Deze week gelezen: Armada, De Gids, Neerlandistiek.nl

Jesse van Amelsvoort en Michiel Driebergen in Armada, Kesia Smit in De Gids en Marc van Oostendorp en Leonie Cornips op Neerlandistiek.nl: de redacteur zocht en vond perspectieven op meertaligheid – naast die van het komende nummer.

*

Daan Stoffelsen: meertaligheid in Armada, De Gids, Neerlandistiek.nl

Themanummers zorgen voor een bepaalde gevoeligheid, ook ver nadat je er nog iets mee kan doen. Ik bedoel, ‘’n Brasa van talen’ is samengesteld, nagekeken en nog eens nagekeken, en is nu naar de drukker; we verwachten het nummer 22 april. Maar toen aan de achterzijde van De Nederlandse Boekengids de nieuwe Armada binnenkwam, thema ‘minderheidsliteratuur’, bleek het onderwerp voor mij niet afgesloten te zijn. Ik begon meteen nieuwsgierig te bladeren: zouden de wereldliteratuurlezers en -wetenschappers iets toevoegen aan wat onze auteurs over het onderwerp schreven? Natuurlijk.

De kracht van dit literaire tijdschrift is het introduceren van literaturen en auteurs, je warm maken voor nieuwe boeken en gedichten, vertaald en onvertaald. En als het dus over minderheidsliteraturen gaat of meertaligheid, dan via die auteurs en nieuwe boeken. Ondanks die route levert Armada nog mooie aanvullingen op. Jesse van Amelsvoort merkt in zijn Redactioneel op:

‘De Franse structuralist Roland Barthes schreef in De nulgraad van het schrijven (1953) dat taal voor de schrijver een comfortabele, natuurlijke omgeving is. Als de bijdragen aan deze Armada iets laten zien, is het wel dat taal misschien comfortabel aan mag voelen, maar dat zeker niet altijd is: waar taal is, is politiek. Tegelijkertijd maakt deze Armada duidelijk dat we niet per se in nationale termen over literatuur hoeven te denken. De natiestaat drukt verhoudingen tussen mensen, taal en literatuur op een vaste manier uit, en laat daardoor een spanningsveld toe met wat zich daarbuiten afspeelt.’

Ik weet niet of taal altijd politiek is – de voorbeelden in dit nummer zijn evident, maar voor de meertaligen in ‘’n Brasa van talen’ is het eerder cultureel of sociaal: het gaat om hoe je je verhoudt tot je ouders en grootouders, tot je vrienden, tot de mensen op school of op werk. En tot wat je leest en schrijft. Maar dat taal niet voor elke schrijver comfortabel en natuurlijk is, onderstrepen onze auteurs wel. Aleksandar Hemon schrijft bijvoorbeeld (in de vertaling van Toon Theuwis): ‘Ik besefte dan ook dat ik de komende tijd niet in het Bosnisch kon schrijven, omdat de taal door de oorlog een richting uitging die ik niet kon bevroeden; en dat ik pas in het Engels zou kunnen schrijven als ik die taal even goed beheerste als een Engelstalige schrijver.’

Comfort kost tijd en inspanning. Michiel Driebergen beschrijft het meertalige Lviv (Lvov, Lwów, Lemberg), en noteert: ‘In Lviv word je alleen gezond oud als je verlies kunt accepteren, weet Boris Dorfman. “Dos lebn setzt zich fort waiter.”’ Dorfman is de laatste spreker van het Jiddisch in de stad, die zich wel bewuster wordt van de rijkdommen die meertaligheid biedt:

‘De stad stelt zich intussen meer en meer open voor de eigen veeltalige geschiedenis. Soms gebeurt dat vanzelf: op sommige plekken bladdert de verf van de muren, en dan verschijnen plotseling de winkelopschriften van de jaren dertig: “boter en melk”, “chocolade” of “hoeden te koop”: niet in het cyrillisch, maar in het Pools, Duits en Jiddisch. Een jaar of tien geleden werden de stadsbewoners er wat nerveus van, en schilderden ze vlug-vlug de reclames weg. Nu wordt de verf er behoedzaam afgekrabd, om de talen van weleer in ere te herstellen.’

