Hoe gaat het met je? Ik begin mijn rust en mijn leeslust te hervinden, ik kom weer aan boeken toe. En zoals je ziet, heeft ook De Revisor aansluiting gevonden bij de literatuur in coronatijd, een literatuur die heel vertrouwd is, maar afstand, angst en eenzaamheid uitvergroot. Twee (meta-)metaliteraire observaties, wat nieuwe links, en het perspectief van een zwangere coronapatiënt in Parijs.

*

Eén. Het mag niet, schrijven in tijden van corona. Delphine Lecompte (in de NRC : ‘Lieve dichters, schrijvers, muzikanten, acteurs, operazangers, minderjarige fagottisten, necrofiele tegelleggers, incestueuze imkers, Bulgaarse laminaatverkopers, sjamanistische touwslagers, bipolaire garnalenpellers, houd uw coronamisbaksels voor uzelf!’) en Alex Boogers (in Het Parool: ‘Je moet er toch niet aan denken dat al die millennial-auteurs, die absoluut kunnen schrijven maar van wie de meesten absoluut geen verhaal hebben, zich nu allemaal aan de corona gaan wagen.’) – en zij zullen niet de enigen zijn, vrezen dat schrijvers nu hun hyperbolische poëzie of jeugdverhalen-in-een-naamloos-gat een coronakleurtje zullen geven. Een terechte angst: de vraag is altijd al wat over tien jaar nog gelezen zal worden, maar opiniestukken en interviews zullen de canon niet halen. En corona wellicht wel. Of bedoelden Lecompte en Boogers wat Nick Cave schrijft?

‘As an artist, it feels inapt to miss this extraordinary moment. Suddenly, the acts of writing a novel, or a screenplay or a series of songs seem like indulgences from a bygone era. For me, this is not a time to be buried in the business of creating. It is a time to take a backseat and use this opportunity to reflect on exactly what our function is — what we, as artists, are for.’

Twee. Nieuwe omstandigheden creëren niet per se nieuwe genres. We werken met correspondenten (de New York Review of Books), dagboeken (Dimitri Verhulst bijvoorbeeld), brieven (De Revisor en SLAA) en leesclubs. Er zijn virtuele boekpresentaties, publieksinterviews, voorleessessies. Niets nieuws, en dat is niet erg. Maar ik zie wel hoe de verveling het van de kunst kan gaan winnen, hoe de economische schraalte (die voor de meeste schrijvers vertraagd komt; er zijn geen optredens meer, maar de verminderde verkopen en uitleningen laten zich vooralsnog vooral voelen bij boekwinkels en bibliotheken) zijn weerslag vindt in ongeïnspireerd proza. Maar nu is alles nog vers, laten we ervan proeven.

Links. Een andere vorm voor een beproefd concept: De vertellers van Helmers, de reeks verhalenavonden van Gilles van der Loo en onze Jan, gaat ook door, in een uitgeklede, chic maar beperkt belichte vorm bij Het Parool. De eerste afleveringen zijn met Van der Loo zelf en Femke van der Laan. Ik ben nog nooit geweest, en nu komt het concept me veel minder gezellig voor dan ik altijd had gedacht, maar ik geloof dat dat precies het punt is. Wat blijft, is sterke literatuur.
Brieven: Roman Helinski en onze Thomas schrijven voor het Literatuurmuseum over de situatie en archiefstukken van het museum. Thomas haakt aan bij observatie één:

‘Na afloop vroeg ik me af: behoor ik hier inderdaad over te schrijven, is dit het Grote Moment in onze geschiedenis waar straks alle boeken zich tot op zekere hoogte toe moeten verhouden, kan ik de fictieverhalen die ik recent afmaakte nu net zo goed weggooien? En: een crisisteam, dat klinkt op een vreemde manier wel aanlokkelijk. Kunnen wij daar als schrijver ooit toegang toe krijgen en zo volwaardig onderdeel worden van wat er gebeurt, of blijven we van achter onze schermen vanzelf buitenstaander?’

