Deze week gelezen: Auke Hulst, De Mitsukoshi Troostbaby Company

Deze week gelezen: Auke Hulst

Auke Hulst: de redacteur las een van de genomineerden voor de Libris Literatuurprijs en tevens een van de auteurs van Waar was ik, o ja, die zijn empathie niet op de proef stelt, sterker nog: ondanks de science fiction-overdrive overtuigt de roman, hij is rijk en raak geschreven.

*

Daan Stoffelsen: Auke Hulst, De Mitsukoshi Troostbaby Company

Eigenlijk is dat wat je continu probeert: de ander begrijpen. Empathie. Wees extreem mild voor Baudet, verzin een rationele Poetin, vindt waarheid in Viruswaarheid (woordzoeker. Extra opgave: vind ‘Rus’). Laat AI-aanbevelingen voor bibliotheken maar schuiven (gebruik geen geweld, stemming duister), retweet niet dagelijks @ishetalgestort, vergeef de zevenjarige confetti-importeur (je kunt klaar zijn met carnaval, confetti blijft opduiken). Als lezer doe je niet anders, en daardoor begrijp je niet maar vergeef je de jury van de Libris Literatuurprijs dat ze Gustaaf Peeks A.D. hebben gepasseerd, en in een later stadium sympathieke, sterke boeken van Rob van Essen, Gilles van der Loo en Marie Kessels.

Als lezer – en maar een thuiswerker ver van mijn boekhandel, geen recensent of jurylid – zoek je ordening, samenhang. Waarschijnlijk is de gedachte vooral geweest: dit zijn de beste boeken, misschien ook: dit is een mooi divers lijstje. Maar misschien besprak die jury ook een heel technische diversiteit, in perspectief. De genomineerde boeken van Dros en Kuypers staan nog ergens digitaal op me te wachten, maar wat me nu al opviel: zowel Weeda als Heitman voeren naast een eerste persoonsverteller voorouders op, zichtbaar als herten (‘Wie stierf, werd een hert met een gouden gewei, een witte vacht en een gouden pijl in de rug. We werden het symbool dat we in ons leven als insigne op onze borst droegen. “Dit hert is niet dood,” zeiden we tegen elkaar, “maar het gaat ook niet echt goed met dat dier.”’) of onzichtbaar, in een wij-perspectief. En het werkt!

Beter in de eerste persoon

Meer daarover later. Van Marissings roman heeft een consequent ik-perspectief, maar Hulsts De Mitsukoshi Troostbaby Company, in omvang en hoeveelheid thema’s en genres tot nu toe de ambitieuste van de shortlist, gaat ook óver literatuur, en problematiseert zijn keuze in de helft van de roman. De ik-verteller van het ene deel, Auke van der Hulst (1997), is in gesprek met zijn redacteur.

‘Ik vraag me wel af of je niet beter kunt beginnen bij de eerste keer dat ze seks hebben – zonder aanloop, zonder backstory. En of het misschien beter zou werken in de eerste persoon. Dan zou je nóg dichter bij het geobsedeerde kunnen komen en kunnen spelen met de onbetrouwbaarheid van zo’n vertelstem.’

Stilte, en: ‘Ik staarde in pseudogedachten in het niets.’ En dan hardop: ‘Elke roman heeft een eigen sfeer, een eigen stem. Daar kun je een beetje invloed op uitoefenen, maar het is vooral iets wat ontstaat. Dit is de toon die natuurlijk voelt. Als ik de toon te uitdrukkelijk moet bedenken wordt alles artificieel.’

Wacht, ik ga even terug naar de verhaallijnen. De Mitsukoshi Troostbaby Company is een logboek, voor een soort begeleidend Privé-domeindeel, vermengd met de eigenlijke roman, De lasso van de tijd. Uitgangspunt voor beide boeken is: de ik/Kaj had een giftige relatie die beëindigd werd met een afgebroken zwangerschap, en hij rouwt er nog steeds om. In het ‘logboek’, dat over zo’n tien jaar van nu speelt, heeft hij soelaas gevonden in een ‘troostbaby’, een levensecht robotmeisje dat deels gebaseerd is op het DNA van de ex van destijds en de ik. Het vaderschap staat hem goed, maar hij durft haar niet alles te zeggen, en worstelt met eigen opvoedingsissues. In de ‘roman’ gaat de science fiction in overdrive: Kaj reist terug naar de tijd, ruimt zijn vroegere ik uit de weg en doet het beter.

