Mogen we u voorstellen aan de fonkelnagelnieuwe redactie van De Revisor: v.l.n.r. Lotte Lentes, Simone Atangana Bekono, Stefanie Liebreks, Yentl van Stokkum en Joost Oomen. In december verschijnt het eerste nummer onder redactie van dit dreamteam, met het veelzeggende thema ‘Bloot zijn en beginnen’. Abonneer je vast en ontvang het meteen bij verschijnen op de deurmat.

De Bladspiegel, het goedkope instapmodel voor wie zich nog niet als abonnee wil binden aan De Revisor is uitgebreid met twee nieuwe uitgaven: Thomas Heerma van Voss’ Kerst met Gerrit Hiemstra en Daan Stoffelsens Waarom lees ik eigenlijk? De gratis PDF-uitgaven bevatten drie respectievelijk vier oudere bijdragen aan De Revisor, en werden als afscheidscadeau gegeven aan de vertrekkende redacteurs. Download ze nu – en waag meteen de stap naar een betaald nummer of een abonnement.

Vorige week namen Daan Stoffelsen en Thomas Heerma van Voss afscheid als redacteur van De Revisor. Lees Thomas’ column erover bij De Lage Landen, en lees Daans speech over 12,5 jaar Revisor, alle redacteurs en Thomas in het bijzonder, en een prachtig nieuw nummer. Over een roze vriendenboek, de speeltuinmetafoor, werkdrift, geweldige literatuur en lol.

*

Het begin

Een groot schrijver schreef, niet eens zo heel lang geleden: ‘Je zou kunnen zeggen dat een verhaal, nee, dit verhaal zo begint: een meisje gaat met haar moeder terug naar haar geboorteland en vergeet haar vriendenboek.’ Die correctie is broodnodig, want lang niet elk verhaal begint zo, en we willen die laatste mensen die nog in literaire fictie geloven niet kwijtraken. Ja, Thomas, goed dat je daarna zegt: ‘Je zou ook kunnen zeggen dat een begin zelden eenduidig te achterhalen valt.’

[Verder lezen in dat verhaal? Athenaeum.nl, en daarna Passagiers/achterblijvers.]

Tegelijk: dat vriendenboek is geen slecht idee. Roze, met pasfoto’s, favoriete bezigheden, lievelingsgerechten, grootste dromen. Toch wil ik twee keer ánders beginnen. Het is als het nieuwste nummer van een literair tijdschrift: dan ben je in 1952, een paar pagina’s verder ben je in een bijna-lockdowntoekomst of simpel weg nu. Ik wil het ook over dat nummer hebben, over mijn tijd bij De Revisor – twaalfenhalf jaar, houd ik maar stug vol -, en over de mensen van De Revisor, met name Thomas Heerma van Voss, die ook afscheid neemt vandaag.

Ik wil twee keer beginnen, en twee keer wil ik zeggen dat het verhaal zo begint: een twintiger drinkt koffie met een oudere tijdschriftredacteur en zegt ja. Die ene keer, mijn keer, was in 2009.
Voor de jongere mensen onder ons: de Spaanse Griep was de grootste pandemie in de menselijke herinnering, als we het over oorlog in Europa hadden vermeden we de naam Srebrenica, ik werkte bij Athenaeum Boekhandel, ik had nog geen kinderen, De Revisor werd uitgegeven door Querido. De oude redactie was opgestapt, Gustaaf Peek (pasfoto één) formeerde een nieuwe.

Ik zei dus ja, net als Erik Lindner (pasfoto twee) en Jan van Mersbergen (drie). Later kwam Bart Koubaa (pasfoto vijf) erbij, die bij de eerste samenkomst in De Doffer al een speciaalbiertje ophad voor we met de vergadering waren begonnen. Sindsdien drink ik tripels. Ja! Wij gingen alles anders doen, De Revisor onder nieuwe redactie, geen themanummers, alleen Nederlandse literatuur, een kwaliteitsnorm die zo stevig was dat tijdens de vergadering in de kroeg uitgeredigeerde stukken alsnog afgewezen werden.

