Aisha woonde met haar man, haar jongere broer Omar en nichtje Miryam eind maart 2009 nog in Mogadishu. Haar vader was in februari van dat jaar doodgeslagen door de rebellen van Al Shabaab omdat hij weigerde een deel van zijn inkomsten aan hen af te dragen. Haar zus, de moeder van Miryam, was een jaar eerder naar Puntland vertrokken om de vader van Miryam te zoeken. Sindsdien is niets meer van haar vernomen. Aisha vluchtte naar Ethiopië omdat de mannen van Al Shabaab alsnog het geld kwamen innen dat haar vader aan hen verschuldigd zou zijn. Ze stak liggend in de laadbak van een pick up truck de grens over richting Addis Abeba. Met hulp van een reisagent aan wie ze vijfduizend euro betaalde kreeg ze een vals paspoort met een visum en een vliegticket naar Amsterdam. Ze kreeg na negen maanden een asielstatus.

Toen ze een aanvraag indiende voor haar man, haar nichtje en haar broer om haar achterna te mogen komen reizen, werden die alle drie afgewezen. De aanvraag voor hun nareis was door een fout niet binnen drie maanden na de statusverlening aan Aisha ingediend.

Dit is het laatste van de zes vluchtverhalen die Florimond Wassenaar schreef bij zijn grote ‘Vluchtverhaal’ in Revisor14.

Njin-Tsu werd in 2000 geboren in Nederland. Zijn moeder, een weeskind, groeide op bij twee mensen die ze tot haar tiende opa en oma mocht noemen. Ze had een groot litteken op haar linkerarm, maar ze ontkende dat het van mishandeling kwam. Ze zweeg als gevraagd werd of ze geld had moeten betalen aan de slangenkoppen voor haar reis in 1990 naar Nederland. De moeder van Njin-Tsu vertelde hem niets over zijn vader. Als het kon, zou ze ontkennen dat hij er een had.

Ze vroeg nooit een vergunning aan. In 2009 probeerde ze het pas.

Er ging een gerucht rond in de Chinese gemeenschap dat er vergunningen werden uitgedeeld aan Chinezen. De moeder van Njin-Tsu meldde zich met een groep van ruim honderd landgenoten bij het aanmeldcentrum in Ter Apel. Haar asielaanvraag werd afgewezen omdat de Chinese justitie zelf bescherming bood tegen mishandeling en dwangarbeid. Ze vertelde bij haar aanvraag niet over het bestaan van Njin-Tsu. In 2013 vroeg ze vanwege het kinderpardon voor hem een vergunning aan. Hij werd afgewezen omdat hij en zijn moeder voor april 2001 onbekend waren bij de vreemdelingenpolitie. Njin-Tsu zit nu in havo-4. Omdat hij een late leerling is, zal hij geen examen mogen doen omdat hij dan 18 is. Een illegale volwassene heeft geen recht op onderwijs.

Dit is een van de zes vluchtverhalen die Florimond Wassenaar schreef bij zijn grote ‘Vluchtverhaal’ in Revisor14.

Foto Drakenfruit CC Eliazar Parra Cardenas

Servet Nderi werd op zijn achtste wees toen zijn vader door een telg uit de familie Sjellja werd vermoord. Zijn moeder was op zijn derde gestorven aan kanker. Hij scharrelde rond in het dorp Mes vlak bij de provinciestad Shköder in de noordelijkste provincie van Albanië. Servet werd in huis genomen door een boerenfamilie waar hij als huisslaaf werd gebruikt. Vlak voor zijn zestiende werd hij op straat gezet omdat hij volgens de wetten van de kanun een waardig slachtoffer werd voor de bloedwraak van de Sjellja’s. De boeren zouden volgens diezelfde kanun ook doelwit worden van eerwraak als ze Servet zijn zestiende verjaardag bij hen lieten vieren. De Sjellja’s eisten vijfmannelijke Nderi’s om de bloedschuld te delgen van Servets overgrootvader die ooit een Sjellja zou hebben vermoord door hem in een ravijn te gooien.

Servet vluchtte door zich te verstoppen in een vrachtwagen met fruit  op de veerdienst van Durrës naar Bari. In verschillende treinen reisde hij naar het noorden. Hij kreeg eerst een AMA-status en uiteindelijk werd hem een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd verleend vanwege langdurig tijdsverloop in de asielprocedure. Doordat Servet sinds zijn achtste niet meer naar school was gegaan, verder alleen geleerd had om te overleven en deze eigenschap alleen als talent geldt in het criminele milieu, ging hij stelen, afpersen en drugs dealen. Op zijn 22ste stierf hij aan een overdosis.

Dit is een van de zes vluchtverhalen die Florimond Wassenaar schreef bij zijn grote ‘Vluchtverhaal’ in Revisor14.