Behoedzaam afkrabben dus, want taal is een ruttiaans vaasje, zij het niet zo broos als de waarheid. Ook in Armada: Zweeds in Finland, Armeens in Turkije, Afrikaans, Sami, Russisch-Duits, Jiddisch, en hoe literatuur ‘born translated’ wordt. Lees dat tijdschrift! (Via de Boekengids of armadawereldliteratuur.nl, dat even niet bijgewerkt lijkt te zijn.)

Een heel ander perspectief op meertaligheid vind je op Neerlandistiek.nl, de website die trouw over elke nieuwe Revisor bericht, maar ook over al het andere literaire en taalkundige. Waar in De Revisor volwassen schrijvers terugkijken of hun tweede taal terugvinden, komen hier bijvoorbeeld onderzoeken naar meertaligheid bij kinderen aan bod. Marc van Oostendorp vertelt daar bijvoorbeeld over. Leonie Cornips is ook een naam om te volgen, bijvoorbeeld in het artikel ‘Het alledaagse maar zo complexe verschijnsel meertaligheid’. Daar schrijft ze:

‘Het verschijnsel meertaligheid in Nederland van nu en vroeger is en was alledaags maar is sinds de negentiende eeuw ook zeer complex en gelaagd. Om meningen over taal en meertaligheid te kunnen nuanceren zou er in de samenleving meer begrip en kennis, en in alle lagen van het onderwijs meer aandacht moeten komen voor talige en sociale aspecten van meertaligheid: de samenhang tussen maatschappelijke ongelijkheid en de aandacht voor achterstandsdenken en de roep om de eentalige burger die alleen Nederlands spreekt, de beleving en talige vormgeving van nationale en sociale identiteit(en) en de daarmee gepaard gaande processen van in- en uitsluiting door diverse actoren zoals school, media en de sprekers zelf.’

Nuance en aandacht dus. Meer daarvan zie je ook in het nieuwe nummer van De Gids, dat als thema ‘Rotterdam’ voert (en ons eigen Rotterdamse redacteur opvoert). Kesia Smit schrijft daarin over hoe haar eigen moedertaal, het Sranantongo, overgenomen en verbasterd wordt door andere Nederlanders in een straattalige context. Er zit wat verdubbeling in deze illustratie, maar helder is het wel:

‘Het ene na het andere verhaal werd verteld door mijn collega’s, doorspekt met straattaal, om de verhalen extra “saus” te geven. Het woord pisi (dat “stukje” betekent) werd overmatig gebruikt in de verkeerde context. Bijvoorbeeld: Ben je een pisi boos? Een woord dat, zodra je het letterlijk vertaalt, natuurlijk niet klopt, maar kennelijk verward werd met “beetje”.’

In een andere context spreek je dan geloof ik van ‘cultural appropriation’. Interessant genoeg realiseert Smit zich tijdig dat Sranantongo feitelijk ook een mengelmoestaal was, een soort straattaal, en dat dit een natuurlijke taalkundige verandering is – waarin zij haar eigen weg moet vinden om het ‘Surinaamse deel van haar identiteit te koesteren en over te dragen’.

Behoedzaam lezen en oordelen, met nuance afkrabben – het lijkt wel literatuur. 22 april verschijnt ‘’n Brasa van woorden’.

(P.S. Ik schreef hier eerder over een essay van Sulaiman Addonia. Zijn roman verschijnt ook 23 april in de vertaling van Irwan Droog bij uitgeverij Jürgen Maas: Stilte is mijn moedertaal.)

Word abonnee van Armada of De Gids. Maar eerst van De Revisor!