Deze week gelezen: Dennis Lehane, Joost de Vries

Dennis Lehane, Joost de Vries: de redactie las een samenhangende verhalenbundel met lekkere zinnen en een eenvoudige thriller die helemaal klopt.

*

Daan Stoffelsen: Joost de Vries, Rustig aan, tijger

Drie romans las ik, en een essaybundel, en toch kost het me moeite om Joost de Vries’ oeuvre te kenschetsen. Zelfbewust, amusant proza, denk ik, avontuurlijk en metaliterair, dat niet altijd de kern lijkt te raken. Ik bedoel: zijn personages waren vaak net iets te succesvol, ik geloofde hun verdriet niet helemaal. Is dat anders in zijn eerste verhalenbundel, Rustig aan, tijger?

(Ik ken Joost de Vries overigens persoonlijk, ik mail hem elke week trouw welke boeken er in De Groene Amsterdammer besproken worden, zodat ik ISBNs en prijzen voor de webredactie kan verzamelen. Mijn boekhandel en zijn tijdschrift zijn partners. Ik spreek hem niet zoveel, als ik hem lees of hoor, word ik geïntimideerd door zijn kennis en zelfvertrouwen, het is niet voor niets dat ik hem herken in de collega van Marja Pruis ‘die ook alles weet van internationale veiligheidsproblematiek’. Joost weet van alles wel iets. Maar misschien is het wel zoals hij in ‘Droomduiding’ een therapeut laat zeggen: ‘Soms, Nadia, heb ik het gevoel dat je de inhoudsopgave van de Groene gebruikt om het niet over jezelf te hebben.’ Dat volstaat inderdaad vaak.)

Over dit boek valt heel veel te zeggen, maar ik heb geen tijd voor een essay en ik weet nog steeds niet of ik het overal even goed vind. De grondtoon is melancholisch, de personages zijn gepriviligeerd, ze hoeven niet over geld na te denken, maar ze zijn heel duidelijk wat verloren en brengen dat sterk onder woorden, en De Vries schrijft soepel, raak en geestig. In het eerste verhaal, over een begrafenis en een affaire, streepte ik een passage aan over een begrafenisrede: ‘Maar hij vertilt zich aan het verdriet, hij denkt dat hij al dáár is, maar hij is nog híer, hij probeert in zijn woorden een afstand te nemen die zijn lijf nog niet heeft gevonden en midden in een zin breekt hij, en dan breken prompt zijn dochters, en dan rij voor rij de rest van de zaal, het spoelt naar achter, niemand houdt het droog.’ Ik vind dat heel goed gezegd: het daar, het hier, de afstand en het spoelen. Later in het verhaal merkt hij op dat ‘dingen van het hart zelden een begin en een eind hebben’.

Op de volgende pagina – oh ja, het verhaal heet ‘Creatief schrijven’ – is de verteller nadrukkelijk schrijver: ‘Ik vind het moeilijk maat te houden met citaten, ik sla te vaak een meta-toon aan, ik raak verveeld met mijn eigen stem, ik weet nooit in te schatten welke kennis je bij je lezers als bekend mag veronderstellen.’ Herkenbaar is dat in De Vries’ oeuvre, al is het voorbeeld van Anna en Wronski wat al te laagdrempelig.

Die al te succesvolle personages kennen elkaar allemaal trouwens, dus dat gevoel klopt, van één sociale laag, mensen in de reclame, nu en over twee decennia als half Nederland opgegeven is aan het water. De laatste verhalen lijken sterk met elkaar samen te hangen. Af en toe is het nogal hyper, in de aard van de zaak (in ‘Het einde van de geschiedenis’ gaan een illustrator en een influencer met elkaar in gesprek in Dubai, en met dat verhaal kon ik weinig) of bedoeld drukdoenerig (aan het begin van ‘Brief uit Menorca’, maar de verteller is zich er bewust van: ‘Dus ik noem namen, ik vul de kamer met feitjes. Ik hield van die mensen.’ Ik vraag me af of dat bewustzijn het dan goedmaakt) maar vaker vult de kamer zich met herinneringen, onderkoelde grapjes, reflecties, correcties.