Foto jujube © Eric Weiser

De ouders van Frederica Sanchez Toledo werden in 1995 afgeperst door de FARC. Zo kwam het dat ze tegen haar zin moest gaan werken als kapster in Europa. Ze reisde met een vals Spaans paspoort naar Madrid. Daar stapte ze over op een vlucht naar Amsterdam. Ze werd begeleid door ene Paco die een snor had en de hele tijd zijn zonnebril met spiegelglazen ophield. Na aankomst werd Frederica naar een huis gebracht met een rieten dak.

Ze verbleef twee weken met drie andere vrouwen uit Colombia op de boerderij die bewaakt werd door Paco. Toen Frederica nieuw ondergoed had gekregen en naar haar werk werd gereden met de andere dames, bleek de kapsalon een raam te zijn in Amsterdam. Ze vluchtte toen de gordijnen net gesloten waren. Ze duwde Paco, die in de deuropening stond te roken, weg en vluchtte de drukke steeg in, een brug over, langs een kanaal, nog een brug over en een plein op met een grote kerk. Ze vond uiteindelijk op aanwijzen van een man met een baard een politieburo.

Haar aanvraag als slachtoffer van mensenhandel werd afgewezen omdat niemand met het signalement van Paco kon worden opgespoord in de hoerenbuurt. Na vijf jaar procederen kreeg ze alsnog een verblijfsvergunning.

Dit is een van de zes vluchtverhalen die Florimond Wassenaar schreef bij zijn grote ‘Vluchtverhaal’ in Revisor14.

Foto passievrucht © flagstaffotos.com.au Canon 20D + Sigma 150mm f/2.8 – eigen werk, GFDL 1.2

Mathew Mayew. Afkomstig uit Liberia (de taaltest wees eenduidig op het pidgin Engels dat in Ghana wordt gesproken) vluchtte op zijn vijftiende na de moord op zijn ouders. Zij werden volgens zijn zeggen omgebracht omdat ze openlijk in opstand waren gekomen tegen Charles Taylor. In Freetown kreeg Mathew van een tante geld en zo kon hij zich met hulp van smokkelaars op een vrachtschip verstoppen. Hij verbleef twee weken lang in een ruimte zonder licht nabij het gebrom van de machinekamer waar elke dag een blanke man met een zaklamp hem eten kwam brengen. Hij werd tot zijn achttiende toegelaten als alleenstaande minderjarige asielzoeker (AMA). Zijn asielclaim werd afgewezen omdat zijn verhaal te weinig details bevatte en innerlijk tegenstrijdig werd gevonden. Op zijn achttiende werd hij illegaal.

Het andere verhaal van Mathew is dat hij Collin Askah heette en zo goed kon voetballen, dat hij op zijn vijftiende op aanraden van een neef via Duitsland naar Nederland kwam, met de bedoeling om door Ajax te worden gescout. Omdat de Duitsers destijds een zeer liberaal visumbeleid voerden, kreeg Mathew een vakantievisum. Hij voetbalde twee maanden bij een amateurclub in de buurt van Velsen maar omdat zijn neef de contributie niet betaalde moest Mathew met voetbal stoppen. Op zijn drieëntwintigste werd Mathew aangehouden vanwege fietsen zonder licht. 

Na een jaar vreemdelingendetentie en fysiek verzet bij twee uitzettingspogingen werd hij bij de derde poging alsnog uitgezet.

Dit is een van de zes vluchtverhalen die Florimond Wassenaar schreef bij zijn grote ‘Vluchtverhaal’ in Revisor14.

Foto ramboetan door Zuanzuanfuwa – eigen werk, CC BY-SA 3.0

Sarwar Seyed kwam uit een boerenfamilie die van oudsher hun gewassen verbouwde op het vruchtbare land langs de oevers van de Helmand in de regio Hazarajat. Hij vluchtte op zijn 37ste uit Mazar-I-Sharif voor de etnische zuiveringen van de Taliban na de Hazara-opstand in 1997. Seyed wist dat hij moest vertrekken toen het gele kussentje voor het raam van zijn huis was verdwenen. Via de bergen stak hij, begeleid door een gids, lopend de grens over naar Pakistan. Met de bus kwam hij in Karachi aan. De Pakistaanse afdeling van zijn politieke groepering huurde van een man die Abdul heette een vals paspoort met geldig visum dat op naam stond van ene Basir Andaryas (een samentrekking van de namen van twee Hazara-schrijvers). In zijn relaas staat over zijn reisroute vermeld: ‘De vliegtuigstoelen waren lichtblauw. Mijn valse paspoort moest ik nadat we het vliegveld hadden verlaten afgeven aan de reisagent die Abdul heette.’ Sarwar werd toegelaten als verdragsvluchteling.

Dit is een van de zes vluchtverhalen die Florimond Wassenaar schreef bij zijn grote ‘Vluchtverhaal’ in Revisor14. De komende dagen volgen de andere vijf.