Ruim na die eerste pasfoto’s volgde op verzoek van onze nieuwe uitgeverij, De Bezige Bij, een groepsfoto van Koos Breukel, die nog door half literair Nederland bekritiseerd werd omdat we er als cowboys bijstonden. Onze halfslachtige repliek dat we weliswaar allemaal man waren, maar ook vader (van dochters – toch feministischer dan Jan Wolkers), overtuigde niet.

Bowlen in Philadelphia / De belofte

We komen bijna bij het tweede begin. Drie van de vijf vaders zwaaiden af, Jan en ik gingen op zoek naar opvolgers. Op poëzie kwamen kort na elkaar Marieke Rijneveld, Marjolijn van Heemstra en Bernke Klein Zandvoort, haar opvolger ten slotte was Maureen Ghazal, en op proza werd Thomas Heerma van Voss onze nieuwe redacteur.

Vandaag neemt Thomas afscheid, en ik wil Marieke Lucas, Marjolijn, Bernke en Maureen geen onrecht doen, alsof we maar even in Philadephia hebben gebowld (de grap, ontleend aan Thomas’ nieuwste boek, is: dat kwam er niet van). Maar Bernke, die vorig jaar afscheid nam, was in 2010 onze belofte, ze werd bij de presentatie van het eerste nummer meteen benaderd door een redacteur van Querido, en sindsdien werd ze voor de C. Buddingh’-prijs en de Grote Poëzieprijs genomineerd. Bernke werd zeven jaar later onze poëzieredacteur. Ik heb haar, bij het door lockdownmaatregelen afgedwongen virtuele afscheid, gedag gezegd als ‘een zeer gewaardeerde collega, een kunstenaar die praktisch dacht, een dichteres die proza las, een schrijver die een podiumprogramma bedacht, een zorgvuldig en inspirerend mens’. Wat een saaie schrijftaal, voor een frisse en ernstige kracht die tot op de dag van vandaag een belofte voor de literatuur en de kunst blijft – de Bladspiegel die we haar toen aanboden, getuigt daarvan.

Verwachtingen

Maar Thomas! Toen je in het najaar van 2019 je bijdrage aan het Dirk Ayelt Kooimannummer inzond, bekroop een levensgroot ongemak me. Dat is het tweede begin dat ik wil beschrijven vandaag. Onze kennismaking was zwaarder dan ik me herinnerde. Je schreef:

‘Mijn tweede gedachte: hoe waren ze in vredesnaam op mij uitgekomen? Ik had amper ervaring als redacteur, eigenlijk ook weinig als schrijver. En: driemaal had ik in de jaren hiervoor een verhaal ingestuurd voor Revisor, de eerste keer werd het na maanden wachten afgeschoten met een zinnetje dat stak en dat ik jaren later toch zelf zou gebruiken bij afwijzingen. “We vinden het niet goed genoeg.” De tweede keer begon er een redactieproces waarbij ik mailde met zowel Daan als Jan, ze redigeerden zorgvuldig, ik herschreef en herschreef en bewonderde hoe toegewijd ze over literatuur dachten, dat kende ik helemaal niet.’

Eh… Wat waren onze verwachtingen, eind 2015?

Ik kan alles uitleggen

Ik kan alles uitleggen. Of nee, eigenlijk niet. Er was niets consequents aan onze keuze voor Thomas – behalve dat ik weinig mensen kende die zich zo goed laten redigeren, en die in zo korte tijd zo weinig redactie nog nodig hadden. Wie zo’n vakman is in het ontvangen van kritiek, kan het ook goed uitdelen.

De daarop volgende zinnen, en de verslagen van redactievergaderingen op de uitgeverij, vervullen me met gêne en trots: ik was een ongemakkelijke figurant in dit verhaal, maar wát een verhaal. Het slot is prachtig:

‘Plots bleken dingen mogelijk die hiervoor onmogelijk werden geacht, iedereen glimlachte, ik keek om me heen en zag de uitgeverijmedewerkers die er duidelijk zo veel zin in hadden, de drie mederedacteuren die ik al jaren vaker en eigenlijk ook liever sprak dan sommige familieleden, en ik dacht: ja, dit wil ik voorlopig blijven doen.’

