Binnenpost: Amsterdam – Mallorca
In Amsterdam of in Mallorca: de wereld is in quarantaine. Is hij helderder geworden, of overstemt het virus alle contemplatie? Is hij kleiner geworden, beperkt tot onze muren, of wordt hij door de gedeelde dreiging juist groter? Zes schrijvers – drie uit Amsterdam, drie in diverse buitenlanden – kijken op uitnodiging van SLAA en literair tijdschrift De Revisor naar buiten en schrijven elkaar Binnenpost: Bernke Klein Zandvoort, Sander Kollaard, Neske Beks, Roos van Rijswijk, Alfred Schaffer en Bernard Wesseling. In mei: Neske Beks vanaf Mallorca en Bernard Wesseling vanuit Amsterdam. Dit is hun tweede briefwisseling. (Lees hier de eerste brieven. En lees hier de brieven (1) van Roos van Rijswijk en Sander Kollaard, en hier (2) en hier (3).)
*
Amsterdam, 7 mei 2020
Beste Neske,
Wat je daar zag in dat filmpje is je reinste hybris, die ik in overvloed bezit, samen met de nodige onzekerheden. Je kent het vast wel als schrijver: omdat we geen tv-persoonlijkheden zijn, blijven we ons al te bewust van wat we zeggen en hoe we overkomen. Of misschien heb jij daar helemaal geen last van, dat kan natuurlijk.
Wat magie betreft: ik geloof daar schoorvoetend in, zoals het misschien een ‘noorderling’ typeert. Ja, ik sta ermee op gespannen voet. Al zou ik eerder van een ‘restcalvinisme’ willen spreken dat me parten speelt. Een cultureel erfgoed waarvan de invloed je mettertijd pas duidelijk wordt. Iets wat weinig avontuurlijk klinkt ook, maar me er soms voor behoedt me al te veel in mijn emoties te verlustigen, wat ik anders zeker zou doen (onmatigheid, denk ik vaak, is mijn duchtigste vijand).
Maar het vermogen tot magisch denken, zoals kinderen dat doen, hoop ik nooit te verliezen. Het maakt dat we zelfs ons leed een plek kunnen geven. Toch zit voor mij het plezier van schrijven ook – naast het verrast en overvallen worden – in de mate waarin ik het inzichtelijk kan maken voor mezelf en een ander, en dat vergt objectivering, afstand en ja, (zelf)relativering.
Iets anders: ik zie nu dat je ruim vertegenwoordigd bent op allerlei YouTube-kanalen! En een spoken-wordartiest bent bovendien. Ik reken mezelf ook tot dat gilde, en vind het mooi te horen dat je er een lans voor breekt als je zegt dat het de juiste vorm voor jou is (‘het had het allemaal, wat je niet kon vinden in gewoon dichten, acteren, toneelspelen of zingen’, ik parafraseer). Want daar raak je aan iets: spoken word is een aparte discipline, of liever een op de reguliere kunsten geënte discipline, die overigens niet altijd voor vol wordt aangezien. Geheel ten onrechte, want er gebeurt iets bijzonders als je met niets dan je woorden op een fruitkist gaat staan. Ik zie mezelf in die hoedanigheid altijd als een acteur met zijn eigen tekst. Iemand die na zelf zijn script te hebben geschreven, zich opnieuw die tekst eigen maakt alsof hij deze per spontane generatie ter plekke verzint, iemand die zijn eigen gedachtegang op de voet volgt en openbaar maakt. Natuurlijk is het bij jou net anders dan bij mij, bedenk ik nu, omdat je ook zang gebruikt en licht swingt voordat je begint met je voordracht, zie ik, als een soort levende stemvork.
In je totale lockdown zal het pittig zijn om het zo lang zonder publiek te stellen. Dat klinkt haast alsof je een aandachtszieke toneeldiva zou zijn, die snakt naar een gehoor. Maar ik bedoel natuurlijk dat je in een beroepsgroep zit – die van de uitvoerende kunsten – die afhankelijk is van een goedgevulde zaal. Of laat je online van je horen? Of gebruik je deze tijd juist voor het schrijven?
Ik heb net een roman uitgebracht die Midzomer, stadsmoe heet (dit is geen poging tot colportage) en waarop ik zeer trots ben (of, zoals een Vlaming zou zeggen: ‘fier’), maar ik kan er de boer niet mee op momenteel. De festivals zijn geschrapt, voordrachtavonden en lezingen idem. En dat nu ik net uit mijn zelfverkozen quarantaine wilde komen om de wereld te laten delen in mijn begeestering. Dat moet het boek dan maar in zijn eentje doen. En aan mijn trots valt niet te tornen; het voorrecht, tenslotte, van de kunstenaar die het hardst in zichzelf gelooft, met zijn zelfkritiek en al.
Ik zie dat je in Montuïri omringd bent door oude stenen molens, wat me doet denken aan de man van La Mancha, een van de eerste (en onsterfelijkste) romanpersonages uit de literatuur. Een figuur die nog altijd tot de verbeelding spreekt, dankzij de prachtige dwalingen die hij doormaakt. Zozeer zelfs dat de hedendaagse ‘held’ uit mijn boek gezegd kan worden een nazaat te zijn, worstelend met de geest van zíjn tijd.
Allerbeste groet, Neske, en blijf gezond (in de zin van: ik wens je gezondheid toe, niet als in: eet meer groenten, want ik houd je in de gaten),
Bernard
*
Beste Bernard,
Dus je boek liep in zijn eentje de wereld in? Gelukkig met een filmische trailer in de rug. Die maakte me hardop aan het lachen en dat is in coronatijd een zeldzaam geluk. Leve de onmatigheid. Objectiveren, Bernard, is dat weggelegd voor kunstenaars en schrijvers?
