Tegen Hopper

De wereld is weer in quarantaine. Is hij stiller geworden, helderder, of overstemt het virus alle contemplatie – dat schreven we begin april ter inleiding van onze coronacorrespondentie Binnenpost. Inmiddels is het geluidsniveau in Nederland en de wereld weer gestegen, maar het virus waart nog rond, en reflectie blijft nodig. Luc de Rooy vertaalde drie teksten uit het Spaans voor ons om zicht te houden op die andere werkelijkheid. Vandaag lezen we, na de Guatemalteeks-Amerikaanse schrijver Eduardo Halfon en de Spaanse schrijver Miguel Ángel Hernández, de Chileense schrijver Gonzalo Maier.

*

En daar had je mij met mijn halve liter cynisme, er helemaal klaar voor om Edward Hopper, de Amerikaanse schilder die door toedoen van de pandemie weer helemaal hip is, eens flink de grond in te schrijven. Zijn schilderijen met solitaire, midden in een suburb aan hun lot overgelaten personages, doken opeens overal op als een min of meer goedkope manier om te illustreren wat sinds kort social distancing wordt genoemd, maar wat tot niet heel lang geleden bekendstond als alleen zijn. Mijn chagrijn was verder niet op Hopper gericht, die al enkele decennia dood is, maar op het gelegenheidscommentaar dat wordt uitgestort over de schilderijen van Hopper, alsof men zojuist ik weet niet wat ontdekt heeft.

Vastbesloten om de valse profeten te ontmaskeren, herinnerde ik me plots het boekje van Mark Strand met essays over Hopper, dat nog niet zo lang geleden door uitgeverij Lumen in Chili op de markt werd gebracht. Zo heette het boek ook, Hopper, en het is een heel mooie exercitie geworden, een die je ook zou kunnen uitvoeren met schilderijen van Camilo Mori of met foto’s van Julia Toro. Ik trok het van de plank en ging op zoek naar een zinnetje, één was genoeg, om daarmee mijn betoog te kunnen onderbouwen. Maar eigenlijk al meteen stuitte ik op een fantastische passage die mijn intenties pootje lichtte: ‘De schilderijen van Hopper zijn korte en geïsoleerde figuratieve momenten die de toon suggereren […] maar niet de inhoud. De implicatie maar niet het bewijs. Ze zijn uiterst suggestief. Hoe bedrieglijker en theatraler ze zijn, hoe meer ze ons ertoe bewegen ons af te vragen wat er in het ogenblik meteen erna zal gebeuren.’ En zo, bijna zonder het te willen, zorgde Strand, die de gratie en de musculatuur heeft die weinig andere schrijvers hebben, dat mijn mening onverwacht verschoof in de richting van die van de lastminute-Hopperianen, zelfs al is het hedendaagse in zijn schilderijen niet de leegte erin, maar de onzekerheid van het dreigende, van het moment dat meteen volgt op de scène. Als er al iets op volgt, uiteraard.

Het was een nederlaag, maar geen definitieve. Zo gaat dat met oorlogen, zei ik bij mezelf: ze zijn een opeenvolging van veldslagen, het is juist goed in ze allemaal aan te treden, en dus ging ik op zoek naar een boek van Wim Wenders, de Duitse regisseur, dat daar ook nog ergens moest staan. Een bundeling essays, en ik meende dat ik er een citaat in zou aantreffen dat mij wél zou helpen in mijn diatribe. Maar de beste passage uit zijn essay over Hopper was die waarin hij, vergelijkbaar met Strand, schreef dat zijn schilderijen ‘allemaal, zonder enige uitzondering, scènes afbeelden die in afwachting zijn van een vervolg […]. Ze tonen de stilte voor de storm of de verlaten scène na de dramatische ontmoeting’.

Ik borg mijn cynisme maar weer op, sloeg het boek dicht en bleef door het raam naar buiten staren om te zien of zich een argument zou aandienen waarmee ik alsnog de draak zou kunnen steken met al die verlichte mensen die – om de verkeerde reden – Hopper bejubelen. Maar ik was helemaal alleen, bij het raam, met de stad in de verte, zoals op die goedkope prenten van een van die solitaire schilderijen van een Amerikaanse schilder, in afwachting van wat volgt.

Vertaling Luc de Rooy

Gonzalo Maier (Talcahuano, 1981) is een Chileense schrijver, columnist en literair criticus. Hij woonde enkele jaren in Nederland en België, maar woont en werkt inmiddels weer in Santiago, waar hij verbonden is aan de Universidad Andrés Bello. Bovenstaande column stond in april van dit jaar in Las Últimas Noticias.