Deze week gelezen: Waumans en Meijer

Rob Waumans, Eva Meijer: de redactie las een mooie kleine oorlogsgeschiedenis en een glanzende roman over twee communes, idealen en praktijk, en liefde.

*

Jan van Mersbergen: Rob Waumans, De solist

Romans over de Tweede Wereldoorlog hebben inmiddels iets sleets: de verhalen zijn belangrijk maar we kennen inmiddels de verhalen, we kennen de helden en de slachtoffers, we kennen het decor, alles is al verteld. Iedere hedendaagse schrijver die zich nog waagt aan een boek over de oorlog zal zich genoodzaakt voelen daar iets op te vinden. Hoe omzeil je de bekende beelden van de oorlog, de bekende verhalen, de clichés?

Rob Waumans schreef met De solist een opvallend klassiek oorlogsverhaal waarbij muziek een bepalende rol speelt. En geen Pearl Jam dit keer, zoals bekend de favoriet van Waumans. In deze roman kiest hij voor klassiek, en een mooi invoelbaar verhaal dat gaat over verlies en terugvinden.

Ieder oorlogsverhaal gaat over verlies, niet alle oorlogsverhalen gaan over terugvinden.

Hoofdpersoon Valentin is zijn Elise kwijt, in het Berlijn dat in 1944 door de Russen is ingenomen. Het einde van de oorlog nadert. Valentins oorlog is echter nog lang niet voorbij. Een gegeven dat de oorlog in feite voortstuwt, zoals de literatuur over de oorlog al decennia hetzelfde heeft gedaan.

Hoe omzeil je het sleetse? Door minitieus onderzoek te doen ter plekke, en dat heeft Waumans gedaan, dat voel je in iedere zin. Door tegelijk een persoonlijk verhaal op te voeren, in beelden. Dat heeft Waumans heel goed begrepen, want hij verliest zich niet in het onderzoek, in de overdonderende feiten die ook allemaal verhalen zijn. Waumans houdt zijn grote verhaal klein want hij koppelt alles aan zijn personages en hun geschiedenis. Dan leeft de lezer mee.

Voorbeelden genoeg, van persoonlijke oorlogsverhalen: van een jongen in een gestreepte pyjama, een vader en een zoontje in de film La vita è bella, een fabriek waar Joden te werk gesteld worden en tevens gered in Schindler’s List, een meisje dat Sarah heet, allemaal oorlogsverhalen die vooral klein zijn, te bevatten, menselijk.

Ook de rol van de muziek draagt bij aan die beelden. Klanken dringen harder door dan woorden.

Waumans schrijft zijn beelden in sobere afgemeten zinnen.

‘Daar rook hij de neerslag al uren voordat het ging regenen.’

‘Ze streelt zijn haar tot hij in slaap valt.’

‘Maar nu, als ze hier niet meer is, dringen deze waarnemingen zich een voor en aan de oppervlakte, als luchtbellen in een vijver, en Valentin neemt ze gretig tot zich.’

In al deze zinnetjes speelt bovendien de tijd een grote rol: uren voordat, tot hij in slaap valt, nu ze hier niet meer is. De tijd is de enige vaste waarde in de oorlog. Iedere oorlog heeft een begin en een einde, dacht ik toen ik De solist las. Het was een erg geruststellende gedachte.

Literatuur over de oorlog gaat nog wel even door. Soms wordt daar een eslaagd boek aan toegevoegd, zoals nu met De solist.

Daan Stoffelsen: Eva Meijer, Voorwaarts

Dinsdag 16 april ga ik met Eva Meijer praten over haar nieuwe roman Voorwaarts. Ik kijk ernaar uit. De schrijfster van het bedaarde, fonkelende, wijze Het vogelhuis dook nu in de mechanismen van een commune, om de mechanismen van de commune te onderzoeken. In 1923 gaat een groep anarchisten buiten Parijs samenwonen, op basis van de idealen van veganisme, naturisme en gelijkheid tussen man en vrouw. Sophie Kaïzowski, die met haar vriend Georges erbij is, beschrijft hoe de idealen en de praktijk uiteenlopen. En hoe de verhoudingen tussen mensen de sfeer bepalen en de idealen ondermijnen: de stichter en eigenaar van het huis is dominant, zijn vrouw wordt Sophies geliefde…

