Deze week gelezen: Pruis en Meyer

Marja Pruis, Deon Meyer: de redactie las een superieure column-/essaybundel die een web van intieme en grote onderwerpen weeft en een interessante thriller die met recht literair genoemd mag worden.

*

Daan Stoffelsen: Marja Pruis, Oplossingen

Het zijn er te veel. En ze gaan allemaal over schrijven. Toen ik deze week met mijn Athenaeum-collega Bob sprak over het interview met Marja Pruis, was ik eerlijk. Ik wist het niet. Waarover moest ik praten? Oplossingen. Het leven, mijn handreiking (een geweldige titel, die zichzelf overschreeuwt en daarmee eigenlijk het tegenovergestelde suggereert: problemen, kleine problemen, levensproblemen. Maar ook: een handreiking, communicatie en aftasten ineen. En toch is het ook niet-ironisch: Pruis heeft niet zelden mijn problemen, ze schrijft invoelbaar en haar oplossingen (een ander probleem meestal) creëren een veilige samenhang. Oplossingen is een web van intieme en grote onderwerpen), die mooie nieuwe column-/essaybundel van Marja Pruis dus, is in vijf afdelingen opgedeeld – Over liegen, Werken aan mezelf en anderen, Over de kunst van het verliezen, Over liefde, Over ouder worden – maar gaat in op literatuur, leven, dood, ongemak. Op alles dus, maar vooral ongemak. Daarover schrijft Pruis soepel en superieur, en dan bedoel ik niet hoogmoedig, nee, heel goed, precies en passend.

Toen zei Bob: je moet kiezen. Kies drie stukken, laat haar ze voorlezen, pluis ze uit, bevraag haar daarover. (Marja, als je dit leest, ik mail je er nog over!) Maar welke drie? Niet te lang, dus niet het essay dat ze bijdroeg aan Revisor 17, of haar Marie Kondo-essay. Ook ‘De troost van vreemden’ is te lang, waarin Pruis schrijft: ‘Ik was ooit bij de lancering van Figuranten van Arnon Grunberg, hij was toen een stuk kleiner dan nu.’ En niet te specifiek, zodat ik net als bij Eva Meijer – die haar boek afgelopen dinsdag verdiepte en verbreedde tot een boek over liefde, vrijheid en de wereld, een herleesboek – boven mijn eigen kennis moet reiken en ik bij voorbaat zo onzeker ben als Pruis zelf in haar openingsstuk beweert te zijn: ‘Je bent een volwassen vrouw en dus moet je niet zo kinderachtig doen. In dit specifieke geval: dat hele idee dat je iets niet zou kunnen is allemaal angsthazerij en vrouwelijkheid, hou daar eens mee op en neem je verantwoordelijkheid.’

De ik kan een vrouw zijn, maar dan kun je er als man alsnog iets mee. Zo voelt het: het moet en het is interessant en geweldig en het is doodeng. Maar volgende week donderdag zitten we er gewoon allebei.

Goed. Hier ga ik uit kiezen, of moet ik een twitter-poll houden? Bob om nog een tip vragen? Of misschien, Marja, heb jij wel een beter idee.

