Literatuur in tijden van corona, een verkenning (2)

Hoe is het met je? Ik mag niet klagen: ik heb met mijn zes- en achtjarige een excuus om af en toe naar buiten te gaan, ik kom nog wel eens in een bos. Ik hoor meer vogels dan ooit – ondanks de afgezegde vogelgeluidencursus. We zijn gezond. Maar mijn hoofd werkt niet mee, ik kan me slecht concentreren. Coronadreiging en quarantainebeperkingen tussen mij en de wereld. Als een muur. Als mist. Tegelijk begint die wal op anderhalve meter afstand – verder zie ik niet.

Genoeg slecht geslaagde beeldspraak, genoeg staccato: ontstaat er al literatuur die verder gaat dan de paniekreactie? Een tweede verkenning, aan de hand van Ilja Leonard Pfeijffer, Dimitri Verhulst en Roos van Rijswijk, met Viralen en nog een handvol links.

*

Waarom noem je Ilja Leonard Pfeijffers stukjes in NRC Handelsblad niet, vroeg Manon Uphoff me op Twitter. Ik heb er overheen gekeken, was mijn eerste reactie, althans, ik lees ze drie van de zes dagen wel, maar ik koos voor online initiatieven. Ze zijn mooi hoor: ‘In de krant staat een stuk over de blinden. Omdat ze niets en niemand meer kunnen aanraken, leven ze nu waarlijk in het donker,’ schrijft Pfeijffer donderdag, en dat is werkelijk tragisch, als je je dat realiseert. Dan is hij weer even de auteur:

‘Als schrijver denk ik beroepshalve na over verhaallijnen, spanningsbogen en compositie. Ik besef dat dit dagboek om literaire redenen een omslagpunt nodig heeft. Alleen al vanuit compositorisch oogpunt zou het wenselijk zijn dat ik zou kunnen schrijven over dalende grafieken, hoop, de overwinning van de haast vergeten normaliteit op de stilte en leven dat eindelijk herademt. Maar de werkelijkheid voegt zich vooralsnog niet naar mijn literaire behoeften.’

Dat hadden we hem van harte natuurlijk gegund, en zijn slot (‘We kunnen niet voorzien in welke wereld wij wakker worden als deze nachtmerrie ooit voorbij is. We volgen deze verhaallijn zonder zicht te hebben op een catharsis. We zijn allemaal blinden die beroofd zijn van hun tast en we leven, ondanks de felle zon, waarlijk in het donker.’) is prachtig bijeengebracht, maar het is ook zo literair, als in: indirect, doordacht. Hier lees ik dezelfde Pfeijffer als in Grand Hotel Europa, de vakman die speelt met taal en literatuur en maatschappij en alles netjes afhecht, en die je terugvindt in Viralen, een digitaal literair magazine in tijden van quarantaine.

Viralen is een initiatief van Pfeijffers literair agent, en diens auteurs staan erin: Radna Fabias, Fleur Pierets, Pfeijffer, Charlotte Van den Broeck, Melissa Giardina, Roderik Six. Van Pfeijffer staan er twee oude verhalen in, Fabias’ vertaling krijgt nieuwe relevantie, alleen Pierets (met een goed bedacht verhaal over meer dan een jaar van eenzame Opsluiting) en Giardina (met een fris en aanstekelijk verslag van een coronaverkoopdag buiten bij boekhandel Het Paard van Troje) lijken daadwerkelijk over deze tijden te schrijven. Maar lezen willen we toch – maakt het uit?

Wel voor de insteek van deze blogpost. Zeker over deze tijden gaat het blog van Dimitri Verhulst op de site van Uitgeverij Pluim. ‘Werken in de tuin is allemaal goed en wel, voor de moraal nog beter dan voor de rug, maar je hebt er wel een heleboel afval mee. Een Babelse toren aan snoeisel is het geworden, hier en daar een buizerd die mij wou aanklagen voor de schending van zijn eigendomsrechten zelfs,’ schreef Verhulst vrijdag. En hij kon dat snoeiafval, een ingestort tuinhuis, kapotte voederbakken niet kwijt. ‘Alles moet kapot, en alles gaat kapot.’ Tijd voor een kampvuur.

