Lees Dorien Dijkhuis' feuilleton Eiland. Dit is aflevering 2

Eiland 2

Na een lange periode die in het teken stond van wachten, verblijft Dorien Dijkhuis op een eiland. Daar onderzoekt ze wat verlangen met tijd te maken heeft, verkent ze het verschil tussen toevlucht en vlucht en vraagt ze zich af hoe je verdriet verwerkt. Deze week aflevering 2 van haar feuilleton ‘Eiland’. Dit feuilleton werd mede mogelijk gemaakt door een ontwikkelbeurs van het Nederlands Letterenfonds.

*

‘De wal’ noemen ze het vasteland hier. Alsof het eiland een schip is. Of een losliggend vlot. Alsof het elk moment op drift kan raken.

Misschien is het waar dat dingen op eilanden minder vast liggen. Ook de tijd lijkt zich er anders te gedragen.

Vannacht werd ik — voor de zoveelste keer sinds ik hier ben — wakker van de stilte. Zo stil moet het zijn op de bodem van de oceaan, dacht ik. Of in de ruimte. Door de kier tussen de gordijnen flitste de morsecode van het vuurtorenlicht langs de wanden van de slaapkamer.

Ik dacht aan de astronaut die ik eens heb horen vertellen over zijn werk op het International Space Station. Hij kon slechts werken in etappes. Elke 45 minuten schoof de aarde voor de zon en zag je geen hand voor ogen in het heelal. Na drie kwartier kwam de zon weer op en kon hij verder met zijn werkzaamheden. Hij zag zestien zonsopgangen en zestien zonsondergangen per dag.

Ik viel in slaap. Terwijl ik sliep flitsten de etmalen voorbij. Bij het ontwaken was de wereld stokoud en ik nog jong.

Op Malta geven alle 365 kerkklokken een ander tijdstip aan. Dat is om de duivel in verwarring te brengen. Zo weet hij niet wanneer het tijd is om iemand te komen halen.

Hoe vaak heb ik mijn eigen duivel hier niet om de tuin kunnen leiden? Hoe vaak heb ik hier niet kunnen vergeten dat het waar is wat ze zeggen: dat van uitstel afstel komt.

Ik lees, ik zwerf over het eiland, loop kilometers per dag langs de zee. Het water trekt me aan. Niet alleen mij. Je ziet het bij alle strandwandelaars. We kunnen overal lopen, het strand is breed, toch lopen we eerst naar de branding. Bijna als onder hypnose lopen we naar het water. Bruusk wordt de betovering verbroken wanneer we — te dichtbij gekomen — terugdeinzen, geschrokken van het zuigende zand dat aan onze voeten trekt.

Sommige wetenschappers beweren dat we door de zee worden aangetrokken doordat we eruit voortkomen. De percentages natrium, kalium, magnesium, jodium, chloor en andere mineralen in ons bloed komen overeen met die van zeewater.

Ik weet niet of dat waar is. Wél weet ik dat mijn tranen net zo zout zijn.

Het is ons brein, zegt de Zweedse dichter Thomas Tidholm. Onze hersenen zijn niet wat we denken: Als we ze eruit lieten, zouden ze wegkruipen richting de zee. Daar zouden ze worden ontvangen door neteldieren en nautilussen, anemonen en octopussen. Bevrijd zouden ze hun kronkels losgooien en wegzwemmen tussen de koraalbanken.

Ik ken iemand die geen weerstand meer besloot te bieden aan de roep van het water. Op een Engels eiland trok hij zijn schoenen uit, rolde zijn sokken op, legde zijn broek en shirt netjes opgevouwen op het strand en liep de zee in totdat hij niet meer kon staan. Toen is hij gaan zwemmen, steeds verder weg. Totdat er alleen nog water was.

De verdrinkingsdood is de mooiste dood, zeggen mensen die het niet kunnen weten. Hoe kunnen ze het anders navertellen?