Maar Helinski opent zijn tegenbrief: ‘Deze weken voel ik me eindelijk eens geen buitenstaander.’ Hij heeft al een brief van Ter Braak aan Du Perron opgedoken, en eindigt met een belangrijke vraag: ‘PS Hoe heet je kat nou?’
‘Ik herken in elk geval een bepaald type sf waarin een terloops noodlot nietsvermoedende personages besluipt. Personages die zich veilig waanden.’ Meer brieven: Auke Hulst en Dan Hassler-Forest gaan met elkaar in correspondentie op de site van Into The Great Wide Open over het Science Fiction-achtige aan deze situatie. De eerste beleefdheden zijn uitgewisseld, en Hulst stelt goede vragen. 
Kijk ook eens bij vertalersplatform Words Without Borders, waar non-fictie en een mooi lijstjesachtig verhaal van Gonçalo M. Tavares (vertaling Daniel Hahn) staat:

‘NASA cancels lunar research.
Matteo eats a forkful of pasta beside the window that looks over Vittorio De Sica street.
Sica was the director of The Bicycle Thief.
In Lombardy a woman is shouting for someone called Paolo.’

Een ander perspectief. Behalve de Pandemic Dispatches biedt de NYR Daily ook een vertrouwd hilarisch kort verhaal van Etgar Keret en dit verhaal: ‘Corona Maman: A Paris Clinic’s First Covid-19 Delivery’. Als de man van de verloskundige was ik meteen geïnteresseerd. Ariane Chang, een Chinees-Amerikaanse schrijfster en tekenaar die in Parijs woont, is bijna uitgerekend als in Frankrijk de lockdown wordt ingesteld – en is nog in de zwangerschapsroes. ‘It didn’t occur to me that the virus would affect anyone my age, let alone me. I was simply focused on the baby’s arrival. But around the time Macron announced the confinement, I began to feel chills. I developed a cough, a runny nose, and a fever.’

Je weet: het is geen fictie, maar het heeft potentie. De affiniteit met China en de Verenigde Staten, de tijdsdruk, de ziekteverschijnselen. Maar gek genoeg zijn het niet die elementen die het verhaal opvallend maken, maar het tempo waarin deze bevalling escaleert naar een keizersnede, en het gemak waarin ziekteverschijnselen vervolgens worden afgedaan met een ‘c’est normal’. Het is zo’n bizarre achtbaanervaring waar lifestyletijdschriften wel pap van lusten, en waar in Amerika met succes een rechtzaak voor kan worden aangespannen.
Maar in Nederland? Hier willen vrouwen weer thuis bevallen, en ik geef ze gelijk: de ziekenhuizen in onze regio, ik woon in ‘s-Hertogenbosch, hebben overvolle corona-IC’s, en ze hadden altijd al overvolle verloskamers. Dat er bevalkamers in een Van der Valk zijn ingericht, is bijzonder, maar verder is er weinig nieuws onder de zon (dit blog heeft een rode draad). Voor ons is er benauwdheid over die ziekenhuizen en hun coronasluizen, en de vele contacten die je daar ver buiten de intelligente lockdown maakt. Maar als je dat negeert – en daar slagen we nog wel eens in – dan is het vak niet heel erg verandert: de verloskundige voelt aan de buik, pakt de baby aan en geeft geen hand. Ze wacht wat meer, rijdt die frustrerende honderd kilometer per uur, en verdeelt haar aandacht tussen de telefoon en onze kinderen. Want ze doet controles, maar vooral telefonisch. Ze werkt vanuit huis, maar ze is niet ziek.

Chang was wel ziek, en ze heeft het overleefd, na twee operaties. Ze had pijn, wonden en blauwe plekken. Ze is geïsoleerd in huis, maar ze voelt zich beter. En ze hervindt rust, getuige de laatste, mooie alinea.

Hoe is het met je? Ik mag niet klagen: ik heb met mijn zes- en achtjarige een excuus om af en toe naar buiten te gaan, ik kom nog wel eens in een bos. Ik hoor meer vogels dan ooit – ondanks de afgezegde vogelgeluidencursus. We zijn gezond. Maar mijn hoofd werkt niet mee, ik kan me slecht concentreren. Coronadreiging en quarantainebeperkingen tussen mij en de wereld. Als een muur. Als mist. Tegelijk begint die wal op anderhalve meter afstand – verder zie ik niet.

