Schommelstoel

Miek Zwamborn woont sinds de zomer van 2016 op het eiland Mull aan de Schotse westkust waar ze samen met Rutger Emmelkamp aan een observatiepost op het meest zuidwestelijke puntje van het eiland bouwt, uitkijkend over de Atlantische Oceaan. Knockvologan Studies wordt een studieplek zonder muren, ontworpen als een levend archief en richt zich op de ruigte rondom. In ‘Gezonken Moer’ zoekt Zwamborn naar de details in die ruigte.

*

Na een dag werken in het reservaat snak ik naar een bank om op neer te ploffen. Ik heb er zelf een geïmproviseerd van drie rode viskratten en een reservematras die ik met tweed uit de plaatselijke weverij heb gestoffeerd. Een tweede matras tegen de muur biedt enig comfort, maar de verhoudingen zijn net niet ideaal, waardoor het zoeken blijft naar ontspanning voor een rug die krom is gaan staan van het bomen planten.

Mijn huisraad bestaat sinds ik uit huis ben vooral uit boeken. Ik heb in de loop der jaren meubels verzameld van straat toen er nog grof vuil aan de stoep gezet mocht worden. Vanmorgen spoelde er een stoelleuning aan. Bezorging via de zee gaat langzaam, maar op den duur zal ik wel een fauteuil compleet hebben. In de tussentijd vind ik op internet een schommelstoel van eikenhout, een strak ontwerp en ik ben op slag verkocht. Via de telefoon doe ik mijn bestelling, omdat de knop voor de keuze van de stoffering niet werkt door de trage verbinding.
De stoel kan niet naar Mull worden verscheept, dus schakel ik een koerier uit Glasgow in die het bouwpakket in Edinburgh ophaalt en in Oban zal afleveren. Daar handelt een tweede koerier de bezorging af, zodat ik eerdaags een beetje kan uitrusten.
Maandag heb ik een afspraak met de tandarts en steek met de veerboot The Firth of Lorn over naar het vasteland. Na een kortstondige röntgensessie rijd ik linea recta naar het depot en haal daar de bestelling op. ’s Avonds wanneer ik de grote doos open, blijkt de stoel niet compleet te zijn. De kussens ontbreken.
Dinsdagochtend bel ik naar de meubelzaak. De kussens staan op de bon. Het blauwe pakket is door de distributeur opgehaald. De bestelling is absoluut verzonden.
Ik bel naar het depot in Oban en krijg de man, die mij hielp met inladen, aan de lijn. Hij verzekert me dat er geen blauw pakket is afgeleverd. Hij heeft de vrachtwagen zelf uitgeladen.
Dan bel ik met de koeriersdienst om hen van het euvel te verwittigen, maar krijg geen respons.
Het blauwe pakket spookt de hele dag door mijn hoofd. Ik schrijf een mail naar de koerierdienst en de opslag in Oban. ‘Iedereen heeft overal gezocht,’ luidt het tweestemmige antwoord. Het pakket wordt als verloren beschouwd. Punt uit. De meubelzaak vergoedt de kussens en stuurt
een nieuw set op naar Knockvologan. Ik moet de verzendkosten zelf betalen.
Woensdagmiddag krijg ik bijval uit Oban. ‘Hi, it’s Ceiteac here. About the cushions mystery.’ Hij stuurt me ter bevestiging de videobeelden als bewijs dat hij het pakket echt niet aangeleverd heeft gekregen.
Ik bekijk de opnames van de sjouwende mannen, die alles zonder heftruck uit de vrachtwagen tillen. Ze zijn er haast een uur mee bezig. De dozen worden voorzichtig opgestapeld. Sommige links, sommige rechts. Het is zwaar werk. Bij de twee laatste pakketten verandert hun lichaamshouding. Ik kan de moeheid van hun schouders zien vallen. Begeleid door een treurig briefje (niet boos worden!) stuur ik de beelden door naar Edinburgh en hoor de verdere dag niets meer.

Zojuist, een week later, ontving ik een email van het transportbedrijf: de kussens zijn gevonden. Ze schoven in de vrachtwagen achter een wand en reden op en neer. Binnen drie minuten heb ik een opgetogen Grace van de distributie, een grinnikende Ceiteac in Oban, en een gillende Lisa in Edinburgh aan de lijn. Het voelt toch een beetje, of we verspreid door het land tot een ultieme samenwerking zijn gekomen.