  • ‘We naderen Wenen’, uit de eerste afdeling ‘Mijn lieveling, hoe kun je me zo afvallen? Over liegen’, over eerste en beginzinnen. De beginzinnen: ‘Waarom schatten we de liefde pas op waarde als we haar missen? Het is een van de beste openingszinnen van een roman die ik ken. Soms is het zo verleidelijk iets van een ander over te schrijven. Is het angst, of is het iets anders? Ik heb wel eens een heel boek overgeschreven, gewoon, om warm te draaien. Om erachter te komen dat andermans zinnen de mijne niet zijn.’
  • ‘Hier zijn we nu. Vermaak ons’ uit het tweede deel ‘Werken aan mezelf en anderen’, waarin ze Kuala Lumpur, haar zoon, Tim Krabbé en een brasserie in Noord-Brabant verbindt op een bewonderenswaardig natuurlijke manier. Een scène:
    ‘Ik zal je iets over mezelf uitleggen, zei mijn zoon laatst.
    Hij was er helemaal voor de trap op komen sloffen, naar mijn werkkamer. Hij keek er nogal ernstig bij en ik hield mijn hart vast.
    Waar het op neerkwam was dit: als hij uit school kwam moest ik hem met rust laten.
    Als ik op school ben, zei hij, dan sta ik aan.
    Ik knikte begripvol.
    En als ik thuiskom, dan zet ik mezelf uit.’
  • ‘Opletten’, geschaard onder ‘Rijmbehoefte. Over de kunst van het verliezen’. PVV, Hanny Michaelis, roadblocks, een zeldzaam stuk dat buiten de schrijfkamer komt – dat is geen diskwalificatie – en dat heel ontroerend eindigt: ‘Wat net nog het bekendste uitgaansplein van de stad was, is opeens een potentieel object voor terrorisme. De tram dendert voorbij, de winkelpuien blikkeren in het gele ochtendlicht. Ik kijk naar mijn collega, hij heeft zijn muts op gezet, het is een koude dag vandaag. Hij praat nog steeds tegen me, maar ik hoor niet wat hij zegt. Zolang ik oplet, kan niemand iets gebeuren.’
  • ‘Groot woord’, waarin ze tast naar perfectionisme, rouw, tranen, aan de hand van onder andere een interview met Ariane Schluter (waarom schrijven we vrouwennamen toch zo consequent helemaal uit? Het heeft iets ongelijks, maar Marja is te incrowd, Pruis is zo hard, misschien is dat het). Het begin: ‘Wanneer ik voor het laatst gehuild had bij een boek. Ik zat voor een literair televisieprogramma in een forum met twee collega-critici, en het ging over de kwestie of je persoonlijke gevoelens mee mocht laten spelen in een recensie. In mijn recensies is zelfs de punt die ik aan het einde van een zin zet hoogst persoonlijk. Maar dat zei ik niet. Ik was bezig mijn blouse recht te trekken, want die zat nogal frommelig volgens de opnameleider.’
  • Of ‘Het huwelijk’, een van die stukken waarin papiertjes een rol spelen. En ook dus rouw. ‘In de boekenkast van mijn moeder, op een stapeltje papieren, ligt een envelop waarop in een bekend handschrift iets gekrabbeld is: “een glimlach kwam voorbij”. Ik weet niet waarom mijn vader dit ooit opschreef. Maar als ik het stapeltje papieren doorneem, snap ik ’t een beetje.’
  • Of ‘Hey liefie’, uit ‘Aaidrift (2). Over liefde’, een verhaal vanuit bed met vogelgeluiden en een doodstille man, met een aanslag in het buitenland waar haar zoon is. ‘Ik vraag me wel eens af of je het zou merken, als er helemaal geen vogels meer zijn. Ik woonde hier nog niet zo lang toen iemand tegen me zei ook wel eens te hebben overwogen om in deze straat te gaan wonen, tot ze besefte dat je dan vlak bij het lawaai van de snelweg zit. Maar die hoor ik helemaal niet, had ik gezegd. Sindsdien hoor ik, als de vogels er niet zijn, de auto’s. Naast me in bed is het zo stil dat ik denk aan de vroegere buurvrouw die ’s ochtends wakker werd naast haar man die overleden bleek. Hoelang zou je dan blijven liggen, hopen dat het gewoon maar niet waar is?’
  • ‘Mrs Dalloway’ valt onder ‘Oplossingen. Over ouder worden’ en Woolf ontbreekt compleet. Ook dit stuk eindigt ontroerend, maar ook programmatisch bijna, en gaat over bloemen en bubbels, no-nonsense denkwijzers en intensiteit. ‘Ik vind het makkelijker om over mijn zus te schrijven dan over mezelf. Zozeer dat ik er soms al mee bezig ben zonder dat zij zich in de verste verte ook maar in mijn blikveld bevindt. Ik ben alleen nog maar bloemen voor haar aan het kopen en het komt al op gang in mijn hoofd, het verhaal dat ik over haar maak zonder dat ze het weet. Haar geest is bij me als ik in de bloemenzaak bij mij om de hoek sta, een zaak waar zij nooit een voet over de drempel zou zetten. Ik hoor haar tegen me praten zoals ze ook tegen me praat de zeldzame keren dat we samen in een supermarkt lopen, verontwaardigd dat ik standaard het duurste koop.’