Dat kan ik ook wel uitleggen, en misschien is het de laatste keer dat ik deze metafoor mag gebruiken, maar het literaire tijdschrift is een speeltuin, waar je dingen kunt proberen en zacht valt, of je nu in de twintig of in de veertig bent. Een plek ook waar belangrijke onzichtbare dingen, van pijn en verdriet tot begeerte tot absurdisme, zichtbaar worden gemaakt. Het is hier veilig, er kan hier veel. Dat komt ook door deze serieuze mensen met wie het goed lachen was, hun precisie, hun werkdrift, hun enthousiasme, hun humor.

De werkdrift, ik noem nu even in het bijzonder die van Jan van Mersbergen, die in het eerste coronajaar na een decennium vertrokken was, met de stilste trom – niemand was zo consequent en op tijd als Jan geweest, niemand had zo grootscheeps geredigeerd. Van hem had ik geleerd dat de voltooid verleden tijd bijna altijd overbodig was. En dat als jij een ander perspectief gebruikt, je het verhaal een andere kant op kan stuwen. Jij bent de enige schrijver, naast Gustaaf Peek, met wie ik een middag vakantie heb gevierd. Ik ken niemand die zo productief is, en ik twijfel of ik je echt ken – maar je werk brengt me dichterbij je.

Het enthousiasme en de humor, die waren er de afgelopen jaren volop, maar die bewaar ik nog even. Eerst nog over Thomas. Ken ik hém dan wel? Ik weet het niet, maar ernst is de eerste indruk die je krijgt van de persoon van deze oeuvrebouwer (we zijn een essay- en twee verhalenbundels en een roman verder, en natuurlijk Verdwenen boeken, de opvolger van Onzichtbare boeken). Bekijk zijn auteursportretten maar. Onverstoorbaar, ietwat nors. Maar bekijk ook die redactiefoto uit 2017, van Merlijn Doomernik: daar zie je de lol ondanks al het gedoe. Ik ken en koester vooral die gulle lach, zijn grote inzet, zijn precisie. Thomas Heerma van Voss is een vriend in literaire zaken, een allround redacteur. Iemand op wie je kunt bouwen, die je kunt vertrouwen, die betrokken is.

Nieuw leven

Iemand die ik ga missen.

Het is moeilijk te vertrekken, maar het helpt al dat ik niet alleen vertrek, maar met hem. Het is twaalfeneenhalf jaar later. Toen was mijn vriendin er al – een essentiële pagina, ze komt voor in alle favoriete bezigheden en grootste dromen –, maar inmiddels hebben we kinderen, ze zwemmen af, oefenen voor fietsexamens en hebben vanavond koorrepetitie, ik werk nog steeds bij Athenaeum, parttime zoals ik alles half doe (of eenvijfde: ik hoef geen hele jackpot. En wil je nog een titel? Ik verzin de helft), maar er ligt al jaren een plan voor een boek.

En we hebben veel bereikt. We hebben bijna 33 nummers en ontzettend veel van onze lievelingsauteurs kunnen publiceren, zelfs Manon Uphoff gaat nog net lukken, over een paar maanden is het Uphoffnummer er, en we brachten vertalingen van een paar van mijn buitenlandse lievelings. Valeria Luiselli, Teju Cole, Sarah Hall. Ze drukken op de begroting – het is traditie dat vertrekkende redacties een tekort nalaten -, maar geven me vlinders in de buik.

We presenteren vandaag sowieso een geweldig nummer, met dus dat lange verhaal van Sarah Hall, vertaald door Karina van Santen en Martine Vosmaer, over ouderdom, seks, landschap, en poëtisch proza over een sterfgeval van Bibi Dumon Tak, een schrijfster die de interesses van mij en mijn kinderen overbrugt, met een tekening van Annemarie van Haeringen. Werk van vertrouwde namen – Naomi Rebekka Boekwijt, Gilles van der Loo, Martijn Simons, verdomd Basje Boer schreef ook al in 2009 in De Revisor, Maureen Ghazal – en voor het tijdschrift nieuwe namen – Robin Goudsmit, Hannah Chris Lomans en Karoline Brændjord in de vertaling van Liesbeth Huijer. Het omslagbeeld van Alexandra Colmenarios Cossio, Kay koos ditmaal voor een fris blauw als steunkleur.
Dat hebben we bereikt, en dit: we zijn minder wit geworden, minder mannelijk, jonger. Want zeg nu zelf, Tommy en Cees kunnen absoluut mooie zinnen schrijven, maar ze zijn niet de enige.

