Deze week gelezen: Evie Wyld, Wij zijn de wolven

Deze week gelezen: Evie Wyld

Evie Wyld: de redacteur las een indrukwekkende roman van vossen, wolven, mannen – en sterke vrouwen die zich staande houden in een duistere geschiedenis.

*

Daan Stoffelsen: Evie Wyld, Wij zijn de wolven

Alles met wolven is goed. Vossen mogen ook. Die voorkeur is niet heel erg beredeneerd, maar ik denk dat het hem hier in zit: literatuur gaat over mensen, hun aard, hun gedrag, hun omstandigheden. Ook als het over (niet-menselijke) dieren gaat, ze zijn de bewegende, denkende, onberekenbare contrastvloeistof bij de vertrouwde mensdieren. Of misschien is het, zoals Richard de Nooy eens noteerde als useless writing tip: ‘One of the best-kept secrets of world-class authors is that, at some point in their career, they all worked with wild animals.’ Evie Wyld heeft in haar derde roman, The Bass Rock, vooral een symbolische rol voor wolven (21 maal genoemd) en vossen (24 maal) weggelegd, en op de vertaling van Astrid Huisman en Roos van de Wardt heeft de uitgeverij meteen de aanlokkelijke titel Wij zijn de wolven geplakt. Die symbolische rol zit in de wolfman, de verpersoonlijking van een angstbeeld, en in een vergelijking als: ‘”Ben jij een vos of een wolf?” Ik zeg niets. “Vossen ruiken de dood, die komen meteen aandraven.”‘ Of, uit de contemporaine verhaallijn:

‘”Word jij wel eens bang van jezelf?” vraagt ze terwijl ze de rand van haar vloeitje natmaakt. “Kijk jij wel eens zo lang naar jezelf in de spiegel dat je iets anders begint te zien? Alsof er iemand anders onder je huid zit. Heb je ooit in de spiegel gekeken en opzettelijk een lelijk gezicht getrokken, je tanden ontbloot, gegromd en gegrauwd en toen ineens beseft dat er iets anders in je zit dat je niet laat ontsnappen? Alsof wij de wolven zijn, en er daarom op ons wordt gejaagd.”‘

De vrager is in beide gevallen een heks. De zeventiende-eeuwse Sarah wordt vervolgd, en opgenomen door een domineesgezin op de vlucht, de eenentwintigste-eeuwse Maggie doet haar eigen zin, verdient geld bij als sekswerker en dringt zich op bij Viv, de huisbewaarder van het familiehuis met uitzicht op Bass Rock. Allebei denken ze expliciet na over de verhouding tussen man en vrouw, zetten ze hun seksualiteit in en hebben ze een bijzondere band met de natuur. Zij zijn het uitgesprokenst in deze indrukwekkende roman die thema’s als femicide en kindermoord, misbruik en geweld onderzoekt aan de hand van drie verhalen:

  1. wat schetsmatig dat van dat meisje Sarah,
  2. klassieker dat van Ruth, die net na de Tweede Wereldoorlog met Peter – veteraan, weduwnaar en vader van twee zoons – getrouwd is en die bij the Bass Rock is gaan wonen,
  3. en heel eigentijds dat van Viv, wier vader onlangs is overleden.

Die drie lijnen, aangevuld met een aantal vignetten van gruwelijke geweldsdaden tegen vrouwen.

De roman is veel voller, al weet Wyld het gevoel van té te vermijden: er zijn in deze roman ook zussen die het beter lijken te hebben gedaan, moeilijke moeders en grootmoeders, assertieve bedienden. Er is een dood meisje dat regelmatig opduikt. Er zijn onduidelijke familiebanden, kostschooldrama’s, er wordt overspel gepleegd, gezwegen en keihard gelogen. En gedreigd: een verblijf in een sanatorium, een scheiding, geweld.

Er zijn mannen kortom, en ontzettend veel slachtoffers, maar vrouwen als Ruth en Viv houden zich staande met veel drank, humor en een scherp observatievermogen – elementen die de duisternis naar achter duwen. Zo treft Ruth de knuffel van haar zoon aan, achtergelaten nu hij naar de kostschool gaat. ‘Zijn lichaam moest nu het gevoel hebben dat er iets ontbrak.’ Er zijn prominentere souvenirs van overledenen in de roman, lapjes stof, een kistje met tanden, maar Wyld verwoordt hier heel mooi hoe fysieke objecten rouw kunnen dragen en draagbaar kunnen maken.

Viv merkt elders op, over een jongen zonder gêne met wie ze gaat daten: ‘Wat moet het heerlijk zijn om door het leven te kunnen gaan zonder dat het je kan schelen wat het van je denkt.’ Ik denk dat die aantrekkingskracht van het wilde dier ook zit in het fysieke, in het vermoeden dat er bij vossen en wolven een natuurlijker verbinding is tussen lichaam en geest. Maar is geweld deel van die natuur? Dat is een belangrijke vraag, die Wyld oproept. Belangrijker, en daarin dekt zowel de oorspronkelijke als de Nederlandse titel de materie niet, is de vraag hoe je je als vrouw kan gedragen – zonder dat het je kan schelen wat het leven van je denkt? Zo eenzaam, vies en slordig, cynisch, verslaafd en liefdevol als je maar wilt, onderstreept Wyld, want Wij zijn wolven is juist ook een ode aan deze eenlingen.

Roos van Rijswijks recensie maakte me destijds nieuwsgierig.De Bezige Bij geeft Wij zijn de wolven uit, en biedt ook een leesfragment (PDF).