Deze week gelezen: Hester van Hasselt & Bianca Sistermans, Een mogelijk begin van veel. 29 dichters aan het werk

Deze week gelezen: Hester van Hasselt & Bianca Sistermans

Hester van Hasselt & Bianca Sistermans: de redacteur leest en bekijkt een gecombineerd interview- en fotoboek met gedichten, en stelt vast dat er minstens zeventien redenen zijn om er nog vaak naar terug te keren.

*

Daan Stoffelsen: Hester van Hasselt & Bianca Sistermans, Een mogelijk begin van veel. 29 dichters aan het werk

Bij sommige boeken begin je gewoon, en stel je vast: ik ga hier nog vaak naar terugkeren. Een mogelijk begin van veel (naar K. Schippers’ uitspraak ‘Iedere notitie is eigenlijk een mogelijk begin van veel.’) is er zo een. En wel hierom.

  • de interessante nevenpositie van Van Hasselts verrassende interviews met dichters (over het ambacht en de kunst), de scherpe portretten van Sistermans, en de besproken gedichten.
  • de keuze van dichters, en de aanwezigheid van bewonderde doden als K. Schippers, Hafid Bouazza, Menno Wigman en F. Starik.
  • de uitspraak ‘Ja, het is een geheimzinnig vak, het is heel moeilijk om er definitieve uitspraken over te doen.’ (Remco Campert)
  • de overweging ‘Ik zocht woorden voor hoe ik door dat landschap liep. Ik dacht: een mens bestaat voor 90 procent uit water. Ik zag zo’n stripfiguuromlijning voor me in de vorm van een emmer, dat water gaat heen en weer, iets waar we niet zoveel over te zeggen hebben. Misschien zou ik het liefst willen dat het lichaam gewoon meedoet in het geheel, zoals een emmer meedoet in het geheel. Of dat het voor me uitgaat als een wolk, waarmee ik het gedicht besluit.’ (Bernke Klein Zandvoort)
  • de opening van een gesprek ‘Bernke is een goede observator, dat ben ik helemaal niet.’ (Lieke Marsman)
  • de rook bij Hafid Bouazza, de rook bij Radna Fabias. (Bianca Sistermans)
  • de openbaring ‘Als je vertaalt, groei je vanzelf naar iemand toe. Tijdens het vertalen van Broch was ik iemand anders dan toen ik werkte aan het postume, getormenteerde debuut van Beckett. In de tijd van The Gift van Nabokov, een glorieus en gelukkig boek, was ik voortdurend in een staat van verrukking, dan gingen we weer op expeditie naar Mongolië om vlinders te vangen.’ (Anneke Brassinga)
  • de vraag ‘Hoe ga je eigenlijk te werk?’ (Hester van Hasselt)
  • het antwoord ‘Ik maak aantekeningen op kleine briefjes. Die bewaar ik. ’s Ochtends vroeg hoorde ik een Franse hoorn in het Vondelpark, in de nevel. Ik liep op het geluid af maar ik vond het niet. Zoiets verzin je toch niet?’ (K. Schippers)
  • de bekentenis ‘Soms houd ik ook heel erg niet van poëzie. Dan lijkt het me eerder aanstellerij, maar dat komt natuurlijk door mijn eigen beperkingen. Waarschijnlijk is het ook de angst dat het in mijn eigen werk te aanstellerig wordt.’ (Edward van de Vendel)
  • het licht bij Anne Vegter (zwart-wit), het licht bij Sasja Janssen (kleur). (Bianca Sistermans)
  • de koffiekop op de foto van Ester Naomi Perquin. (Bianca Sistermans)
  • de dertien pagina’s die Radna Fabias aan het woord is.
  • de tegenstellingen in ‘Als ik schrijf en het lukt me om al die stemmen te negeren of een plek te geven, dan kom ik bij tegenstellingen en contrasten en bij mijn voortdurende twijfel en bij mijn niet-weten, en dat is een ruimte waarin ik van mezelf mag zoeken en proberen. Ik hoef tijdelijke, wankele gedachten daar niet om te vormen tot een stellige, welluidende mening en ik kan de dingen net zo chaotisch en rommelig laten zijn als ze in mij bestaan.’ (Radna Fabias)
  • dat K. Schippers ook buiten zijn eigen interview optreedt.
  • ‘”Hoelahoep!” slaakt de buisbeer / die met zijn vacht door / de kleinste dierenkieren / kan’ (Joost Oomen, niet eerder gepubliceerd)
  • en nog veel meer, maar dat moet ik nog ontdekken.