En we zijn weer thuis bij Singel, we bladeren terug naar de eerste pagina’s van dat roze vriendenboek, dat moment dat Thomas hierboven beschrijft. Josje! Paulien! Vincent! Esther! En in de nieuwe pagina’s Thomas, Thomas, Luuk – en hopelijk nog veel meer mensen.

Want het gaat me in deze laatste alinea niet meer om afscheid en weerzien, maar om nieuw leven. De nieuwste pagina’s zijn voor een bijzonder stel, waar Thomas en ik al van hebben kunnen genieten. Thomas heeft geen taken meer, maar hij hangt nog steeds stilletjes rond in de redactie-whatsappgroep, en ik begrijp dat wel, daar wordt een speels en geestig gesprek over literatuur gevoerd dat een Privé-domeindeel waard is, of in ieder geval archivering bij de Koninklijke Bibliotheek. Ik heb me veel zorgen gemaakt om De Revisor, maar de laatste tijd lach ik veel hardop.
Nee, de redactie van De Revisor vanaf vandaag bestaat niet meer uit vaders van dochters, zelfs niet uit moeders, ze overtuigen, ze zijn jong en onbesuisd, mensen die geloven in literaire fictie: Lotte Lentes, Stefanie Liebreks en Yentl van Stokkum. Ze krijgen per september versterking van nóg twee geweldige schrijver, dus ook dit is een begin, en al valt het zelden eenduidig te achterhalen, we zijn erbij, en we gaan ervan genieten.

We hebben een vacature. Iets voor jou?

*

Wat we doen:

Onze vijfkoppige redactie is gezamenlijk verantwoordelijk voor de invulling van het tijdschrift, van het benaderen van schrijvers en het redigeren van kopij tot aan het kiezen van titel en omslag. Samen denken we na over wat er speelt in de literatuur en de maatschappij en welke nieuwe vormen daarbij passen. We zoeken nieuwe teksten die ons – en hopelijk vele lezers met ons – verrassen. We zijn het niet altijd eens, maar dat leidt alleen maar tot rijke en diverse nummers.

Naast het papieren tijdschrift dat vier keer per jaar verschijnt, zijn we ook verantwoordelijk voor de bijdragen op de website. Ook is er ruimte voor initiatieven om het tijdschrift heen, zoals het organiseren van presentaties, podiumprogramma’s, of podcasts.

We vergaderen maandelijks, bij de uitgeverij of online, en verdelen de taken onderling. Denk aan het maken van plannen en begrotingen, het lezen van ingezonden kopij en het beheren van sociale media en de website.

Wat we zoeken:

  • Iemand die balans brengt in de redactie (qua gender, culturele achtergrond, leeftijd);
  • Iemand die met een frisse blik en nieuwe input ons blad versterkt;
  • Iemand die het netwerk van het tijdschrift vergroot;
  • Iemand met een neus en een netwerk voor talent;
  • Iemand die kan redigeren;
  • Iemand met wie we het gesprek kunnen blijven voeren over wat goede literatuur is.

Wat we bieden:

  • Een omgeving waar je je creativiteit kunt botvieren;
  • Een manier om je netwerk te verrijken;
  • Een platform om je eigen pen te scherpen;
  • Een hecht team van redacteuren met wie je samenwerkt;
  • Een redactievergoeding van €250 per nummer.

Klinkt dit als iets voor jou? Mail je motivatie (max. 500 woorden) en relevante info naar stefanie@derevisor.nl vóór 21 maart o.v.v. ‘redacteur gezocht’ en wie weet nodigen we je uit voor een kennismakingsgesprek.

