Lees Dorien Dijkhuis' feuilleton Eiland, #3

Eiland 3

Na een lange periode die in het teken stond van wachten, verblijft Dorien Dijkhuis op een eiland. Daar onderzoekt ze wat verlangen met tijd te maken heeft, verkent ze het verschil tussen toevlucht en vlucht en vraagt ze zich af hoe je verdriet verwerkt. Deze week aflevering 3 van haar feuilleton ‘Eiland’. Dit feuilleton werd mede mogelijk gemaakt door een ontwikkelbeurs van het Nederlands Letterenfonds.

*

There is more in the child than any man has been able to keep.
            —William Empson

Ik zag een meisje op het strand. Ze droeg een stethoscoop die ze hardhandig op de borst van haar babypop drukte. Ik wilde ook dokter worden toen ik zes was. Ik zag mezelf als kinderarts in een stoffige dokterspost in Afrika. Later overwoog ik een studie Italiaans om als vertaler of correspondent in Rome te gaan wonen. Het werd een studie Nederlands in Utrecht. Daar gebeurden alle dingen die leidden tot wie en wat ik nu ben. Ik ben schrijver en journalist. Ik heb een leven. Ik ben ik. Niet de dokter in Afrika, niet de vertaalster die in Rome woont.

We beginnen met een oneindigheid aan mogelijkheden, zegt filosoof Adam Phillips. Als we geboren worden zijn er duizenden verschillende levenspaden te bewandelen. Maar onderweg nemen we afslagen, kiezen richtingen. Het aantal mogelijke levens krimpt naarmate we langer onderweg zijn. Tot er slechts één over is: het leven dat we leiden.

 

Ik nam de telescoop mee naar het eiland. Als het niet bewolkt of mistig is kun je met het blote oog de Melkweg zien. Wolkjesblazend in de koude oktoberlucht speur ik ’s avonds de hemel af. De dubbele ring van Saturnus. De groene gloed van Uranus. En de maan. Zo dichtbij dat hij amper in de zoeker past.

Naar de maan kijken troost. Ik doe het sinds mijn opa me belde, jaren geleden, tijdens een oudejaarsnacht die ik door een treurige samenloop van omstandigheden in mijn eentje doorbracht. Hij zei me naar het raam te lopen en naar de maan te kijken. We zien nu allebei dezelfde maan, zei hij. We kijken er samen naar.

Op bewolkte avonden richt ik de telescooplens op het hotel met appartementen langs het strand. Ik zie de mensen. Ze zitten op de bank, lezen de krant, schenken een glas in of wiegen hun baby.

Doe je het tegen de eenzaamheid? vraagt een vriendin die belt. Maar dat is het niet. Het geeft me hetzelfde gevoel als wanneer ik, toen ik nog thuis woonde, inbrak bij de buren tijdens de zomervakantie. Niet om iets te stelen. Alleen maar om erachter te komen hoe een ander leven voelt. Om te ervaren hoe mijn leven ook had kunnen zijn: op een andere bank te zitten dan de mijne, in een ander bed te liggen dan mijn eigen, de geuren van een keukenkastje op te snuiven dat door een andere moeder is ingericht. Zo is het ook met de telescoop. Ik kijk naar een leven dat evengoed het mijne had kunnen zijn. Als ik andere keuzes had gemaakt.

Soms vraag ik me af wat er van me zou zijn geworden als ik geneeskunde was gaan studeren en als arts naar Afrika zou zijn vertrokken. Of als ik Italiaans gekozen had en me als vertaler in Rome had gevestigd. Of als ik, jaren eerder al, besloten had een gezin te willen.

Als ik andere keuzes had gemaakt…

As, as, as, zou mijn opa zeggen. As is verbrande turf.