Atleten drinken niet

Het is feest bij Revisor! Mede dankzij het Nederlands Letterenfonds kunnen we acht interessante auteurs met een dubbele achtergrond aan het woord laten over wat mensen samenbrengt: feest. Schrijvers zijn gevoelige feestvierders, ze zien meer dan gezellig is, en als je ook cultureel een buitenstaander bent, zie je nog meer. Proza van Richard de Nooy, Fabienne Rachmadiev, Babs Gons, Radna Fabias, Laura Broekhuysen, Naomi Rebekka Boekwijt, Simone Atangana Bekono en Dominique van Varsseveld, en de zesde bijdrage aan de reeks is ‘Atleten drinken niet’.

*

De zomer is hier één lange dag. Licht en lauwwarm als mijn huid, die nooit de kans krijgt bruin te blakeren. Ik rijd naar de trainingshal over lege wegen, want er is voetbal op televisie, wereldkampioenschappen. Iedereen die nu rondrijdt is een buitenlander. Ik heb me voor het feest aangemeld met de boodschap dat ik later zou komen. De wedstrijd tegen Peru wordt op groot scherm getoond, er is een Amerikaans grillbuffet met worsten en ander vet verboden voedsel. Zowel die wedstrijd als de worsten kan ik ontberen.

Ik snap wel dat het belangrijk voor ze is. Toen het vrouwelijk Nederlands elftal vorig jaar van het Deense won, zat ik met kippenvel en natte ogen op de bank. Het hart heeft blijkbaar geen enkele twijfel over waar het vandaan komt. Het is ongewoon dat Denemarken zo ver komt, en daar hoort ongewoon eten bij. Fuck het atletendieet, de weken volgen al genoeg een en hetzelfde ritme. Werken, trainen, slapen. Een vrije dag of vakantie betekent twee keer zo hard trainen. En elke dag dezelfde zes maaltijden. Havermout, appels en peren, rijst, kip, broccoli, tonijn en huttenkaas. Met uitzondering van deze zaterdagavond, zestien juni.
De parkeerplaats bij de supermarkt is nagenoeg leeg op dit tijdstip. Er klinken toeters en geschreeuw uit de appartementen rondom. Ik moet omlopen, omdat de passage gesloten is. De kopgevel van het voormalige fabrieksgebouw is behangen met drie gigantische bedrijfsnaamborden, een daarvan Crossfit Copenhagen. Mia komt me tegemoet op de trap bij de ingang, onherkenbaar met een dicht geplamuurd gezicht, een kort jurkje en hoge hakken. Ik voel me opeens veel te gewoontjes.
‘Kom je nou pas!’
‘Ja, dat eten enzo…’
‘Ah joh, lekker toch, even duizend calorieën wegwerken! Nee hoor, ik heb ook een salade met kip zitten bunkeren in de auto, voordat ik hier naar binnen ging.’
Ze moet op mijn schouder leunen om haar evenwicht te kunnen bewaren op de trap.
‘Liever duizend cal aan drank, hè,’ zeg ik bemoedigend en ondersteun haar tot we buiten staan, zodat ze kan roken. ‘Ik ga naar binnen, zie je zo.’
Ook in de box is het altijd licht, zij het kunstmatig. De TL-lampen hangen in keurige rijen boven de roeimachines, de gewichtstangen- en schijven, de touwen en zandzakken, en vandaag ook boven twee ellenlange tafels. Dat zijn gewoon de houten kisten waar we op stappen en springen tijdens de workouts – nu met witte papierdoeken eroverheen en een arsenaal aan flessen sterke drank, champagne, bier en wijn. Wij zijn de atleten die alles kunnen: CrossFitters. Iedereen loopt rechtop, de schouders zo gespierd dat ze niet naar voren kúnnen hangen. De meesten hebben het typische korte loopje van een squatter met beresterke been- en bilspieren. Van de stevige mensen weet je meteen dat ze te weinig aan hun uithoudingsvermogen werken, van de dunne mensen weet je dat ze te weinig gewichtheffen.