Er zijn plekken op de wereld waar het weer nooit een gespreksonderwerp is. Het weer is er een gegeven – elke dag keert het in min of meer dezelfde vorm terug. Hier ligt dat anders. Hier berichten we elkaar dat we het gat tussen twee buien afwachten, kleden we de kale transactie bij een kassa, knipbeurt of taxirit een beetje aan met het benoemen van de gevoelstemperatuur buiten, zien we in een oogopslag op foto’s of het zomer was. Hier is de zomer een begrip, zoals een feestdag dat is of een herdenking. De voorbereiding begint al in januari. ‘Wat doen we met de zomer?’ zeggen we alsof we het over een geliefd familielid hebben dat we met respect en enig ontzag behandelen, die ene keer per jaar dat haar bezoek in onze agenda staat. Een familielid dat we graag uit haar jas helpen, voor wie we gelijk een extra bord dekken, ons eigen bed afstaan.

Elk jaar opnieuw zie ik de ontmoeting met dit jaargetijde als een moment waarin we een ander deel van onszelf beter leren kennen. Een deel dat guller is en guller leeft. Mijn hoofd wil dat graag verklaren en broedt al een poosje op de hypothese dat het gebrek aan zon móét hebben bijgedragen aan het succesverhaal van het calvinisme. Mijn argumenten: het donker en de kou maken dat we geplande, overzichtelijke levens leiden, zoals ook de bomen in de winter teruggebracht worden tot hun kale uitlijning. We verplaatsen ons tussen huis, kantoor en andere gebouwen, leven relatief blokkerige levens, waarin we met de hoogste graad van efficiëntie het meeste uit onze korte dagen proberen te halen. Of, lyrischer benaderd: als het zo’n groot deel van de dag donker is, bewolkt, koud of verregend, wordt iets in ons klein gehouden. Het leeft wel, maar het is op waakvlam gezet.

Niet gek dat zodra de eerste zonnestralen langer aanblijven, we met een sluimerende fear of missing out zenuwachtig naar buiten staren. De zomer breekt met onze ritmes, praktisch en vanbinnen. De bomen, de bloemen, de zon, de vogels, de verlengde dagen – ze doen het ons voor. We blijven nog even hangen, drinken van de lange avonden, raken het verschil ertussen kwijt, komen laat thuis, zijn mild naar wat moet, staan open voor wat mag. Zelfs als het feitelijk een verregende zomer is, we niet op vakantie gaan of door allerlei verplichtingen worden binnen gehouden, dan bestaat er ergens in ons nog altijd de kindbeleving waar we op terugvallen. Zes lange weken waarin zomer en vakantie synoniemen werden en die zo als een zuil in onze (mentale) jaaragenda terecht zijn gekomen. De Zomer Zuil. Een begin en een einde in het midden van het jaar.

‘wat ik wil zeggen is dat ik naar onze zomer verlang
en naar hoe dagen en mogelijkheden zich uitstrekken
al weet ik dat een mogelijkheid niet gelijkstaat aan belofte’

schrijft Yentl van Stokkum in ‘In dit gedicht zal ik proberen zachter te zijn’. Hoewel we onze andere nummers niet met de seizoenen aanduiden, ligt dat in de zomer anders. Zou het toeval zijn dat we dit seizoen nu al een paar jaargangen aangrijpen om een ‘vrij’ nummer te maken?

Collega-redacteur Daan Stoffelsen noemt onze vrije nummers terecht ‘de speeltuin’, omdat we er alle mooie teksten kunnen plaatsen die we gedurende het jaar tegenkomen, zonder dat ze zich hoeven te schikken naar een thema. En zoals dat gaat, blijken er in die vrijheid dingen ongedwongen samen te komen. Dit nummer staat vol van ogenschijnlijk kleine verhalen, die dicht op de huid werden geschreven. We zijn bij twee vrienden die elkaar in een weiland bij een snelweg ontmoeten, staan een paar minuten in een juwelierszaak, gamen een potje na het eten, bezoeken een voormalig dakloze, zwemmen bij een boshuisje. Maar onder het oppervlak van de normaliteit broeien grote thema’s. Vaak kan de grootsheid door de personages niet onder woorden worden gebracht – het slechte nieuws dat maar niet gedeeld kan worden in de verhalen van Nicole Kaandorp en Renée van Marissing, de vrijwilliger in het verhaal van Thomas Heerma van Voss die niet het beste voor heeft met zijn cliënt – om op andere momenten in schel tl-licht te worden gezet. Op genadeloze toon ontleedt Sonja Schulte in haar essay de schaamte die ze voelt over haar zes jaar in de bijstand, en in het verhaal van Jente Posthuma lezen we hoe de misselijkmakende realiteit doordringt in de overzichtelijke wereld van een game.