‘Vind je het heel erg dat ik reageer, en niet zij? Dit is natuurlijk het eeuwig terugkerende probleem van de liefde, het zijn zo vaak de verkeerde mensen op de verkeerde plek,’ opent ‘Brief uit Menorca II’, en de briefschrijver is de verkeerde dode op de verkeerde plek. Maar het zijn lekkere zinnen, op de goede plek, je vergeet bijna te denken: ja, is dat zo? Want dan vervolgt ze: ‘Timing is alles, Diski, en laten we wel wezen: daar was jij buitengewoon slecht in. Ik ook trouwens. Maar goed, nu treffen we elkaar. Ik wil iets zachts tegen je zeggen, je ergens mee omsluiten, ik wil je aanraken.’ En dat doet De Vries ook. ‘Afstand’ is een motief in dit boek, maar de wens aan te raken is dat ook – en het wankele evenwicht daartussen maakt het interessant.

Das Mag geeft Rustig aan, tijger uit. Op Athenaeum.nl staat een fragment.

Jan van Mersbergen: Dennis Lehane, Het loket

Voor deze zomervakantie heb ik een flink aantal thrillers op een stapel gelegd. De eerste die ik las: Het loket van Dennis Lehane, een van mijn favoriete misdaadschrijvers (vertaald door Bert Meelker). Het verhaal is zo eenvoudig en klopt helemaal, het was een verademing tussen andere verhalen die ik hoorde, of eigenlijk: die ik zag.

