Gruis
In het feuilleton ‘In het echt’ verkent Dorien de Wit gradaties van realiteit. Via surrogaatreizen op Google Street View, de glimlach van een deepfake en het bezoeken van een televisiedecor onderzoekt ze haar besef van tijd en plaats, beweegt ze tussen werkelijkheid en illusie, tast ze haar eigen grenzen af. Deze week aflevering 9: Gruis.
*
In de trein naar Zuid-Limburg lees ik over planetair geologe Nathalie Cabrol in een boek van Helen Macdonald. Cabrol vertelt hoe ze tijdens haar studie gefascineerd raakt door de planeet Mars. Terwijl ze overdag aan haar masterscriptie werkt, brengt ze haar nachten door in een observatorium waar ze zittend in haar slaapzak door een telescoop Mars bestudeert en zo het oppervlak leert kennen als haar handpalm. Op een dag haalt haar professor een kistje uit zijn kluis om haar maanstof te laten zien. Ze is eerst opgetogen, maar wanneer ze het grijze poeder ziet is ze onbewogen, zelfs teleurgesteld. Die avond onderweg naar huis, ziet ze de maan boven de stad. Met terugwerkende kracht maakt het maanstof diepe indruk op haar. Ze is overdonderd door het besef van de enorme reis die is gemaakt om het stof naar de aarde te krijgen en het vervolgens te doen belanden in een kistje dat je in je handen kunt houden.
Een paar dagen later fiets ik met een haast kinderachtige pret de grens over en eet ik een ijsje in het buitenland. Vervolgens stap ik op een pontje om opnieuw in Nederland aan te komen en fiets ik naar het zuiden om de grens op een ander punt weer over te steken. Zo zigzag ik heen en weer, mijn bewegingen als een kruissteek die Nederland en België met elkaar verbinden. Tegen het einde van de dag op de terugweg naar mijn logeerplek zie ik in de verte Maastricht dichterbij komen: de rode toren van de Sint Janskerk, de witte gevels van het MECC en nog twee kerktorens die ik niet kan thuisbrengen. Als de grens er niet was geweest, zou het ook een mooi uitzicht zijn, maar nu krijgt het een extra lading en sper ik mijn ogen wat verder open. Ik kijk van het ene land naar het andere en daardoor voelt het alsof mijn blik een enorme afstand overbrugt.
Bij de grens tussen Zuid-Korea en Noord-Korea bestaat een plek die veel toeristen trekt. Dat komt niet door de plek zelf, maar door het uitzicht dat zij biedt over het land dat zich daar voor je uitstrekt, maar dat ontoegankelijk en mysterieus is alsof je naar een andere planeet kijkt. Er is een uitkijkpost waar verrekijkers in een rij zijn opgesteld om bezoekers uitzicht te geven over het niemandsland bezaaid met landmijnen, daarachter een gebergte. De meeste bezoekers richten de kijker iets lager, aan de voet van het gebergte ligt het dorp Kijong-dong: ‘Vredesdorp’ wordt het in Noord-Korea genoemd. Er zouden vooral militairen gehuisvest zijn. Vanaf de andere kant van de grens heet het ‘Propagandadorp’. Turend door de verrekijker hebben mensen opgemerkt dat er geen glas in de ramen zit. Ook zouden de lampen in alle huizen tegelijkertijd aan gaan. Het valt op dat in de flatgebouwen het licht op de bovenverdiepingen veel feller is dan beneden, waardoor men vermoedt dat achter de gevels een leegte gaapt waar één enkele lamp het hele gebouw verlicht. De vlaggenmast van het dorp is buitenproportioneel hoog en bij regen wordt de vlag meteen naar beneden gehaald. Ze zeggen dat de constructie zou bezwijken onder een vlag die zwaar is van de regen. Er gaan verhalen over de weinige mensen die door de straten bewegen. Ze zouden zijn ingehuurd als figuranten, om bijvoorbeeld de smetteloze straten te vegen.
Urenlang zou ik naar het dorp kunnen kijken, vertwijfeld of de heuvels op de achtergrond wel echt zijn, of de blauwe lucht geen doek is, zoals in de film The Truman Show. Helaas reikt zelfs Google Street View niet ver genoeg en blijf ik steken op een weg die uitmondt in een wazig landschap.
Ik pak de stofzuiger, zet hem aan en hoor hoe het Limburgse gruis dat ik meenam in de groeven van mijn wandelschoenen, door de stofzuigerslang rammelt en zich ophoopt in de zak.
Dorien de Wit tekent, schrijft, maakt korte films en ontwerpt (audio)wandelingen. Na de kunstacademie in Den Bosch voltooide ze de master Fine Art aan het Sandberg Instituut in Amsterdam. Ze publiceerde poëzie, kort proza en essays in literaire en kunsttijdschriften zoals Hollands Maandblad, De Revisor, Liegend Konijn en Mister Motley. In 2017 won zij de Turing Gedichtenwedstrijd en in 2019 ontving ze de Hollands Maandblad Beurs (proza en poëzie). Haar debuutbundel eindig de dag nooit met een vraag verscheen in februari 2021 bij Uitgeverij De Arbeiderspers.