‘In een volgende ronde lopen we door een vuilverbrandingsbedrijf en ik sla net met mijn voorhoofd een ruitje in als er van achteren weer tegen me wordt aangereden. Het is de roze man. Een gele gespierde man staat toe te kijken. De roze sleurt me mee naar een open ruimte, gooit me op de grond en verkracht me. […] In paniek druk ik op alle knoppen van de controller, maar het lukt me niet om los te komen.’

Maar er zijn ook uitzonderingen. Overvloedige verhalen, stilistisch of inhoudelijk, zoals het verhaal van Joost Oomen bijvoorbeeld, waarin eenden dobberen op een meertje aan de achterkant van de maan, en er één heel platonesk besluit de wereld te verkennen die buiten het meer begint. Er is de poëzie van Maxime Garcia Diaz, Arnoud van Adrichem en Babeth Fonchie Fotchind waarin de wereld in al haar veelheid over elkaar heen buitelt. En er is ‘Radia’, het verhaal van Teju Cole over een stad waarin alleen vluchtelingen wonen, en waar heden, verleden en toekomst door elkaar lijken te lopen. Het ademt vervreemding, om af en toe akelig dichtbij te komen.

‘Radia was een stad van de herinnering aan aanraking, een stad waarvan inwoners soms beweerden dat het verleden hen niet bezighield. Dan zeiden ze dat ze geen last hadden van het gebrek aan lichamelijk contact tussen henzelf en anderen, maar vervolgens hoefden ze maar een gordijn te zien rusten op een vensterbank, of ze barstten in tranen uit.’

Voor mij betekent dit zomernummer ook een einde en een begin in het midden van het jaar. Na vier jaar redacteurschap heb ik besloten meer tijd vrij te maken voor mijn eigen werk. Ik zal De Revisor altijd blijven volgen en voel grote dankbaarheid voor alles wat ik heb geleerd en naar mijn collega’s in het bijzonder, die met onnoemelijk veel aandacht, ambitie en precisie dit tijdschrift maken. Ik werk komend nummer mee als auteur, zoals mijn relatie met De Revisor ooit begonnen is. Het wordt een nummer over Landschap en literatuur, waarop het laatste essay van dit nummer, geschreven door Miriam Rasch, al vooruitloopt.

‘Lange tijd heb ik geleefd met Het Landschap. Een droombeeld, op twee manieren: het is er vooral ’s nachts, en het is waar alles goed komt.’

Hopelijk komen we elkaar daar tegen. Maar nu eerst: zomer.

Bernke Klein Zandvoort debuteerde in 2010 in De Revisor, werd in 2017 redacteur, en vertrekt deze zomer. We gaan Bernkes enthousiasme, creativiteit, zorgvuldigheid en betrokkenheid enorm missen — maar we kijken ernaar uit nieuw werk van haar te lezen, te beginnen in het najaarsnummer (abonnees krijgen dat nummer automatisch).

Het was een bijzondere ervaring tijdens de presentatie van ‘onze’ eerste Revisor in 2010: direct na het optreden van onze poëziedebutante Bernke Klein Zandvoort snelde de redacteur van Uitgeverij Querido op haar af. Bij die uitgeverij verscheen haar debuut Uitzicht is een afstand die zich omkeert (Debuutprijs Het Liegend Konijn, nominaties C. Buddingh’-prijs en Jo Peters Poëzieprijs), en dit jaar Veldwerk (nominatie Grote Poëzieprijs). In 2017 werd ze onze poëzieredacteur, en nu zwaait ze af. Ze schrijft daarover in het Redactioneel van ons zomernummer (verschijnt 27 juli, reserveren kan al):

‘Na vier jaar redacteurschap heb ik besloten meer tijd vrij te maken voor mijn eigen werk. Ik zal De Revisor altijd blijven volgen en voel grote dankbaarheid voor alles wat ik heb geleerd en naar mijn collega’s in het bijzonder, die met onnoemelijk veel aandacht, ambitie en precisie dit tijdschrift maken.’