Hoe ze het klaarspelen weet ik niet, maar afgelopen weken zag ik een aantal films van Johan Nijenhuis die op de publieke omroep werden uitgezonden. Zomerfilms, die passen bij het seizoen, maar verder onverklaarbaar waarom juist voor deze films gekozen wordt binnen het prachtige aanbod van Nederlandse films van de afgelopen jaren. Toscaanse bruiloft, zag ik, voor de tweede of derde keer. Iedere keer ben ik weer verbaasd over de keuzes in karakterontwikkeling en verhaal.
Toch wel een mooi gegeven: na het succes van Verliefd op Ibiza borduurt Nijenhuis gewoon door op dat concept: veel personages op een zonnige locatie, met liefde als thema – dit keer het huwelijk. Een man en een vrouw ontmoeten elkaar, letterlijk door een botsing. Hij gooit het portier van zijn auto open, zij loopt er tegenaan, valt op de stoep, haar bloemen vallen ook. Korte dialoog. Ze kennen elkaar, en door. Hij gelooft niet in huwelijken, zij is degene die huwelijken sluit, die gelukkig wordt als anderen gelukkig zijn.
Twee uitersten, die natuurlijk bij elkaar zullen komen – een verhaallijn die mijn dochter van dertien erg spannend vindt om te volgen.
Er zijn nog wat hobbels op de weg, het lukt de twee niet helemaal bij elkaar te komen, dat maakt de film tot een speelfilm van anderhalf uur. De tussentijd wordt opgevuld met andere personages die als boordkartonnen poppetjes over het doek zwalken. Deze personages mogen misschien een hele kleine ontwikkeling doormaken, de meeste ontwikkeling is ingegeven door de scène waarin ze acteren. Het verhaal moet door.
Zo hebben de ouders van de bruid een uitgeblust huwelijk waar de moeder mee omgaat door te drinken en zichzelf te beklagen, de vader probeert de stiefmoeder van het botsende bloemenmeisje te versieren. Beetje ingewikkeld, maar waar het op neerkomt: de oudjes vinden elkaar over en weer leuk, want de vader van het bloemenmeisje krijgt de moeder van de bruid op bezoek.
Dan gebeurt er iets opvallends: als de vader van de bruid de stiefmoeder niet direct kan verleiden verandert hij in een man die tafels door de keuken smijt, die een mes pakt en haar bedreigt, die uiteindelijk met een worst op zijn hoofd geslagen moet worden om hem weg te jagen. De charmante man die in één scène transformeert in een psychopaat, het is wonderlijk maar het gebeurt in deze film.
Het is in ieder geval nog een ontwikkeling. De andere personages zijn platter dan plat. De kok is oud en zal sterven in de film, dus die moet herhaaldelijk aangeven dat hij het aan zijn hart heeft. De kijker mag geen aanwijzing missen. De zus van de bruid is een leeg poppetje zonder interesse in anderen. De Italiaanse jongen is verlegen maar wel zorgzaam en lief – zijn enige ontwikkeling is dat zijn snor eraf gaat. Zijn Italiaanse familie praat zoals Nederlanders denken dat Italianen praten: luid en met gebaren. Alles beantwoordt aan het bestaande beeld van relaties en een specifiek land op een glossy-niveau.
Relaties: verliefd worden, dromen, samenzijn, een beetje ruziën als het wat minder gaat, scheiden. Dat is het traject, hoe persoonlijk de ontwikkelingen kunnen zijn doet er niet toe. Eén emotie is meer dan voldoende. Gaat iemand vreemd, dan is de ander woedend. Geen teleurstelling, geen terugslag, geen zelfinzicht, geen stille reactie. De bedrogene is boos, dus die gaat vechten. Als de portiergooiende jongen met de bruid naar bed is gegaan gaat de bruidegom hem te lijf: een knullig gevecht waarin een bed gesloopt wordt. Even later is het allemaal weer goed, want de portiergooier redt de bruid van een ander akkefietje. Zand erover, komen we nooit meer op terug.
Italië, voor de volledigheid, staat voor: zon, mooie heuveltjes, oude gebouwen, drukke mensen, rood wit groen, lekker eten, tradities, een invloedrijke burgemeester familieperikelen, lelijke moeders en mooie dochters. Ik vertrek geeft een genuanceerde beeld. Een lekkend dak, een bureaucratisch systeem, beklemmende dorpsverhoudingen en ander ongemak passen niet in deze film, dus we doen maar of het niet bestaat. Het Italië van de Toscaanse bruiloft is het Italië van Rio Mare (de blikjes tonijn die gegeten worden op een terras in de zon, blikjes die overigens op tv enorm lijken, maar in werkelijkheid miniem zijn).
En dan nog het aspect toeval. Als de heer en vrouw des huizes (van een kasteel natuurlijk) elkaar toch nog wel leuk blijken te vinden wordt dat opgemerkt door… de vader van de bruid die toevallig net de gang op loopt, zonder enige motief. Het publiek maalt er niet om, hij moest natuurlijk net even naar de wc. Waar het om gaat: de psychopaat moet inzien dat hij een verloren strijd voerde, dus hij moest daar op dat moment zijn, en niemand anders. In het script is hij daar dus ook. Klaar.
Op deze manier, en het is echt verbijsterend, zit ik anderhalf uur te kijken naar ongelofelijke verhaalkeuzes en personages die niks meer mogen zijn dan de eerste indruk.
Bij de publieke omroep wordt geen reclame uitgezonden. Dat is jammer, een slimme commercial zou nog wat diepgang kunnen brengen, of in ieder geval een rustpunt. Aan de andere kant, de manier waarop ongegeneerd partners en sponsoren in beeld gebracht worden maakt van een flink aantal scènes alsnog commercials. Komt het gezelschap aan in Toscane dan prijkt een compleet vliegtuig van de maatschappij in beeld die vanzelfsprekend geld stak in de film, gaat een stel dames autorijden dan karren drie kleine Italiaanse wagentjes ellenlang door de heuveltjes. Voor wat hoort wat.
Er ligt een film op stapel die Carnavalsliefde moet gaan heten. Wat Nijenhuis met Ibiza en Toscane heeft gedaan zal hij met Carnaval ook doen. Het stemt de serieuze Carnavalsvierder bij voorbaat verdrietig.

