Lees Roos van Rijswijks column Diverse rampen

Diverse rampen

Roos van Rijswijk (1985), auteur van Onheilig (bekroond met de Anton Wachterprijs) en De dwaler, werkt aan een nieuwe roman. Voor De Revisor laat ze zich tien columns lang elke tweede week afleiden, door oorlog, de zeespiegelstijging, discriminatie, verkrachting, de voedselbank en het klerevirus, en de woorden van Asmaa Azaizeh.

*

Mijn vak, daar ga ik weer, kan wat belachelijk aanvoelen. Zoals nu. Ik zit op de bank, in mijn kamer, en ik moet een stukje schrijven. Ik mag een stukje schrijven, tenslotte bood ik het zelf aan, en Daan Stoffelsen zei dat hij dat ook een leuk idee vond. Ik zit op de bank een stukje te schrijven en in Oekraïne is oorlog en de zee stijgt onherroepelijk en er worden mensen gediscrimineerd en verkracht en er staan rijen bij de voedselbank en door alles heen sluiert dat klerevirus, het houdt nog steeds mensen binnen, al doen we of het over is.

Tien jaar geleden was ik als communicatiemedewerker betrokken bij de eerste editie van Read My World, een internationaal literatuurfestival. Een van de optredende dichters was de Palestijnse Asmaa Azaizeh. Ze zei tegen me, ik weet niet meer hoe we erop kwamen: ‘Ik kan niet meer schrijven. Uit mij komen alleen maar stomme sprookjes.’ Het was te groot, oorlog, geweld, ze kreeg het haar werk niet in, haar leven niet uit, en toch: het was niet haar verhaal, maar ook weer wel, en iedereen vond dat ze er iets van moest vinden, en daarom lukte het niet – zoiets.  Jaren later is ze over dat dubbele gevoel van de alomtegenwoordigheid van geweld, het toch niet ervaren, gaan schrijven. Over de verwachting die heerst: je bent een schrijver in de nabijheid van een ramp, dus daar zal je wel over gaan schrijven. In het gedicht ‘Do not believe me if I talked to you about war’ staat:

Do not believe me if I talked to you of war, because when I spoke of blood, I was drinking coffee, when I spoke of graves, I was picking yellow daisies in Marj Ibn Amer, when I described the murderers, I was listening to my friends’ giggles, and when I wrote about a burnt theatre in Aleppo, I was standing before you in an air-conditioned one.*

Ik denk vaak terug aan dat korte moment met Azaizeh. Het is waar; als er iets gebeurt, iets groots, en toevallig ben je schrijver, dan verwacht je omgeving dat je er iets over te melden hebt. Het is jouw taak: de pijn laten zien, het onrecht, of juist het geluk dat halsstarrig de kop op kan steken, zelfs als alles om je heen in (al dan niet metaforisch) puin ligt. In dezelfde (maar niet precies dezelfde) categorie herinner ik me gesprekken met schrijvers die in meer of mindere mate afwijken van een achterhaalde norm. Tegelijkertijd de druk, dus de weerstand, maar ook een drang te voelen om over dat ‘afwijkende’ te schrijven – je kleur, je geaardheid, je sociaal culturele achtergrond, je rouw, je ziekte. Meer willen schrijven dan dat het erg en vreselijk is – schrijven is niet louter een meldplicht van onrecht, tenslotte – maar ook een pen tot stilstand denken: dáár is het erger, díe heeft het zwaarder, dát is pas ziek, wat zou ík dan helemaal.

(Ik moest een keer een praatje houden aan de Van Eyck academie, daar was ik residerend schrijver. De mislukte roman waar ik aan werkte ging over een ramp in Nederland. Veel water. Een van de deelnemers stak zijn hand op. Hij zei: ‘Dat is cultural appropriation. In Griekenland sterven er nu daadwerkelijk mensen een verdrinkingsdood.’ Ik had even geen antwoord paraat.)

Besluiten tot een heel ander onderwerp. Een verhaal verzinnen. Terwijl het dáár ontploft, díé is gestorven, de zeespiegel enzovoorts! Je stomme sprookje van een schijf wissen.

Is schrijven als dit, zo op de bank, met warme voeten en uitzicht op diverse rampen, hetzelfde als zwijgen? Ik weet het niet, ik weet het gewoon niet. Misschien is het eerder als wachten. De vraag is op wat.

 

* dit fragment haal ik van Azaizehs website – het gedicht is ook in het Nederlands vertaald door Nisrine Mbarki, als Geloof me niet als ik vertel over de oorlog, en is in de gelijknamige bundel verschenen bij Uitgeverij Jurgen Maas. Alleen heb ik die niet bij de hand, dus moet u het nu even met de Engelse tekst doen.