Sophie is heel observerend en analytisch, ze denkt mee, ziet hoe haar huisgenoten op elkaar reageren en schrijft pamfletten, tot de verliefdheid haar te pakken krijgt. Vooral als ze afgewezen wordt, neemt iets koortsachtigs bezit van haar, alles wordt dof. Toch noteert Meijer dan glanzende zinnen als deze:

‘Winterwende, kleine holte voor het einde van het jaar, plek om je in te nestelen, je in op te krullen en het donker over je heen te laten glijden als de schaduw van iemand die voor je stond en nu wegloopt.
Het donker werd de afgelopen weken steeds dieper, alsof we verder ergens in afdaalden, of dat er iets zwaars om ons heen neerdaalde. Het claustrofobische gevoel van de zomer leek terug, misschien omdat het te koud was om lang buiten te zijn.’

Mijn Athenaeum-collega Martin Smit, zelf anarchist, ziet hoe in Voorwaarts een utopie in de praktijk moeilijk te verwezenlijken is. En inderdaad, Sophie schrijft: ‘Zelf vond ik het prettig om tijdens het werk in de tuin iets aan te hebben, omdat ik me dan beschermd voelde, het liefst droeg ik een broek met een overhemd.’ Een alinea later staat een hooggestemde lofrede op naturisme. En in het tweede deel van Voorwaarts, waarin Sam, studente politieke filosofie, geïnspireerd door Sophies dagboek zelf een commune opricht, botsen de noodzaak om inkomsten te verwerven (door coachingsessies bij het huis) met de behoefte aan privéruimte. En als Sam de vraag opwerkt of er bij meerderheid of unaniem besloten moet worden, ‘Wat vinden jullie rechtvaardig?’: ‘Ze kijken me aan. “Dat hangt ervan af,” zegt Jona.’

Al blijken ook hier Sams blogposts abstracter en idealistischer dan de harde werkelijkheid, in de commune van nu is vooral meer relatief, en is er meer te kiezen. De groep valt snel uit elkaar, Sams geliefde – die vrije liefde bedrijft – blijft achter in de stad, het huis waar ze oppassen, wordt verkocht. Maar dan ziet Sam een nieuw doel, een gericht onderwerp voor actie, en mobiliseert vrienden en bekenden – er is iets positiefs te peuren uit idealen. Hoop is ook houdbaar in de praktijk.

Meijer beschrijft de groepsprocessen, de botsing tussen naïef idealisme – in het tweede deel lijkt dat veel prominenter – en de weerbarstige praktijk, ze laat Sam anekdotes vertellen die zo uit Meijers Dierentalen of De soldaat was een dolfijn kunnen komen, en haar zinnen kloppen stuk voor stuk. Meijer doseert, en weet met weinig woorden hele scènes neer te zetten, met goedgetroffen beelden een wereld op te roepen buiten de commune. Maar wat de delen aaneensmeedt is de minst abstracte van alle idealen, het eigenlijk wat traditionele idee van exclusieve, romantische liefde. De liefdesroman die Voorwaarts ook is, brengt bovendien de wat minder gebruikelijke idealen – gelijkheid wordt door iedereen beleden, maar niet met dieren, veganisme is in opkomst, naturisme blijft marginaal – binnen bereik van doorsnee idealisten als ikzelf. Ik kan me tot deze mensen verhouden, al houd ik graag een broek en een overhemd aan in de tuin.

‘Missen maakt de ander groter, beter, belangrijker,’ laat Meijer Sophie ook schrijven. Heel waar, en goed gezegd, en dan concreter en paradoxaler nog: ‘Ik kon Clémence van een afstand niet beter zien – de ruimte tussen ons voegde zich alleen bij de leegte en ik had soms het gevoel dat ik niet moest vergeten te ademen. Van eerdere liefdes wist ik dat weggaan het enige was dat hielp. Maar ik kon niet weg. Ze trok aan me.’

Uitgeverij Cossee gaf Voorwaarts uit.