Terug naar Lehane, want daar gaat het me uiteindelijk om. In Het loket geen toevallige botsingen, geen handelen zonder motief, geen opgeklopt en uitgemolken thema dat iedere scène bepaalt. Wel één sterk idee, dat tot in de finesses uitgewerkt is.
Bob is barman bij zijn neef Marv. Hun bar wordt gebruikt om geld van de onderwereld even te stallen en weer op te laten halen: een doorgeefluik. Als de bar beroofd wordt stelt Marv de overvallers de vraag: ‘Weten jullie wel wie jullie beroven?’ De politieman die de zaak onderzoekt – Bob kent hem uit de kerk – weet van het loket, zoals hij het noemt, maar Marv en Bob mogen daar natuurlijk niks over zeggen. Dat is alles. De spanning schuilt in het zwijgen.
Verder zorgt Bob voor een hondje, leert hij nog een vrouw kennen, ontvouwen zich de patronen van de onderwereld, maar volgen we voornamelijk het verhaal van de kroeg als doorgeefluik. Een schitterende constructie, omdat niet de misdaad centraal staat, maar een zijspoor waarin de menselijke aspecten van betrokkenheid bij de misdaad in een kleine gemeenschap uitgelicht kunnen worden: zoals het zwijgen als de politie iets vraagt terwijl de politie een bekende is.
Dat is alles wat Het loket zo goed maakt, en tegelijk alles wat Toscaanse bruiloft zo tenenkrommend maakt. In de film valt geen moment een stilte, alleen heel soms een kortstondige bezinning, en dat is eigenlijk een groot woord, want bezinning is religieus, menselijk, diepgaand en statisch. In de film is zo’n moment een tijdelijke heldere gedachte. Dan valt het kwartje, eindelijk. Een ‘o, ja!’ Meer niet.
Het loket laat zien dat handeling, betekenis en stilte samen kunnen gaan. Als Bob en Marv beroofd zijn:

‘Ze keken de steeg in. Ze rilden beiden van de kou. Na een tijdje gingen ze weer naar binnen.’

Lees die zinnen nog een keer. De context doet er niet toe. Het gaat om de woordjes.
Als er zulke zinnen bestaan, duidelijk, eenvoudig, sterk, betekenisvol, in zo’n eenvoudig en sterk verhaal, waarom zou je dan ooit een verhaal in elkaar sleutelen zonder deze eenvoud en stilte en bedachtzaamheid en rust, zonder betekenis, zonder gevoel? Als je deze zinnetjes gelezen hebt, en herlezen hebt, en begrepen hebt, hoe kun je dan ooit een film als Toscaanse bruiloft maken?
Stel, je bent een film aan het maken, aan de hand van een script waarin alles dichtgebabbeld wordt, alles uitgelegd. Lees dan deze zinnetjes van Lehane. Je voelt van alles. Probeer heel goed te begrijpen wat er gebeurt. Hij laat de mannen kijken. Hij laat ze rillen van de kou. En hij laat ze ‘na een tijdje’ weer naar binnen gaan.
‘Na een tijdje!’
Dat is alles wat een verhaal nodig heeft. Die tijdsaanduiding. Om te kunnen voelen. Twee mannen die even blijven staan. Een lezer die adem kan halen. De kou. Lehane beschrijft de steeg, de kou, rillende mannen, en toch blijven staan, want er is van alles gebeurt. Daar gaat het over. Daar moet een man over nadenken, dat moet binnenkomen, daar moet iedereen ruimte voor hebben. Personages én lezers. Geen vechten, vallen, botsen, schreeuwen, roepen, een taart in iemands gezicht, een fles op iemand hoofd kapotgeslagen, desnoods een tik met een nagemaakte Italiaanse worst.
Rust.
Die heftigheid komt bij Lehane allemaal wel, en vele malen heftiger dan op een feestje in de Toscaanse heuvels, maak je geen zorgen. Invoelbaar. Want allemaal vanuit deze drie zinnetjes onderaan bladzijde 40, waarvan de laatste is: ‘Na een tijdje gingen ze weer naar binnen.’
Na een tijdje.
Het Loket is verfilmd als The Drop. Dat is niet voor niets. Bijna alle boeken van Lehane zijn geweldige films geworden, en dat is volledig terug te voeren op dat ene moment in die steeg, in de kou.
Na een tijdje.
Wat ben ik blij dat er schrijvers zijn die binnen de onnoemelijke hoeveelheid bagger die overal ter wereld gemaakt wordt, van Hollywoord tot Nederland tot Toscane, zo’n kalme secure schoonheid in vertelkunst weten te produceren.