Deze week gelezen: Julie Otsuka, De zwemmers

Deze week gelezen: Julie Otsuka

Julie Otsuka: de redacteur las een klein kunststuk van consequente perspectieven en gevarieerde opsommingen over de omgangsvormen in het water en met een verdwijnend geheugen.

*

Daan Stoffelsen: Julie Otsuka, De zwemmers (vertaling Lucie Schaap)

Perspectief dus. Na de lyrische aanbeveling van mijn Athenaeum-collega Ghizlan en de al even enthousiaste tweet van @EdithLeest begon ik eindelijk eens aan een dunner boek (140 pagina’s!) dat speelt met consequent perspectief (zie ook Hulst en Weeda en misschien kan ik ook nog wat over Heitman schrijven) en met de nobele kunst van het opsommen, een boek dat nu eens absurd, dan weer uiterst schrijnend is. Dat gaat over hoe je moet zwemmen in gezelschap, en hoe om te gaan met dat wat je vergeet. Zoals dat hoort, zit veel daarvan al in de eerste pagina. Ik citeer ruim:

‘Het zwembad bevindt zich in een grote grotachtige ruimte diep onder de grond, vele meters onder de straten van onze stad. Sommigen van ons komen hier om te herstellen omdat we geblesseerd zijn. We hebben last van een zwakke rug, platvoeten, uiteengespatte dromen, een gebroken hart, angstgevoelens, zwaarmoedigheid, levensmoeheid, de gebruikelijke bovengrondse aandoeningen. Anderen van ons werken op de nabijgelegen universiteit en zijn tijdens de lunchpauze liefst hierbeneden, in het water, ver weg van de onverbiddelijke blikken van onze collega’s, de kille glans van onze schermen. Sommigen van ons komen hier om aan ons teleurstellende huwelijk te ontsnappen, al is het maar een uurtje. Velen van ons wonen in de buurt en houden gewoon van zwemmen. Een van ons, Alice, een gepensioneerde laborante met beginnende dementie, komt hier omdat ze dat altijd al heeft gedaan. En ze mag dan misschien de cijfercode van haar kluisje niet meer weten of vergeten zijn waar ze haar handdoek heeft neergelegd, maar zodra ze het water in glijdt weet ze wat ze moet doen. Dan heeft ze een lange, vloeiende armslag, een krachtige beenslag, een heldere geest. “Daarboven,” zegt ze, “ben ik gewoon een oud vrouwtje. Maar hierbeneden, in het zwembad, ben ik mezelf.”’

Ik voel me zelf in het zwembad een oud vrouwtje (tenminste als ik de borstcrawl oefen), en als ik zelf ga opsommen, de komma’s aaneenschakel, de zinnen verleng tot hele verhalen, dan krijg ik geheid commentaar van mijn redacteur, maar voilà: zo kan het dus ook. De eerste persoon meervoud is niet al te nadrukkelijk, die opsomming in zin drie gaat prachtig van flauwe fysieke zwaktes via romantische idealen en DSM-achtige klachten (die des avonds komen) tot een mooie samenvatting: dit is gedoe van buiten. Hier in het water gaat het beter, hier vloeit het, hier zijn we onszelf.
En heel soepel duikt Alice op, de vrouw wier geest verdwijnt, en die na twee wij-hoofdstukken nadrukkelijker op de voorgrond treedt. Dat derde hoofdstuk, ‘Diem Perdidi’, opent met een ander vertelperspectief: ‘Ze weet nog hoe ze heet.’ Maar zoals in het eerste hoofdstuk de lijstjes met gebruikers van het zwembad, de regels, je bedenkt het maar, en in het tweede vermoedens over de oorzaak van de barst in de bodem volgen, somt Otsuka hier op wat Alice nog weet – en niet weet.

‘Ze weet nog hoe ze heet. Ze weet hoe de president heet. Ze weet hoe de hond van de president heet. Ze weet in welke stad ze woont. En in welke straat. En in welk huis. Het huis met die grote olijfboom, waar de straat een bocht maakt. Ze weet welk jaar het is. Ze weet welk jaargetij het is. Ze weet op welke dag jij geboren bent. Ze weet dat ze een andere dochter had voordat jij geboren werd – Ze had je vaders neus, dat was het eerste wat me aan haar opviel – maar ze weet niet meer hoe die dochter heette. Ze weet hoe de man heet met wie ze niet getrouwd is – Frank – en bewaart zijn brieven in een la naast haar bed. Ze weet dat jij ooit een man had, maar weigert te onthouden hoe je ex-man heet. Die man, noemt ze hem.’

Otsuka varieert, ze breidt uit, ze zoomt in, ze citeert, subtiel voert ze de tragedies van een doodgewoon leven op, en het niet-weten is nog niet zo algemeen als later, het heeft nog iets begrijpelijks. Maar zestien pagina’s later is de meeste kennis weggevloeid. Dan een u-hoofdstuk (‘U bent hier vandaag omdat u gezakt bent voor de test.’), en ten slotte een je-hoofdstuk (‘Waardoor kwam het, vraag je je af, dat ze begon te vergeten?’), als Alice echt verdwijnt.

Ja, dit is prachtig, het is pijnlijk, het is geestig, en het is goed gedaan. Otsuka creëert afstand en intimiteit met haar perspectiefkeuzes, overzicht met haar opsommingen, en een tragedie van barsten en wegzinken. Eigenlijk wilde ik me nog afvragen waarom Otsuka in Neptunusnaam met dat zwembad begint, maar ik realiseer me dat ze me zoveel beeldspraak cadeau heeft gegeven, dat ik geen recht van vragen heb.

Lebowski gaf De zwemmers uit. Op Athenaeum.nl staat een fragment.