Er is vrijwel niemand nog zo nuchter als ik, omdat een enkel glas ons al vloert. Ik ga zitten op een van de opdrukbankjes met een Red Bull in mijn hand, wilder wordt het voor mij niet vanavond. Deze suikershot is al genoeg om mij in een roes te brengen. Na het feest van afgelopen winter reed ik naar huis met het gevoel alsof er stokjes tussen mijn oogleden stonden en lag ik nog uren met wijd open ogen naar het plafond te staren.
‘Proost!’ roept Esben, en gaat tegenover me zitten. Even onherkenbaar als Mia: netjes, aangekleed, ontspannen. Niet in zijn blote bast of met iets zwaars in zijn handen, niet in de beast mode.
‘Proost.’
‘Red Bull?’
‘Tja. Ik weet niet zo goed waarom ik hier ben.’
‘Had je niet gewoon zin om hier te zijn, zoals altijd?’
Ik weet niet of dat sarcastisch bedoeld is.
‘Dat is het vast,’ zeg ik, en buk me ongemakkelijk om aan die kleremuggenbult op mijn kuit te krabben. Mijn korte broek ruikt naar wasverzachter. Robijn Morgenfris.
‘Moet je niet de wedstrijd kijken?’ vraag ik, en knik in de richting van de zaal hiernaast, waar een hoop herrie vandaan komt.
‘Nee joh, na tien minuten stond het 1 – 1, daarna gebeurde er niks meer. Het is ook zo afgelopen.’
Nu weet ik niets meer te zeggen. Hij ziet er zo anders uit dan tijdens de trainingen. Dat spijkeroverhemd kleurt zijn haar opeens rood, zijn ogen blauw, zijn huid pigmentloos wit. Hij is een paar jaar jonger dan ik, maar ik voel me niet ouder. Hij werkt bij de luchtmacht, weet ik, hij is al verder dan de meesten hier.
De groep uit de andere zaal komt binnen, een vuurzee van toeters en felrode T-shirts. Mia rukt me van het bankje en wil dat ik een technotrack opzet, zodat ik ‘die Hollandse hotseklotsdans’ kan laten zien. ‘Hakken, heet dat! Hakken!’ roep ik. Over haar schouder zie ik hoe Anne, een van de eliteatleten, naast Esben gaat zitten.
Er worden kisten tegen elkaar aangeschoven en plastic bekers klaargezet om Beer Pong te spelen. Een voor mij ondoorgrondelijk spel. Ik heb nog een Red Bull nodig om wat meer op gelijk niveau te komen. Zwart rubberen vloermatten plakken en piepen onder mijn gympen, glazen lopen over tijdens het proosten, mensen stoten tegen elkaar aan, en in plaats van te dweilen wordt het lekker over een groter oppervlak uitgesmeerd. De lucht is dik van de wilde haren die iedereen kwijt moet. Vreemd hier te zijn in deze staat: schoon en opgeruimd, mijn haar zit hoog en droog en kleeft niet aan mijn nek, er lopen geen zweetstraaltjes over mijn rug, armen, buik. Ik zou zelfs bijna mijn schoenen uit durven doen.
Het is drie uur en al bijna weer licht, als het ooit donker is geweest. Morgen is het Vaderdag, of eigenlijk vandaag, maar dat weten ze hier niet. Ze vieren het op dezelfde dag als de Dag van de Grondwet, een doodnormale werkdag. Geen luie zondag met ontbijt op bed voor een Viking. Ik zal mijn vader bellen voordat ik ga trainen, morgenfris als Robijn, ik kan vertellen over het voetbal en het feest en zwijgen over Esben. Hij zal misschien vragen wie er gewonnen heeft. Wie heeft er eigenlijk gewonnen?

Beeld © Rune Stensdal