Overtuigend en rijk en raak

Dat is wel een woeste vertelstructuur, want wie eenmaal iets menselijks toelaat bij een robot, of tijdreizen mogelijk acht, moet dat consequent doen (hier volgen plotspoilers): het meisje groeit (in ieder geval intellectueel), en wie eenmaal terug kan reizen, kan dat nog eens doen. Toch is dat goed te doen, want die rouw en de vaderlijke liefde zijn heel overtuigend. (Toen ik de PDF doorzocht op ‘perspectief’ stuitte ik op zinnige woorden:

‘Iemand verliezen was makkelijk; het tweede verlies, iemand opgeven, een stuk moeilijker – het was een heidens karwei te doen alsof ze niet bestond. Hij probeerde niet aan haar te denken, dacht aan niets anders. Weer waren ze uit elkaar, langer dan voorheen. Zij leefde voort, vulde de leegte die ze had achtergelaten en alle andere leegte, hij was dood in haar ogen, dat wist hij zeker – hij vóélde zich dood in elk geval, hoewel voelen een eigenschap van de levenden is. (Hoe dat in verhaalvorm te gieten? Iets vanuit het perspectief van een spookverschijning die een verbleekte wereld waarneemt waarin alleen zij alle kleur heeft behouden? Maar niet nu, hij heeft geen afstand, alleen maar rauwe pijn die op papier zou worden gekotst.)’

) Hulsts robotmeisje Scottie is bovendien levensecht, de dilemma’s van de adoptievader zijn herkenbaar (‘Wat denkt ze allemaal? Wat weet ze? Het is brieven lezen in het donker…’). En tussendoor zegt hij dus zinnige dingen over literatuur en leven. Over wat kunstmatig is en niet, over volwassenheid en het vermogen te handelen (‘Hij zit ineengedoken op de achterbank, net hoog genoeg om over de rand van het portier te kunnen kijken – een kinderperspectief, een machteloos perspectief.’). Over abortus natuurlijk, over science fiction en literatuur. Hij verwerkt zijn eigen levensgeschiedenis, die het gros van de lezers zal herkennen uit Kinderen uit het Ruige Land, opgeplust met een paar decennia. Wijsheden, gevatte opmerkingen (‘Vink aan: I am not a robot. Terwijl machines ons die vraag stellen. Ze vragen nooit of we mensen zijn.’) — en dan zijn er nog aantekeningen die niet pasten, en terechtkwamen in onze Privé-domeinspecial Waar was ik, o ja (koop dat nummer mensen!). Het komt zo op een rijtje erg vol over, maar Hulst doseert en formuleert raak.

Ja, maar. Maar ja!

Ja, het is een enorm boek (dunner, met nog meer perspectiefwisselingen en minder thema’s, en ook heel goed: Julie Otsuka’s De zwemmers (vertaling Lucie Schaap), daarover later meer), dat zal in combinatie met de late verschijning in 2021 de eigenaardige afwezigheid op de eindejaarslijstjes verklaren. En ja, tegenover het teveel aan actie in vooral Lasso staat ook veel getheoretiseer. De celebrale Auke Hulst verduistert af en toe de persoonlijkere en vertellende (ook hier is een citaat bij: ‘Literatuur komt voort uit het rijk van de geest, een binnenwereld die expansief en onbegrensd is – afbakening daarvan is tegennatuurlijk. Wie piketpalen slaat reduceert – om redenen van commercie of literair tribalisme – een continuüm tot kasten, tot kluisters. Wat ik beoog is cerebraal én intuïtief, een literatuur die geleefde, gedroomde én verzonnen geschiedenis vervlecht, die put uit mijn autobiografie én de vorm van toekomstgeschiedenis aanneemt.’).

Maar het is een heel sterk boek. Het artificiële blijft tot de plot beperkt – iets wat je niet van elke genomineerde kan zeggen -, het is heel natuurlijk geschreven. Als dit boek de Libris Literatuurprijs 2022 wint, hoef ik voor de verandering de jury niets te vergeven. Dat zou ik volledig begrijpen.

Ambo|Anthos gaf De Mitsukoshi Troostbaby Company uit. Lees op Athenaeum.nl een fragment. Daan Stoffelsen interviewt Auke Hulst bij Het Martyrium op zaterdag 16 april.