Genoeg slecht geslaagde beeldspraak, genoeg staccato: ontstaat er al literatuur die verder gaat dan de paniekreactie? Een tweede verkenning, aan de hand van Ilja Leonard Pfeijffer, Dimitri Verhulst en Roos van Rijswijk, met Viralen en nog een handvol links.

*

Waarom noem je Ilja Leonard Pfeijffers stukjes in NRC Handelsblad niet, vroeg Manon Uphoff me op Twitter. Ik heb er overheen gekeken, was mijn eerste reactie, althans, ik lees ze drie van de zes dagen wel, maar ik koos voor online initiatieven. Ze zijn mooi hoor: ‘In de krant staat een stuk over de blinden. Omdat ze niets en niemand meer kunnen aanraken, leven ze nu waarlijk in het donker,’ schrijft Pfeijffer donderdag, en dat is werkelijk tragisch, als je je dat realiseert. Dan is hij weer even de auteur:

‘Als schrijver denk ik beroepshalve na over verhaallijnen, spanningsbogen en compositie. Ik besef dat dit dagboek om literaire redenen een omslagpunt nodig heeft. Alleen al vanuit compositorisch oogpunt zou het wenselijk zijn dat ik zou kunnen schrijven over dalende grafieken, hoop, de overwinning van de haast vergeten normaliteit op de stilte en leven dat eindelijk herademt. Maar de werkelijkheid voegt zich vooralsnog niet naar mijn literaire behoeften.’

Dat hadden we hem van harte natuurlijk gegund, en zijn slot (‘We kunnen niet voorzien in welke wereld wij wakker worden als deze nachtmerrie ooit voorbij is. We volgen deze verhaallijn zonder zicht te hebben op een catharsis. We zijn allemaal blinden die beroofd zijn van hun tast en we leven, ondanks de felle zon, waarlijk in het donker.’) is prachtig bijeengebracht, maar het is ook zo literair, als in: indirect, doordacht. Hier lees ik dezelfde Pfeijffer als in Grand Hotel Europa, de vakman die speelt met taal en literatuur en maatschappij en alles netjes afhecht, en die je terugvindt in Viralen, een digitaal literair magazine in tijden van quarantaine.

Viralen is een initiatief van Pfeijffers literair agent, en diens auteurs staan erin: Radna Fabias, Fleur Pierets, Pfeijffer, Charlotte Van den Broeck, Melissa Giardina, Roderik Six. Van Pfeijffer staan er twee oude verhalen in, Fabias’ vertaling krijgt nieuwe relevantie, alleen Pierets (met een goed bedacht verhaal over meer dan een jaar van eenzame Opsluiting) en Giardina (met een fris en aanstekelijk verslag van een coronaverkoopdag buiten bij boekhandel Het Paard van Troje) lijken daadwerkelijk over deze tijden te schrijven. Maar lezen willen we toch – maakt het uit?

Wel voor de insteek van deze blogpost. Zeker over deze tijden gaat het blog van Dimitri Verhulst op de site van Uitgeverij Pluim. ‘Werken in de tuin is allemaal goed en wel, voor de moraal nog beter dan voor de rug, maar je hebt er wel een heleboel afval mee. Een Babelse toren aan snoeisel is het geworden, hier en daar een buizerd die mij wou aanklagen voor de schending van zijn eigendomsrechten zelfs,’ schreef Verhulst vrijdag. En hij kon dat snoeiafval, een ingestort tuinhuis, kapotte voederbakken niet kwijt. ‘Alles moet kapot, en alles gaat kapot.’ Tijd voor een kampvuur.

