Rachel Cusk, De tweede plaats

Deze week gelezen: Rachel Cusk

Rachel Cusk: de redacteur las de nieuwe roman van een favoriete auteur, en zag rake stellingen in een verhaal over een oudere kunstenaar.

*

Daan Stoffelsen: Rachel Cusk, De tweede plaats

De beste schrijvers verrassen bij een nieuw boek. Ontregelen. Om het contrast te tonen, dit is wat ik in oktober 2018 schreef:

‘Er is iets wonderlijk tegenstrijdigs aan het proza van Rachel Cusk: het voelt zeer persoonlijk, autobiografisch aan, en tegelijk zien we amper iets van de auteur, de verteller zelf. Contouren en Transit voelen objectief, observerend, maar ze gaan over zeer intieme dingen, de relaties die we aangaan en verbreken, de verhouding tot geliefden en kinderen – en buren. Er is amper plot, maar de verhalen blijven intrigeren.’’

In de nieuwe roman van Rachel Cusk, De tweede plaats (Second Place, Marijke Versluys tekende weer voor de vertaling) is er een duidelijke plot – een teruggetrokken schrijfster nodigt de beroemde, bewonderde kunstenaar L uit om een tijdje in haar in haar tweede huis te wonen – en een nadrukkelijke ik-verteller (in een brief aan ene Jeffers, die Cusk leende van haar voorbeeld, Lorenzo in Taos, een memoire van Mabel Dodge Luhan). Wat er dan gebeurt, zal je verbazen. (Of eigenlijk niet: het loopt vanaf dag één fout, en dat is dramatisch, soms geestig en meestal tot nadenken stemmend.)

De toon van de ik-verteller is nu eens naïef over de gebeurtenissen – in 192 pagina’s komen 185 uitroeptekens voor! -, en dan weer diepgravend duidend over kunst, waarheid, man-vrouwverhoudingen, ouder-kindrelaties, ouderdom. En waar je in de prachtige Outline-trilogie meegaat in de korte verhalen in de indirecte reden, werpt Cusk in De tweede plaats telkens stellingen op die je aan het denken zetten.

Het interessante is dat de stellingnames van M, de verteller, door de bijna pamflettistische stelligheid telkens de vraag oproepen of het om haar en hem gaat, of over de systemen waarin ze functioneren.

‘Maar mijn doel is om je een beeld van L te schetsen: mijn ideeën over waarneming en waarheid zijn alleen nuttig voor zover ze bijdroegen aan mijn onbeholpen poging te begrijpen wie en wat L was en hoe zijn brein werkte. Ik vermoedde dat de ziel van de kunstenaar – of dat deel van zijn ziel waarin hij kunstenaar ís – volkomen moraalloos moet zijn, volstrekt vrij van vooringenomenheid. En aangezien het voortschrijdende leven onze vooringenomenheid juist blijft versterken om het ons mogelijk te maken de beperkingen van ons lot te aanvaarden, moet de kunstenaar extra alert blijven om die verleidingen te weerstaan en de roep van de waarheid te kunnen horen als die klinkt. Het is volgens mij doodeenvoudig die roep te missen, of liever gezegd te negeren. En de verleiding tot negeren doet zich niet één maar wel duizend keer voor, tot het einde aan toe. De meeste mensen zorgen liever eerst voor zichzelf en daarna pas voor de waarheid, waarna ze zich afvragen waar hun talent toch is gebleven. Dat heeft niet zoveel te maken met gelukkig-zijn, Jeffers, al moet gezegd worden dat de mij bekende kunstenaars die de verwezenlijking van hun visie het dichtst hebben benaderd, ook het ongelukkigst waren.’

Mooi vind ik het niet, het wordt abstract en onpersoonlijk, maar raak voelt het wel. Alleen: die verhouding tussen kunst en leven, waarheid en subjectief waarnemen, visie en geluk, gaat dat over L alleen, of over alle goede kunstenaars? Het lijkt me inderdaad moeilijk het compromisloze kunstenaarschap af te scheiden van het noodzakelijke samenleven, maar volgens mij parafraseer ik Cusk hier al tot een andere stelling. Hetzelfde kun je je afvragen als je ziet hoe L zijn bewonderende gastvrouw verafschuwt: is dit ‘de’ oudere man die ‘de’ middelbare vrouw verafschuwt, of roept M’s gretigheid dat op? Eigenlijk is dat zo’n vanzelfsprekende analyse – maar het tweede klopt ook! Of als ze schrijft:

‘Ware liefde komt voort uit vrijheid, en ik weet niet zeker of dat soort liefde ooit kan bestaan tussen ouder en kind, tenzij ze besluiten als volwassenen opnieuw te beginnen. Ik hield van Tony en ik hield van Justine en ik hield van L, Jeffers, ook al was de tijd die ik met hem doorbracht zo vaak bitter en pijnlijk, omdat hij me met zijn wrede gelijk dichter naar de waarheid trok.’

Het klopt bij M en haar volwassen dochter, klopt het ook bij mij? En is die vrijheid dezelfde als de vrijheid van de kunstenaar? En hoe is liefde te verbinden met die bitterheid en pijn en wreedheid? De tweede plaats is heel interessant, maar verrassend genoeg meer in de vragen die bij lezing het oproept dan in het verhaal, het essay dat het ook is.

De Bezige Bij gaf De tweede plaats uit. Op Athenaeum.nl is een fragment te lezen, en Fleur Speets analyse.