Plaatsmaken
In het feuilleton ‘In het echt’ verkent Dorien de Wit gradaties van realiteit. Via surrogaatreizen op Google Street View, de glimlach van een deepfake en het bezoeken van een televisiedecor onderzoekt ze haar besef van tijd en plaats, beweegt ze tussen werkelijkheid en illusie, tast ze haar eigen grenzen af. Deze week aflevering 5: Plaatsmaken.
Plaatsmaken
Nog steeds zwerf ik digitaal door Japan, nu in de regio Nagasaki. Daar struin ik door een themapark dat bestaat uit replica’s van Nederlandse gebouwen, samengevoegd tot een stadje omzoomd met nagebouwde polders. De tulpen staan in bloei (misschien bloeien ze onafgebroken of zijn ze van plastic). Bij de entree doemt een replica op van het Amsterdamse Centraal Station waar een luxe hotel in gevestigd blijkt te zijn. Even verderop ontwaar ik de Utrechtse Domtoren, een Amsterdamse gracht, de Oude Kerk van Delft en de Sneker Waterpoort, alles op een steenworp afstand van elkaar.
Aan de rand van het park op een pad dat verder nergens naar toe leidt, vind ik het Amsterdamse Concertgebouw. Op de achtergrond zijn steeds de heuvels van Nagasaki in beeld, als enige constante in een landschap dat door elkaar gehusseld lijkt. De bekende gebouwen waarvan zelfs de bakstenen uit Nederland komen, stralen een vreemd soort vertrouwdheid uit. Ik krijg er haast de rillingen van om bekende gebouwen zo plompverloren bij elkaar te zien, als elementen uit een haperend geheugen, de brokstukken gehusseld tot een geheel dat zich niet verstaanbaar kan maken, een verwarde stad.
Afgezien van de vraag of mijn elastiek zich ooit laat oprekken tot aan Japan, vraag ik me af of het me zou geruststellen om tussen die vertrouwde elementen rond te wandelen. Het bekende in het vreemde zien kan er natuurlijk ook voor zorgen dat ik op mijn benen tollend van desoriëntatie mijn reis acuut moet afbreken.
Fietsend over de Stadhouderskade word ik ingehaald door een touringcar waarop in vette letters staat: DESTINATION MANAGEMENT. Achter de donkere ramen zie ik, afgezien van de chauffeur, geen gezichten. ‘Destination Management’ klinkt mij in de oren als iets dat te maken heeft met het organiseren van een lotsbestemming of een ‘laatste rustplaats’. Misschien komt het door de lockdowns en het grauwe weer dat mijn associatie bij het woord ‘bestemming’ niet zo zonnig is.
Eenmaal thuis zoek ik de term op en beland ik op verschillende Engelstalige websites met afbeeldingen van tulpen, tjalken en windmolens. Binnen enkele muiskliks komt steevast het Rijksmuseum en een uitzicht over de gracht in beeld. Misschien komt het door het Google-algoritme waarin ik verstrikt ben geraakt, maar het ‘Destination Management’ lijkt een oer-Hollandse, of Amsterdamse aangelegenheid. De service die wordt aangeboden behelst meer dan die van een reisbureau. Maar wat dat meer inhoudt, daar kom ik niet achter.
De lucht zit dicht. Geen zon, geen regen. Ik lees ‘Langs de rivier’ van Esther Kinsky en wandel met de vrouw in het boek mee. De plekken waar ze wandelt komen tegelijk verlaten en drukbevolkt op me over. Ik volg haar langs de rand van de stad, langs onbedoelde uitzichten, vergeten bouwsels. Met elk hoofdstuk groeit het beeld van een onbestemde voorstad, een niet-plek.
Door te wandelen door vreemde straten raak je er thuis. De bus nemen of fietsen heeft niet hetzelfde effect. Alsof het aanraken van de straat met je schoenzolen, een stempel is van je lichaam die zich herhaalt met elke stap. Hier was ik, en hier en hier en hier. Zo markeerde ik eens op de kaart mijn bewegingen door Berlijn om me sneller thuis te voelen. Met zwarte stift tekende ik een web. Toen het af was, sneed ik met een stanleymes mijn web uit de stad en stapte op de trein naar huis.
De onbestemdheid van een niet-plek kan slinken onder je voetstappen, maar dan moet je er wel naartoe willen gaan. Gemeenten en projectontwikkelaars huren marketingspecialisten in om een verhaal te maken waarmee de niet-plek verandert in een bestemming, zodat mensen er graag een huis willen kopen. Dit proces heet ‘placemaking’. Om de betekenis van deze term te duiden, wordt vaak een dichtregel van Wendell Berry aangehaald: ‘if what we see and experience, if our country, does not become real in imagination, then it never can become real to us, and we are forever divided from it…’
Heb ik mijn verbeelding nodig om de werkelijkheid te kunnen zien? Ik kijk naar het Concertgebouw vanaf een brug over de Utrechtse Oudegracht. Schuin erachter de groene heuvels van Nagasaki, bebouwd met witte flats waar misschien iemand woont die ooit tijdens een rondreis door Europa zijn vertrouwde uitzicht terugziet in een vreemde stad.
*
Dorien de Wit tekent, schrijft, maakt korte films en ontwerpt (audio)wandelingen. Na de kunstacademie in Den Bosch voltooide ze de master Fine Art aan het Sandberg Instituut in Amsterdam. Ze publiceerde poëzie, kort proza en essays in literaire en kunsttijdschriften zoals Hollands Maandblad, De Revisor, Liegend Konijn en Mister Motley. In 2017 won zij de Turing Gedichtenwedstrijd en in 2019 ontving ze de Hollands Maandblad Beurs (proza en poëzie). Haar debuutbundel eindig de dag nooit met een vraag verscheen in februari 2021 bij Uitgeverij De Arbeiderspers.