Manon Uphoff, Gemis

Deze week gelezen: Manon Uphoff, Gemis

In september verschijnt De Revisor 33, een nummer rond het oeuvre van Manon Uphoff, een van onze interessantste schrijfsters. Daarom (her)leest Daan Stoffelsen, oud-hoofdredacteur van De Revisor, haar oeuvre. Deze week: Uphoffs romandebuut uit 1997, Gemis, waarin het oor en de hand van Uphoffs verteller het verhaal maken van een tiener in een familie zoals we die ook in Koudvuur en Vallen is als vliegen tegenkomen.

*

‘Een hedendaags dertienjarig meisje verkent de terreinen van de liefde en de erotiek,’ noteerde de boekbeschrijver van bibliotheekdienst voor in het exemplaar dat ik leende. ‘Alles staat er,’ noteert de schrijfster zelf, 24 jaar na verschijning van haar eerste roman, in haar notitieboekjes. Die tekst publiceren we in De Revisor 33, en ook Maaike Meijers essay waarin ze zoekt naar de voortekenen van Vallen is als vliegen in Uphoffs oeuvre. Maar alles?

Waar de ene beschrijving mis-objectief is, is de ander door-en-door-subjectief. Ik lees in Gemis (1997) niet alles wat Uphoff zo gruwelijk en mooi in Vallen is als vliegen neerzette, maar ik herken wel een variant van de uphoffiaanse, rommelige, fysieke familie die ook in Koudvuur (2005) opduikt, waarin nu een fantasievolle, grenzen opzoekende tiener verhalen ophaalt en verhalen maakt:

‘Ik had een reputatie van luisteraar. Het oor herkent de trillingen uit het verleden. De woorden en teksten die in het slakkenhuis een eigen leven gaan leiden. Zolang ik me kan herinneren speelde ik al voor oor.’

Mara doet wat het meisje uit ‘Begeerte’ doet: zich laten ontmaagden door een Chinese man. Mara zoekt iets wat ze thuis niet vindt. In die zoektocht loopt ze recht op het gevaar af. Die volwassen Chinese man dus, maar ook een man met een mes in een discotheek, een man in een parkje dat ze haar borst laat zien, maar gelukkig is er ook Helmi.

‘Zijn familie kampte met huidproblemen zoals mijn familie kampte met de liefde. […] “Er is geen kruid tegen gewassen,” zei ze, toen zelfs de zalf die ’s nachts centimeters diep op zijn huid lag, niet verhinderde dat de acne bloeide met de kracht van klaprozen.’

Die eerste vergelijking tussen zo wild verschillende zaken! Dat laatste beeld! Onbegrijpelijk natuurlijk, deze verliefdheid, maar Mara zegt: ‘Idioten. Het was niet ondanks, maar dankzij de acne.’

Toch wordt ze door kille gedachten overvallen, begint ze destructieve neigingen te vertonen, Helmi te verminken en kleineren, en op een zo’n moment denkt ze:

‘Het was alsof ik een tas op mijn rug droeg, waarin een dwerg zich verborg, die bij het minste of geringste begon te schreeuwen, te lallen of schunnigheden te roepen, maar als ik me omdraaide en om uitleg vroeg, draaide hij mee in de tas, zodat hij altijd achter mij bleef hangen en me nooit eens recht in de ogen keek.’

Ja, die dwerg. En:

‘“Je moet wel onthouden dat ik niet verliefd ben,” riep ik. ‘Jij kent alleen mij,” zei ik. “Maar ik heb anderen gehad.” Steeds als ik woorden als “ander”, “verdriet” of “verliefd” uitsprak, voelde het alsof ik mijn hand in een poel stak waar ik uit kon trekken wat ik wilde (alleen was het oppervlak langzamerhand zo vertroebeld dat ik geen idee had wat mijn handen vastgrepen).’

En ja, die poel. Het oor van Uphoffs vertellers, en haar hand, die twee maken haar oeuvre, zeker de familielijn erin. Ook nu zoekt Mara een oudere man op, ze bedriegt Helmi met hem, en dwingt hem tot een breuk. Haar vernietigingsdrang is ontzagwekkend, je voelt Helmi krimpen. En waarvoor? Wat is het gemis van de titel dat haar drijft? Mist ze affectie? ‘Maar mijn moeder wist niet veel van de aanraking. Wanneer je je hand naar haar uitstak, bevroor ze en leek alle diepte te verliezen. Ze werd plat als een kartonnen reclameafbeelding voor een film,’ schrijft Uphoff over Mara’s moeder en trekt daarmee iets metaliterairs haar beeldspraak in (zoals elders: ‘Alsof ik niet meer was dan een alinea, waar noodzakelijke en overbekende andere alinea’s op volgend.’). Mist ze diepgang, ervaring? Mist ze begrenzing?

Mist ze, met de kennis van Vallen is als vliegen, veiligheid? Het is waar dat ook Gemis al iets benauwds en vertrouwds heeft, er is iets vloeiends en vaags waar je zou willen dat iemand Mara zag. Als ze de vader vertelt van haar ontmaagding, zwijgt hij en kijkt hij weg: ‘Dan lijkt dit me iets voor je moeder.’ Maar op haar woorden ‘Je komt nú naar huis, Mara. […] Dertien jaar, godallemachtig. Je komt nú naar huis.’ is Mara beslist:

‘“Nee!” Ik was bijna veertien en voelde me wonderlijk sterk en zeker.
“Nu!”
“Nee.”
Er zit macht en schoonheid in het nee.’

Een ijzersterke zin. Maar ook: wat wil je nu? Vrijheid of duidelijkheid? Een knuffel of een klap? Waarnaar verlang je? Onbeantwoordbare vragen voor een puber als Mara, ijzersterk neergezet.

Gemis, uitgegeven door Podium, is tweedehands te verkrijgen op Boekwinkeltjes.nl, of te leen bij je bibliotheek.