Het is als met Pfeijffer: wie Verhulst kon waarderen in gewone tijden, kan dat nu ook. 17 maart schreef hij, en ik pers er een flauwe lach uit: ‘President Macron heeft gisteren de hele Franse bevolking maatregelen opgelegd die ontzettend hard lijken op de maatregelen die een schrijver voor zichzelf neemt wanneer hij aan een roman begint: het bijna totale isolement. Hij voegde eraan toe dat de natie dan ook in een staat van oorlog verkeert. Dat is het dus, oorlog, ik ben al meer dan twintig jaar in staat van oorlog, en het zijn vooralsnog bijzonder verrijkende jaren gebleken. Zoals Macron het voorstelt, wil ik nooit meer terug naar de vrede.’

Dat is natuurlijk het risico van al die schrijvers die opeens door hetzelfde lot met ons verbonden zijn: ze zien geen verschil. En ik evenmin.

Eigenlijk is de coronacrisis daarmee vooral achtergrondruis. Maar er zijn mensen ziek om ons heen, er moeten mensen zorgen, er sterven mensen – Pfeijffer schreef over de zwager van zijn zwager, bij ons in de omgeving is het de opa van een klasgenootje die het gezicht van de ziekte is geworden – en dan gaat het volume van de ruis omhoog, als een allesoverstemmende brom. Geluidsmist. Heel indringend is Roos van Rijswijks verhaal op haar eigen site, ‘Ik kan U niet bereiken’, dat misschien nog het meeste over verlies gaat en rouw en depressie, maar ook een zin bevat als:

‘Weet je het zeker, appte ik mijn moeder, ik kan ook naar jou toe komen, dan wandelen we met anderhalve meter ertussen een rondje door de buurt.’

Nicolien Mizee heeft in Trouw tips voor dagboekschrijvers in tijden van corona, hele mooie, waaronder: ‘Het vereist kalmte en distantie om jezelf zo te beschouwen. Vandaar mijn advies: houd anderhalve meter afstand tot wat je observeert.’ Die afstand is ingebakken in het schrijversambacht, maar in Van Rijswijks verhaal handhaaft ze de afstand en overbrugt ze hem. Als je ook in mijn mistbank rondloopt, en alles versnipperd tot je neemt, neem dan dit. Lees dit verhaal.

P.S. Er is meer, natuurlijk! Met dank aan Marie-José Klaver, die meteen een lijstje doorstuurde.

  • De podcast Het verblijf. Literatuur zolang het duurt (via Spotify), waarin poëzie en proza voorgelezen wordt.
  • Voor mijn achtjarige: Huisarrest, waarvoor tien schrijvers tien jeugdverhalen schreven, als een kleine Decamerone.
  • Er zijn leesclubs. Bas Heijne op Twitter als @NRCTwitlit, Mondo (Garth Greenwell), Trouw (Dido Michielsen). De Revisor start geen leesclub.
  • Last but not least: het Pandemic Journal van de New York Review of Books, waarin auteurs van het eminente tijdschrift verslag doen vanuit huis. Dat betekent open deuren (‘Sometimes boring is the best you can hope for.’) maar ook inkijkjes in hoe het elders is (Pakistan: ‘In the minds of many, Covid-19 is just another life-threatening hazard in a city that stumbles from one crisis to another.’), en je komt je favorieten tegen.
    Allerlei bekende namen (Tim Parks, Yiyun Li, Hari Kunzru, Richard Ford, Adam Foulds, Michael Greenberg) schreven mee, maar ook Elisa Gabbert bijvoorbeeld: ‘I’ve been having a feeling, on and off, that I can’t describe—my inability to name it is its most distinguishing feature. I can’t decide if the symptom is confusing or confusion is the symptom.’

P.P.S. Wordt De Revisor links ingehaald door al die initiatieven? Ja, en nee. We hadden anderhalve week, of maand, nodig om een gelijke mate afstand en intimiteit te bereiken. Vanaf volgende week, samen met de SLAA.

Hoe is het met je? Ondanks de lyrische oproepen tot lezen in tijden van corona kom ikzelf daar amper aan toe. Ik snack snippers via Twitter, en boeken gaan in stukjes, heel traag. En ik vraag me af: hoe is het met de schrijvers? In Amsterdam, Nederland, de wereld? En ontstaat er al literatuur die verder gaat dan de paniekreactie? Een eerste verkenning.

