Vertrek

 

In het feuilleton ‘In het echt’ verkent Dorien de Wit gradaties van realiteit. Via surrogaatreizen op Google Street View, de glimlach van een deepfake en het bezoeken van een televisiedecor onderzoekt ze haar besef van tijd en plaats, beweegt ze tussen werkelijkheid en illusie, tast ze haar eigen grenzen af. Deze week aflevering 8: Vertrek.






Rakelings zoef ik op de fiets langs een paaltje en direct kijk ik achterom om te zien of ik er niet tòch tegenaan ben gereden, of ik niet bloedend en dubbelgeklapt van de pijn op de grond lig. Blijkbaar houd ik de mogelijkheid open dat ik in tweeën splits: een deel dat nietsvermoedend doorfietst en een deel dat aan mijn bewustzijn is ontsnapt, dat los van mij beweegt.

Ik werd eens wakker uit een droom, staand voor het raam van een hotelkamer met het gordijn in mijn hand. Ik keek naar buiten, over een Spaans plein omzoomd met straatlantaarns die een oranje gloed verspreidden. Even daarvoor zat ik in een nachtmerrie opgesloten in een donkere kist. Terwijl ik me slaand en schoppend uit mijn pikdonkere gevangenschap probeerde te bevrijden, was ik in de andere werkelijkheid uit bed gestapt en in de donkere hotelkamer op zoek gegaan naar licht of een uitgang. Ik opende mijn ogen op het moment dat ik voor het raam stond.

Gelukkig gebeurt het me niet vaak dat ik slaapwandel, want de verwarring bij het wakker worden draag ik nog dagenlang bij me. Ook deze keer kon ik het gevoel niet loslaten dat er twee werkelijkheden waren die allebei even echt leken: de droom en de hotelkamer. Gelukkig bleek ik vooral te bestaan in het hotel in die Spaanse stad en keerde de pikdonkere opsluiting niet terug. Het onwerkelijke gevoel bleef nog dagenlang bij me. Misschien is er zelfs nog een residu aanwezig, een twijfel over in welke werkelijkheid ik me nu bevindt, als een bodempje twijfel onderin elke dag.

Op YouTube kijk ik naar het beeld van een Canadese woonkamer. Er is niemand thuis. Een rode muur en grijze bank met een abstract schilderij erboven trekken het eerst mijn aandacht. Aan weerszijden van de bank staan schemerlampen die een symmetrisch schijnsel op de muur projecteren. Naast de bank geeft een aquarium een felgroene gloed af en links en rechts in beeld zijn grote ramen. Even lijkt het beeld een foto, maar dan zie ik beweging achter de ramen, takken slaan tegen het raam, daarna rookwolken. Het geluid van iets dat valt. Geknetter van vuur, brekend glas. Vlammen likken zich door het raam naar binnen. De kleuren van het huis veranderen naar grijstinten door de dikke rook.

Wanneer de kamer voor de helft met rook is gevuld, begint de rookmelder te piepen. Minutenlang gaat het piepen door, zonder reactie, en benadrukt zo de verlatenheid van het huis. Waar zijn de bewoners? Een paar kilometer verderop blijkt het stel net op tijd de stad te zijn ontvlucht. Op hun telefoon kijken ze live naar de beelden van de beveiligingscamera in hun woonkamer, zien hoe hun huis in enkele minuten wordt verslonden door een bosbrand. Zittend in de auto met de weinige spullen die ze hebben gered, houden ze in hun hand het beeld van hun verdwijnende thuis.

Regelmatig vergeet ik iets als ik van huis ga, want bijna altijd vertrek ik met haast. Op het moment dat ik mijn fiets in mijn hand heb, is er in mijn hoofd pas ruimte om het lijstje af te vinken met dingen die ik mee moet nemen, alsof mijn onderbewustzijn dan pas rust heeft. Meestal moet ik dan terug: voor een sleutel, mondkapje, oplader of portemonnee. Ik ben er zo aan gewend dat ik zonder morren de zeven trappen weer op sprint. Zodra ik de deur van mijn woonkamer open, gebeurt er iets vreemds: ik betrap de kamer op mijn afwezigheid. Het is alsof de kamer een eigen bestaan heeft en ik stap naar binnen midden in een gebeurtenis waar ik geen deel van uitmaak. Soms is het niet meer dan een nadrukkelijke stilte en de lichtinval door het dakraam die mijn aandacht trekt. Het gevoel duurt nooit lang, want met één stap over de drempel val ik weer samen met de kamer en ben ik vergeten dat zij ook zonder mij bestaat.

*

Dorien de Wit tekent, schrijft, maakt korte films en ontwerpt (audio)wandelingen. Na de kunstacademie in Den Bosch voltooide ze de master Fine Art aan het Sandberg Instituut in Amsterdam. Ze publiceerde poëzie, kort proza en essays in literaire en kunsttijdschriften zoals Hollands Maandblad, De Revisor, Liegend Konijn en Mister Motley. In 2017 won zij de Turing Gedichtenwedstrijd en in 2019 ontving ze de Hollands Maandblad Beurs (proza en poëzie).  Haar debuutbundel eindig de dag nooit met een vraag verscheen in februari 2021 bij Uitgeverij De Arbeiderspers.