Het is als met Pfeijffer: wie Verhulst kon waarderen in gewone tijden, kan dat nu ook. 17 maart schreef hij, en ik pers er een flauwe lach uit: ‘President Macron heeft gisteren de hele Franse bevolking maatregelen opgelegd die ontzettend hard lijken op de maatregelen die een schrijver voor zichzelf neemt wanneer hij aan een roman begint: het bijna totale isolement. Hij voegde eraan toe dat de natie dan ook in een staat van oorlog verkeert. Dat is het dus, oorlog, ik ben al meer dan twintig jaar in staat van oorlog, en het zijn vooralsnog bijzonder verrijkende jaren gebleken. Zoals Macron het voorstelt, wil ik nooit meer terug naar de vrede.’

Dat is natuurlijk het risico van al die schrijvers die opeens door hetzelfde lot met ons verbonden zijn: ze zien geen verschil. En ik evenmin.

Eigenlijk is de coronacrisis daarmee vooral achtergrondruis. Maar er zijn mensen ziek om ons heen, er moeten mensen zorgen, er sterven mensen – Pfeijffer schreef over de zwager van zijn zwager, bij ons in de omgeving is het de opa van een klasgenootje die het gezicht van de ziekte is geworden – en dan gaat het volume van de ruis omhoog, als een allesoverstemmende brom. Geluidsmist. Heel indringend is Roos van Rijswijks verhaal op haar eigen site, ‘Ik kan U niet bereiken’, dat misschien nog het meeste over verlies gaat en rouw en depressie, maar ook een zin bevat als:

‘Weet je het zeker, appte ik mijn moeder, ik kan ook naar jou toe komen, dan wandelen we met anderhalve meter ertussen een rondje door de buurt.’

Nicolien Mizee heeft in Trouw tips voor dagboekschrijvers in tijden van corona, hele mooie, waaronder: ‘Het vereist kalmte en distantie om jezelf zo te beschouwen. Vandaar mijn advies: houd anderhalve meter afstand tot wat je observeert.’ Die afstand is ingebakken in het schrijversambacht, maar in Van Rijswijks verhaal handhaaft ze de afstand en overbrugt ze hem. Als je ook in mijn mistbank rondloopt, en alles versnipperd tot je neemt, neem dan dit. Lees dit verhaal.

P.S. Er is meer, natuurlijk! Met dank aan Marie-José Klaver, die meteen een lijstje doorstuurde.

  • De podcast Het verblijf. Literatuur zolang het duurt (via Spotify), waarin poëzie en proza voorgelezen wordt.
  • Voor mijn achtjarige: Huisarrest, waarvoor tien schrijvers tien jeugdverhalen schreven, als een kleine Decamerone.
  • Er zijn leesclubs. Bas Heijne op Twitter als @NRCTwitlit, Mondo (Garth Greenwell), Trouw (Dido Michielsen). De Revisor start geen leesclub.
  • Last but not least: het Pandemic Journal van de New York Review of Books, waarin auteurs van het eminente tijdschrift verslag doen vanuit huis. Dat betekent open deuren (‘Sometimes boring is the best you can hope for.’) maar ook inkijkjes in hoe het elders is (Pakistan: ‘In the minds of many, Covid-19 is just another life-threatening hazard in a city that stumbles from one crisis to another.’), en je komt je favorieten tegen.
    Allerlei bekende namen (Tim Parks, Yiyun Li, Hari Kunzru, Richard Ford, Adam Foulds, Michael Greenberg) schreven mee, maar ook Elisa Gabbert bijvoorbeeld: ‘I’ve been having a feeling, on and off, that I can’t describe—my inability to name it is its most distinguishing feature. I can’t decide if the symptom is confusing or confusion is the symptom.’

P.P.S. Wordt De Revisor links ingehaald door al die initiatieven? Ja, en nee. We hadden anderhalve week, of maand, nodig om een gelijke mate afstand en intimiteit te bereiken. Vanaf volgende week, samen met de SLAA.