*

1. Literatuur in het thema corona

  • Wytske Versteeg (zelf de auteur van Quarantaine [fragment, nu herdrukt] deed in NRC Handelsblad een voorzet. Want er is epidemie- en quarantaineliteratuur: Albert Camus’ De pest, maar ook García Márquez, Saramago.
  • Bob Kappen (Athenaeum Boekhandel), Joost de Vries (De Groene Amsterdammer) en Ellen Deckwitz (zichzelf) maken weer een BoekenFM-podcast, ook vooral over De pest.
  • Rob van Essen schreef in 2010 al een quarantaineverhaal, dat nu op zijn blog te lezen is: ‘Al die dooie baasjes’.
  • Vertaler Piet Schrijvers leest Lucretius voor over de pest.
  • Fabienne Rachmadiev bij RektoVerso over afzondering en verveling bij Joris-Karl Huysman en Ottessa Moshfegh.
  • Op Athenaeum.nl ben ik ook aan het verzamelen: fragmenten, recensies. Fragmenten uit Liefde in tijden van cholera en De pest volgen nog.

2. Lezen online

  • Iduna Paalman bekent bij De Groene Amsterdammer: ‘Omdat ik geen viroloog ben kan ik weinig wezenlijks zeggen. Ik zeg het vast: ik zeg niets.’ Om vervolgens met een prachtig gedicht van Anne Sexton te komen.
  • Joost Baars is op zijn blog met dagafsluitingen begonnen, hij leest gedichten in de context van corona. Hij leest goed, en het troost.

3. Voorlezen online

  • Bij Uitgeverij Pluim op Facebook lezen onder anderen Toine Heijmans, Hannah van Binsbergen, Lieke Marsman (ook hier bij de Volkskrant over eenzaamheid) en Maarten van der Graaff voor uit eigen werk.
  • Merijn de Boer leest voor uit De geur van miljoenen, onder andere ‘Wafelbakker’, dat ook in De Revisor verscheen.
  • De Decamerone is een quarantaineklassieker. OVT wijdde een aflevering aan de pest, waarin Arthur Weststeijn sprak over Boccaccio’s boek. Mondo en ITA dragen verhalen eruit voor, net als de mensen achter Radio de Richel.

4. Nieuwe virusliteratuur

Dit is nog wel het spannendst: gaat het iets nieuws opleveren, literatuur die de menselijke conditie verheldert, geeft het urgentie aan schrijverslevens die – stiekem – niet heel veel anders waren dan hiervoor, afgesloten van de werkelijkheid? Ik weet het nog niet. Misschien komt het hier, in ieder geval zijn er twee podia waar de eerste pogingen verschijnen:

Er is meer. Nieuwe fictie, frisse observaties.

  • In 2017 al schreef Dieuwke van Turenhout een quarantaineverhaal voor ons, ‘Nova’. In drie delen op de site: 1. 2. 3.
  • Marente de Moor schreef voor de VPRO ‘Het was het jaar van de rat’: ‘Toen in een keizerrijk ver hier vandaan een man een hap nam uit een vleermuis.’
  • Bij Tirade beschrijft Gilles van der Loo de kleine werkelijkheid (‘Ik nam de kinderen weer mee naar huis, waar ze Jurassic World keken terwijl ik nu.nl maar bleef verversen.’), en Menno Hartman leest Bill Bryson over virussen (‘Vreemd genoeg maakt deze informatie je milder gestemd. Zo’n eenzaam vreemd virus in een watertoren in Bradford heeft het ook niet makkelijk.’).
  • Walter van den Berg schrijft ‘berichten uit het einde van de wereld’ op zijn blog: werken, thuiswerken, de uiterwaarden waar hij leeft. Van den Berg heeft goede overlevingskansen, qua isolatie, en sobere, bijna onderkoelde observaties.

Bonus: Teju Cole komt vast nog met een essay, maar hij komt in ieder geval met Spotify-playlists. Nu al drie!

Suggesties? Mail ze naar kopij@revisor.nl. Binnenkort meer op onze site.