Grens

 

In het feuilleton ‘In het echt’ verkent Dorien de Wit gradaties van realiteit. Via surrogaatreizen op Google Street View, de glimlach van een deepfake en het bezoeken van een televisiedecor onderzoekt ze haar besef van tijd en plaats, beweegt ze tussen werkelijkheid en illusie, tast ze haar eigen grenzen af. Deze week aflevering 4: Grens.





Hoezeer ik ook kan verlangen naar een Parijse bakker, de wispelturige rukwinden op Land’s End of een wandeltocht over mistig Dartmoor – de opluchting dat ik daar nu niet naartoe kan is meestal groter. Ik reis het makkelijkst als ik mijn lichaam thuis kan laten.

Al jaren stil ik mijn reishonger via uitzichten van webcams en Google Street View. Daarbij geldt zelfs: hoe verder weg, hoe beter. Het liefst flits ik mezelf naar onherbergzame vlaktes diep in Mongolië, de gevaarlijkste straathoeken van Mexico-Stad of naar een bergkam op de Faeröer Eilanden. Plekken waarvan ik weet dat ik er in het echt niet naartoe durf, zijn het meest aanlokkelijk. Vandaag muisklik ik door een Boliviaans dorp in sepiatint, volg ik door stoffige straten een vrouw die zich met een vuurrode paraplu beschermt tegen de felle zon. 

Op een ander tabblad gooi ik een bestelling kattenbrokken in mijn digitale winkelmand. In het afrekenscherm trekt een advertentie mijn aandacht: een onzichtbaar hek. Dat klinkt als een magische afrastering, een vriendelijke manier om je dier in de tuin gevangen te houden. Zodra ik verder lees, begrijp ik dat het gaat om een halsband die stroomstootjes geeft zodra de hond of kat een tevoren gemarkeerd gebied, een tuin of erf verlaat. Een onzichtbare grens. 

Voor een echte reis moet ik ver voor vertrek obstakels overwinnen. Het is alsof ik met een elastiek verbonden ben aan thuis. De rekbaarheid van het elastiek verschilt van dag tot dag, van jaar tot jaar, maar het bepaalt mijn actieradius als een onzichtbare grens. Als ik het elastiek niet vaak genoeg oprek, wordt het strakker. Ik moet het dus af en toe onder spanning zetten, testen tot waar het reikt, en dan nog een stukje verder en hopen dat de rek er in blijft voor de volgende keer, als een paar stugge schoenen die eenmaal ingelopen niet meer knellen.

Het is niet altijd makkelijk inschatten, want het elastiek heeft zo haar eigen logica. Het gaat niet alleen om een hemelsbreed gemeten afstand. Plekken die goed bereisbaar zijn, lijken minder ver weg. Een stad waarvandaan elke dag vijf vluchten naar huis vertrekken, vind ik makkelijker te bereizen dan een eiland dat in kilometers dichterbij is, maar waar slechts één boot per week vaart. Bij de gedachte alleen al begint het knellen. En hoewel lange afstanden me nerveus maken, reis ik liever twee uur in een vliegtuig dan dat ik dezelfde afstand in twee dagen afleg per auto. In de lucht voelen de kilometers lichter, alsof het helpt dat ik niets hoef te zien of aan te raken van de wereld waarin ik me verplaats onderweg naar mijn bestemming. 

Op een kruispunt in Tokyo verspringt een verkeerslicht in grijstinten. Van bovenaf zie ik hoe een rij taxi’s van rechts naar links door het beeld zoeft. Daarna zijn de andere aan de beurt, elke auto trekt een lijn, beweegt in zijn eigen baan, horizontaal, verticaal, diagonaal. Maar ik wacht op het moment dat de voetgangers mogen. Ik heb het vaker gezien: even lijkt het beeld bevroren, daarna breken ze los van vier straathoeken. Ze stuiven het kruispunt over in alle richtingen, als ontsnappende mieren. De wegmarkering en zebrapaden negerend, ieder zijn eigen spoor trekkend. Het duurt maar een paar seconden tot het verkeerslicht weer verspringt. Altijd is er dan een laatste figuurtje rennend naar de overkant. 

Hierna begint de kruispuntdans opnieuw, alsof het voortdurend dezelfde mensen en dezelfde auto’s zijn die oversteken. De rechthoek in mijn beeldscherm is een postzegel in Tokyo, is de hele wereld. Ik ga naar bed en laat het tabblad met de webcam open staan. De hele nacht steken mensen over terwijl ik slaap.

*

Dorien de Wit tekent, schrijft, maakt korte films en ontwerpt (audio)wandelingen. Na de kunstacademie in Den Bosch voltooide ze de master Fine Art aan het Sandberg Instituut in Amsterdam. Ze publiceerde poëzie, kort proza en essays in literaire en kunsttijdschriften zoals Hollands Maandblad, De Revisor, Liegend Konijn en Mister Motley. In 2017 won zij de Turing Gedichtenwedstrijd en in 2019 ontving ze de Hollands Maandblad Beurs (proza en poëzie).  Haar debuutbundel eindig de dag nooit met een vraag verscheen in februari 2021 bij Uitgeverij De Arbeiderspers.