Je boektrailer herinnerde me aan het oeuvre van Bert – ook al zo’n onmatig mens – en aan de mensen in Nederland en Spanje waarover hij zo graag schreef. In de vorige Binnenpost schreef ik al dat ik misschien over Formentera vertellen wou. En nu ik je trailer zag, voelt dat als de logische link tussen jouw werk, het mijne en het zijne. Je fietswiel, Amsterdam, de Pool en je andere collega’s – alhoewel ik niet zeker weet of ze fictief zijn, dan wel echt bestaan. Het observerend perspectief dat me zo lief is.
Vlak nadat ik in de zomer van 2017 op Formentera aanspoelde ontmoette ik Valentin, een local. Hij keek naar de geelzwarte nummerplaat van mijn Volkswagenbus en vertelde – ongevraagd – dat een Nederlandse schrijver, die hij Xirnbeck noemde, hem lang geleden leerde dat er twee manieren zijn om de globe te bereizen: rondreizen of thuis blijven. Ik bedacht in stilte dat ik al bijna een leven lang geen echt thuis meer had. Alsof het eiland me hoorde sloeg ze haar armen om me heen en diezelfde zomer nog werd thuis Formentera en besloot ik een tijdje tevreden daar te blijven. Een zelfverkozen quarantaine van een lange winter schrijven op een winderig eiland dat alleen per boot bereikbaar is. Op een zonnige novemberdag betrok ik het huis van Bert en Thea Schierbeek, letterlijk te midden van de Middellandse Zee. Elke ochtend kroop ik op de kunstleren stoel achter Berts werktafel waar ik zijn oeuvre herlas en voortbouwde aan mijn eigen repertoire: een boek voor kleine mensen, een boek voor grote mensen en een film. Als een literaire groupie sliep ik in het Schierbeekbed met mijn hoofd op een Plinthoofdkussen met een dichtregel van Bert – ‘hoe als je je met zorgeloosheid kon omringen en dat dat je ruimte was’. En die eenzame winter hielp De deur me door een rouw die al twee jaar achter me aan sleepte: het sterven van te veel vrienden tegelijk en bovenal het doodgaan van Sylvia, mijn liefste vriendin, en Charl, haar man (22 jaar vriendschap met haar, 44 jaar als je de vriendschap met hen samen optelt).
Weerwerk affirmeerde me in mijn zoektocht naar genres mengen – ik ben multidisciplinair en in de eurocentrische kunsten stoppen ze de maker toch het liefste in één hokje. Hoewel mijn longen en lijf aan alle kanten protesteerden tegen het vocht van de omringende zee genas mijn verdriet en werd ik weer blij.
Heb je ooit het geluk gekend in het oeuvre van een lievelingsschrijver te leven? Op het feestje voor de 93-jarige verjaardag van Thea Schierbeek ontmoette ik Pilar, de dochter van Eulalia, die van Thea leerde lezen waarna naar ze zei de wereld voor haar openging. Performen voor publiek doe ik al zo’n dertien jaar niet meer: enkel nog op feesten en partijen en op Thea’s verjaardag beklom ik de kist en zong een lied. Leuk dat je me vergelijkt met een stemvork. En natuurlijk lees ik ook voor uit eigen werk, maar dat voelt niet als performen, meer als zijn. Tijdens de afwas werd ik voorzichtig bevriend met Sois, die ik enkel van lezen kende, welbepaald uit Weerwerk, pagina 120. Dat jaar op Formentera leefde ik het eilandleven dat ik enkel uit boeken en films had gekend. Zeker toen Sois in het echt een hartsvriend werd. Zoals Pepe van de Fonda en Bert elkaar gevonden hadden, dacht ik. Als Sois groentensoep voor me kookte, taart voor me bakte, Vlaams met me sprak en we samen rouwden: hij over zijn overleden vrouw Georgia en ik over mijn Sylvia, was het soms alsof ik eindelijk een vader had. Een zeldzaam intiem vriendschapsverbond waardoor ik door de vingers zag dat Sois een flat earth believer was en me fel bezwoer dat de maanlanding verzonnen was. Toen ik even in Nederland was ontmoette ik op een verjaardag Michiel Schierbeek, zoon van. Enkele dagen later vertelde een vriend dat in Sylvia’s tuin een beeld van diezelfde Michiel had gestaan. Ze had er niet van gehouden, het omvergeworpen en begraven in de tuin. Bijna teveel synchroniciteit om een goed verhaal over te schrijven. Het idee dat mijn liefste vriendin een kunstwerk meedogenloos in de aarde had gedolven. Maar de cirkel en de globe zijn rond. Onmiskenbaar rond, zoals de Beatles in ‘Because’ zingen. En toen ik terugkwam op het eiland en Sois per toeval mijn Thoth-tarotkaarten zag meende hij daarin een pact met de duivel te herkennen en verbrak hij meedogenloos ons vriendschapsverbond. Toen pas begreep ik de symboliek van de oude vogel met zwarte vlerken die Bert op pagina 120 zo raak beschreven had. Formentera zal voor altijd een thuis blijven waar ik immer naar terugkeren kan. Net als het oeuvre van Bert.
‘Schrijven is een vorm van mens-worden, schrijven is zelfrealisatie en je zelf zie je het best in verhouding met anderen,’ schreef Schierbeek ook.
Het regent hier
vanochtend, op Mallorca.
Morgen is het
maandag en gaat mijn wereld weer open.
Goeds,
Neske