Bernkes werk bij De Revisor is voor een deel terug te lezen op onze site.

Haar tijdelijke vervanger is Lotte Lentes. Zij schrijft proza en theater. In 2017 verscheen haar bundel Een tweede keer kijken. Ooit zat ze in de redactie van het legendarische tijdschrift Das Mag, momenteel werkt ze aan haar debuutroman die zal verschijnen bij Uitgeverij Cossee.

 

Een nieuwe gezamenlijke oproep! Voor ons najaarsnummer zijn we samen met De Nieuwe Garde op zoek naar essays rondom het thema literatuur en landschap. Stuur je essay in bij De Nieuwe Garde en maak kans op publicatie.

Literatuur is niet zelden gebonden aan een locatie: een verhaal heeft een plek nodig, net zoals een schrijver geboortegrond meedraagt. Taal is ingebed in een omgeving: een kamer, een gebouw, een landschap – en daar is het uitgangspunt van De Revisor 30: Literatuur en landschap. Wat doen de bergen voor het drama, de polder voor de scène, hoe beïnvloedt het uitzicht de taal? Hoe verandert de literatuur het landschap, kan het de kunst verruimen of juist inkaderen? In proza, poëzie en essay onderzoekt en illustreert De Revisor deze verhoudingen.

De Nieuwe Garde is er om aanstormende schrijvers te helpen hun beste essays te schrijven. Om ze naar publicatie te begeleiden binnen ons groeiende netwerk van partners. Om de Nederlandstalige essayistiek te blijven vernieuwen. Om de kruisbestuiving tussen het Nederlandse en het Vlaamse literaire veld te bevorderen.

Inzenden

Stuur je essay van maximaal 2.000 woorden uiterlijk 15 juli in via ons inzendformulier (kies bij beoogd tijdschrift/platform voor De Revisor) en maak kans op een mentoraat bij De Nieuwe Garde en publicatie!

Deze oproep wordt mede mogelijk gemaakt door het Lucas-Ooms Fonds.

Lockdown-lezen, winter-lezen. Met onze speciale winteraanbieding doe je een abonnement cadeau en krijg je het tweede voor de helft van de prijs.
Of: trakteer je jezelf op een abonnement en geef je het tweede voordelig cadeau!

Klik hier om te bestellen.

Nieuws! De Revisor neemt afscheid en verwelkomt. Jan van Mersbergen vertrekt na tien jaar trouwe dienst uit de redactie, Maureen Ghazal volgt hem op.

*

Maureen Ghazal (1995)  schrijft poëzie en proza en maakt daarnaast performances en beeldend werk. In 2018 studeerde ze met haar dichtbundel Altijd verschoven ruimtes af aan de Willem de Kooning Academie. Ze volgde een uitwisseling ‘Woordkunst’ aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen en een minor ‘Literatuur’ aan de Vrije Universiteit Amsterdam. In 2018 won ze de El-Hizjra literatuurprijs in de categorie Poëzie. Ze publiceerde onder andere in De Revisor, De Gids, Deux Ex Machina, De Sampler en Tilt INC. Momenteel neemt ze deel aan het Slow Writing Lab van het Nederlands Letterenfonds waar ze onderzoek doet naar haar geboortegrond in de polder en de invloed van taal op landschap.

Je las op derevisor.nl al haar gedicht ‘Fobie’, maar ze droeg ook al bij aan #24, ‘Huid’. We zijn erg blij met haar komst.

Een groot deel van Jans online bijdragen is te lezen op derevisor.nl, en sowieso zijn laatste verhaal als redacteur, ‘Groen’.

Een oranjegevoel, en wel meer dan dat, want Marieke Lucas Rijneveld is oud-redacteur van dit tijdschrift, overweldigt de redactie bij de bekendmaking van de winnaars van de prestigieuze International Booker Prize 2020: Rijneveld en haar vertaalster Michele Hutchison voor The Discomfort of Evening / De avond is ongemak. Trots. Heel grote blijdschap. Iets met zeven uiers. Gefeliciteerd!

*

Marieke Lucas Rijneveld publiceerde voor, tijdens en na zijn redacteurschap in De Revisor en op onze site: