schilderij heeft zien stappen?
Zonder bril en met twee rechterschoenen?
En een hele stapel gedichten onder zijn arm?
– rustig rustig allemaal – even uitblazen –
En was dat schilderij het portret van Aesopus door Velasquez?
Is het waar
dat de taxichauffeurs in heel het land zijn huisadres uit hun hoofd kennen?
Is het waar
dat toen het gesneeuwd had – na een poëzielezing – tientallen vrouwen om zijn voetafdrukken hebben gevochten – om die thuis in de diepvries te bewaren?
Is het waar
dat hij het plaatsen van vraagtekens als een vorm van verzet toejuicht?
Is het waar
dat hij de enige Nederlander is die niet kan fietsen?
Is het waar
dat hij een weerbericht heeft geschreven dat later precies zo uitkwam?
Is het waar
dat hij iedere maandag om vier uur scrabble speelt?
Is het waar
dat hij het levensraadsel heeft opgelost maar het notitieboekje is kwijtgeraakt?

En ik antwoordde:
Ja, dat is inderdaad waar.