En dan telkens in drie pagina’s, precies op maat. Ik schreef al dat Oplossingen dus alleen schijnbaar over ‘Probleempjes’ gaat, want door telkens het ene, tweede, derde, vierde, andere met elkaar te verbinden, weeft Pruis een web dat wel degelijk kaders schept, een wereld creëert waar onze onzekerheden en twijfels een plek krijgen. Een comfortabel, geestig en ontroerend hardop denkboek.

Oplossingen werd door Nijgh & Van Ditmar uitgegeven. Op Athenaeum.nl staat een fragment.

Jan van Mersbergen: Deon Meyer, Prooi

Deon Meyer schreef vorig jaar het geschenk bij de spannende boeken weken. Dit jaar leverde hij weer een deel in de Bennie Griessel-reeks: Prooi (vertaling Martine Vosmaer en Karina van Santen). Een interessante thriller die met recht literair genoemd mag worden.
Meyer vertelt twee verhalen: Griessel en zijn compagnon Cupido onderzoeken in Zuid-Afrika de dood van een man die bij een spoorlijn is gevonden en in Bordeaux probeert Daniel Darret een sober en rustig bestaan als meubelmaker op te bouwen. Uiteindelijk blijken de twee verstrengeld, natuurlijk, en ontvouwt zich een mooi en slim plot, het gaat mij meer op de scènes die erg sterk zijn, de dialogen die goed zijn, de karakters die mooi uitgewerkt zijn en de goed gedoseerde opbouw. Niks is hijgerig, iedere zin is goed, de informatie die je nodig hebt om de spanning van het verhaal op te voeren wordt in perfecte brokjes opgediend waardoor het lezen van deze thriller het volgen van een vertelling is waarbij Meyer volledige controle heeft.

Soms duurt het wat lang, zoals het gepieker van de politieman over hoe hij zijn meisje ten huwelijk zal vragen, maar ook die passages lezen goed en bieden rust. Dat is de kern: een spannend verhaal dat rust ademt. Dat is de belangrijkste verdienste van Meyer. Nergens expliciete opgefokte spanning. Geen hart dat klopt in een keel, niemand ploft neer in een stoel, geen adem die iemand ontnomen werd, niemand staat onverwachts achter een deur. Alleen een zaak, een onderzoek, door politiemensen die inderdaad mensen zijn.

Ook belangrijk: vaak schrijft Meyer zinnetjes die zo kort zijn en zo achter elkaar in een ritme getikt dat het proza daar doet denken aan het hypnotiserende proza van James Ellroy, zinnen van vier vijf woorden, bam bam bam, met informatie en handeling, duidelijk en zonder krulletjes, maar ijzersterk.

Vaak ook beeldend en beschrijvend zodat de couleur locale van Zuid-Afrika goed uit de verf komt. De bekende clichés van dat land worden ontweken. De mengeling van de bevolking is volstrekt natuurlijk over de personages uitgesmeerd. Geen enkele keer probeert Meyer je een moraal op te leggen die in Nederland lange tijd de gesprekken over Zuid-Afrika bepaald heeft, apartheid als basis voor moraal maar niet voor een ingewikkelde moderne samenleving.
In Prooi is niet het plot de grootste kracht, deze thriller gaat over menselijke spanning en motieven, waardoor de scènes invoelbaar zijn. Dat is de spanning die ik zoek in literaire thrillers.